Voor Liselotte Carnel
ER IS HET VERLEDEN en er is de geschiedenis. Dat zijn totaal verschillende zaken. Het verleden is alles wat voorbij is. Het is één grote chaos van feiten, data, gebeurtenissen, personen, ontmoetingen, gedachten, bewegingen, moorden, geboortes, oorlogen, migraties, … Dat we kunnen en willen terugkijken, maakt deze chaos problematisch. We willen immers verbanden leggen, rechtvaardiging zoeken, schuldigen vinden, emancipaties duiden, … De chaos vloeit dus niet voort uit het aantal feiten, maar wel omdat we bij het terugkijken geen structuur zien. Daarom is er geschiedenis. Ze probeert in deze chaos een rode draad, een verklaring, een legitimatie, … te vinden. Geschiedenis is altijd een vertelling. Het biedt een perspectief op het verleden. Uiteraard gebeurt dit vanuit de context van de verteller. De vraagstelling wordt meestal ‘vanuit het heden’ bepaald. In die zin is geschiedenis, het vertelde verleden, altijd heden. Het is een subjectief relaas. Vandaar de intrigerende vraag: is het verleden waar?
Geschiedenis kan, uiteraard, leuk zijn. In hun meesterwerk Le Tour de France médiéval (L'histoire buissonnière) schreven historici Georges en Régine Pernoud: “Quel père, quelle mère en faisant admirer un chateau fort à leur enfants, n'auront pas regretté de ne pouvoir mieux leur conter la vie de ceux qui y vécurent?” (nvpv: “Welke vader, welke moeder die hun kinderen een versterkte burcht laat bewonderen, vindt het niet jammer dat ze niet meer kunnen vertellen over de levens van de mensen die daar woonden?”)*
Geschiedenis kan ook nuttig zijn. Cicero schreef al in De Oratore over ‘Historia est Magistra Vitae’: geschiedenis als lerares van het leven. Kennis van het verleden is ‘bruikbaar’ voor het heden: het doet je het heden makkelijker en beter begrijpen door te leren over de gewoontes en tradities; je ontmoet andere, oudere meningen over kwesties en vraagstukken die vandaag ‘hot’ zijn; … Het inzicht dat geschiedenis kan brengen wordt door archeoloog en journalist Tom Buijtendorp samengevat “in tien steekwoorden die voor het gemak allemaal beginnen met de i van inzicht”: interesse, inrichting (nvpv: bijvoorbeeld onze steden), introspectie, instabiliteit, inspiratie, identiteit, integratie, inleving, invloed en informatiekritiek.
Achterom kijken om vooruit te gaan
Kennis van het verleden is meer dan kennis van de feiten. Hoe interpreteren we dat verleden? Wat leren we uit dat verleden? Wat doen we met die lessen? Rond deze vragen verzamelt Nexus 84 een 12-tal boeiende bijdragen onder de titel ‘Een spiegel voor onze tijd’. Het tijdschrift brengt verhalen uit het verleden (Rwanda, Auschwitz, Breendonk, China,…), en probeert te onderzoeken hoe we lessen kunnen trekken uit de geschiedenis. Nexus stelt zich de vraag “waarom we, alsof het de normaalste zaak ter wereld is, onze al te kwetsbare wereld in tal van opzichten telkens weer zo verzieken?” [Rob Riemen, pag. 8] (nvpv. De cijfers tussen rechte haakjes verwijzen telkens naar de pagina in het Nexus-tijdschrift 84).
Wie zich het verleden niet herinnert, is gedoemd het opnieuw te beleven.
De auteur George Santayana wordt in deze context dikwijls aangehaald omwille van zijn radicale uitspraak uit 1905: “Wie zich het verleden niet herinnert, is gedoemd het opnieuw te beleven”. Deze uitspraak kan je zien als het leitmotiv voor zij die getuigenissen, herinneringen en herdenkingen hoog in het vaandel dragen. Rob Riemen, hoofdredacteur van Nexus, vat het als volgt samen: “Primo Levi en al die andere verhalenvertellers en verhalendoorgevers beschouwen het als een welhaast heilige taak, een soort van ultieme morele verantwoordelijkheid om te getuigen, om ons te overtuigen.” [54] In het tijdschrift getuigen verschillende auteurs hiervan.De publicist Leon Wieseltier bijvoorbeeld zegt in Nexus: “Dat op de een of andere manier de kennis van wat er gebeurd is een belangrijke factor zal worden in het voorkomen van genocide, gruweldaden, etnische zuivering, systematische verkrachtingen, enzovoort. […]” [81] Tegelijkertijd is hij ook realistisch en twijfelt hij aan zijn eigen hoop: “Hoe kan het dat er helemaal niets gedaan wordt, zelfs als wij verhalen vertellen en de waarheid kennen?” [82]
Vergeten is niet altijd slecht
Een andere teneur horen we bij David Rieff, auteur van het intrigerende boek In Praise of Forgetting: Historical Memory and Its Ironies. “Er zijn twee soorten geheugen: je eigen, letterlijke geheugen, wat een neurologisch gegeven is. Of dat betrouwbaar is, is de vraag. Vraag maar aan een politieagent, en je zult horen dat de verklaring van een getuige na een week of zes hiaten begint te vertonen. Dat is nu ons geheugen, in al zijn feilbaarheid […]
Maar er is ook het collectieve geheugen, dat geen neurologische basis heeft maar puur in een culturele context bestaat. […] Er bestaan in dit opzicht heel weinig zekerheden omdat […] er op dit niveau geen feiten zijn, alleen interpretaties.” [86]
Er bestaan op dit niveau geen feiten, alleen interpretaties.
Daarom vindt Rieff dat herinneren niet per se moreel goed is en vergeten slecht. Hij houdt een pleidooi om het vergeten terug op de kaart te zetten. “Als je het in deze context over vergeten hebt, heb je het eigenlijk over openbaar zwijgen. Soms is het goed, soms niet. Ik wil niet het tegenovergestelde beweren, wat zou betekenen dat het altijd beter is te vergeten. Maar ik vind wel dat die beroemde uitspraak van Santayana een van de stomste dingen is die een verstandig mens ooit heeft gezegd.” [87]
Hij roept op om het gedenken van de geschiedenis niet als een soort onontbeerlijke morele voedingsstof te zien “terwijl de context waarin dit gebeurt geen rol lijkt te spelen en tot op zekere hoogte als irrelevant wordt beschouwd.” [116]. Hij geeft enkele voorbeelden:
- “Als er ooit vrede zou komen tussen Israël en de Palestijnen, dan moeten zij zich erbij neerleggen dat zij het oneens zijn over het verleden. Hun wederzijdse narratieven zijn onverenigbaar. Daarom zullen zij –om vrede te kunnen sluiten– moeten zeggen: “Wij zijn het oneens over alles wat er in het verleden gebeurd is, maar laten wij dat alles vergeten.” [87-88]
- Dat Ieren en Noord-Ieren in 1998 het Goede Vrijdagakkoord hebben getekend, komt mede omdat ze kozen voor het heden en de toekomst, en het verleden lieten voor wat het is. Het was deze gedachte die de Ierse professor en schrijfster Edna Longley, naar aanleiding van een herdenking in 1998 van de Ierse opstand van 1798, spits verwoordde: De Ieren “moeten een monument voor het Vergeten oprichten (nvpv: zij noemt het Amnesia) en vergeten waar we het hebben neergezet.” [119]
- Hij haalt ook een voorbeeld aan uit een ver verleden dat ik zelf enorm boeiend vind: het Edict van Nantes uit 1598. Om een einde te stellen aan de voortdurende oorlogen en moorden tussen protestanten en katholieken (Bartolomeusnacht, 1572, en de Hugenotenoorlogen, 1562-1598) vaardigde de pragmatische Hendrik IV, de koning van Frankrijk en Navarra, een edict uit dat startte met de vraag om het verleden te vergeten: “Laten we al onze onderdanen verbieden elkaar aan te vallen, te beledigen en uit te dagen door elkaar de schuld te geven van wat er is gebeurd. Mogen zij zichzelf in bedwang houden en vreedzaam leven als broeders, vrienden en medeburgers.”
Nog eens David Rieff: “Hendrik IV was niet dom. […] Wat hij bedoelde was: wij kunnen niet meer over het verleden praten, want dan bedenken we weer waarom wij elkaar wilden uitmoorden.” [88]
Er wordt door Leon Wieseltier nog een tweede argument aangehaald om het ‘vergeten’ de plaats te geven die het verdient: “Je kunt vergeten ook als iets positiefs zien –iets wat wij niet meer doen. Wij vergeten bijvoorbeeld dingen om ruimte te scheppen en toekomstige generaties lucht te geven om hun eigen ontdekkingen te doen, zelfs als dat herontdekkingen zijn.” [93] We dienen dus te vergeten om nieuwe dingen mogelijk te maken, om kinderen te ‘bevrijden’ van ‘het verleden’ van hun ouders. Dat geldt niet alleen tegenover onze kinderen, maar ook tegenover onszelf: het is soms goed om te vergeten om terug te kunnen beginnen.
Wat moet ik hiermee?
1. Niet vergeven, wel vergeten
Het ‘vergeten’ van David Rieff en Leon Wieseltier doet me denken aan de film Nostalgia van Andrej Tarkovski. In deze film maakt de Russische dichter Gortsjakov een reis door Italië en is vervuld van een intens verlangen naar Rusland en zijn vrouw. Daardoor voelt hij zich voortdurend ontheemd. De film is doordrenkt van de worsteling tussen ‘daar’ en ‘hier’, ‘toen’ en ‘nu’, ‘herinnering’ en ‘heden’. Tarkovski zelf hierover: ‘Ik wilde het hebben over dat wat nostalgia wordt genoemd, maar ik bedoel het woord in de Russische betekenis, dat wil zeggen, een fatale ziekte, een ziekte die de kracht uit de ziel trekt, het vermogen om te werken en het plezier van het leven vernietigt.’ Een tweede gedachte hierbij: het ‘vergeten’ waarvoor David Rieff pleit, zegt eigenlijk ook: je hoeft niet altijd te vergeven. Dat vraagt dikwijls een morele inspanning die veel te groot is voor de gekwetste mens. Vergeten is soms al goed genoeg.
2. ‘Net zoals’
Als ik al iets leer van het verleden, dan is dat dikwijls een bevestiging van hetgeen ik al denk. Ik zoek ernaar, onbewust én bewust. We vinden in de geschiedenis wat we willen vinden. Met een duur woord heet dat: confirmation bias. Volgens mij kan dat omdat ‘leren van het verleden’ zoiets is als ‘leren uit het gedrag van dieren’. Er is altijd wel ergens iets dat gelijkt op wat we doen of zouden moeten doen. Anything goes.
De geschiedenis, het vertelde verleden, is dikwijls een ‘net zoals’:
• De financiële crisis van 2007-2011 is net zoals de grote depressie van de jaren 1929-1939.
• De coronapandemie is net zoals de Spaanse griep.
• Trump is net zoals Mussolini, die net zoals Hitler was, die net zoals Napoleon was,… .
De geschiedenis, het vertelde verleden, is dikwijls een ‘net zoals’
Prof. Ido de Haan in De Groene Amsterdammer: “‘Net zoals’ is nooit ’precies hetzelfde’, maar slechts gelijk vanuit een bepaald gezichtspunt.” […] Dergelijke analogieën zijn weinig overtuigend zeker “als ze niet gepaard gaan met ondersteunende argumenten.” Het blijven vertellingen. Het gevolg is altijd ”een simplistische kijk op het verleden die geen recht doet aan de complexe werkelijkheid.” Want het verleden is een vreemd land. Of eerder: vele vreemde landen. De mensen zijn anders; de man is anders; de vrouw is anders; het kind is anders; het landschap is anders; de taal is anders; relaties zijn anders; het handelen is anders; de economie is anders; de religie is anders; … Zelfs binnen één leven grijpen geleidelijke én drastische wijzigingen plaats die het verleden, de jeugd, vreemd maken. Bij mij is dit alleszins is zo.
Dit maakt spreken met het verleden –om geschiedenis te maken– niet evident. Als je het correct wilt doen, stap je immers in andere, vreemde perspectieven. “[Het is] als bij een verre reis waarvan je indrukken meeneemt. Die kunnen je bij je terugkomst extra alert maken op je eigen omgeving, denken en functioneren.” (Tom Buijtendorp). Professor historiografie en geschiedenisfilosofie Herman Paul, auteur van het boeiende boek Als het verleden trekt (2014): “Wie met het verleden in gesprek gaat, waagt zich buiten de comfortzone van het eigen gelijk.” Geschiedenis bevat geen absolute waarheid. Daarom is het loslaten van het verleden een goede houding om vooruit te komen. Het moment om los te laten is wanneer je terugkomst van een reis in het verleden en “het denkproces over het heden op gang komt” (Tom Buijtendorp). We kunnen misschien geen overeenstemming bereiken over ons verleden, maar misschien wel over de toekomst (David Rieff).
3. De verteller bepaalt het perspectief
Bij narratieven, verhalen over het verleden, is het belangrijk te weten wie het verhaal bezit en met welk doel. “Steden en staten, dynastieën en imperia – zij allen hebben de grondslag van hun bestaan en rechtvaardiging van hun gezag ontleend aan de geschiedenis. In die zin was geschiedschrijving altijd al een legitimatiewetenschap, ingezet ter meerdere eer en glorie van instituties en hun leiders.” zegt Ido de Haan in het reeds geciteerde artikel in De Groene Amsterdammer. De narratieven van de machtshebbers dienen meestal één zaak: hun zaak. Ze dwingen alles binnen hun perspectief. Ze plaatsen jou in een geschiedenis; ze offeren jouw individualiteit aan de geschiedenis. Ze schuiven als het ware een scherm tussen jou en je diepste individualiteit. Ze framen je in een nationaliteit, een ras, een klasse, een sexe, een gender, een godsdienst, enzovoort. Dit allemaal ten behoeve van hun eigen politieke, economische, culturele,… belangen. Daarom stelt Géraldine Schwarz: “Het is belangrijk om manipulatiestrategieën te leren herkennen.” [96] Daarom zie ik heersers als in wezen conservatief. Of ze nu van links of van rechts zijn, van boven of van onder, ze willen dat hun gelijk wint en standhoudt. Ze framen alles en iedereen binnen hun eigen gelijk tegenover zij die buiten dat gelijk staan. Geschiedenis wordt dan te pas en te onpas gebruikt als legitimatie voor dit wij/zij-denken. Dat is altijd –indirect en eventueel zelfs ongewild– een voorbereiding op ’oorlog’.
In zijn voordracht ‘Volkerenbevrijding door mensen-bevrijding’ spreekt Wilbert Lambrechts in dezelfde richting: “Staten overschatten hun rol. Het is juist de loskoppeling van de staat van de burgers waardoor het echte oorlogsrisico ontstaat. Staten die deze opdracht verbinden met intern verdelende nationaliteitsvraagstukken, met identiteitskwesties, maar ook met hun corrumperende economische belangen, zullen hun omvattende hoofdopdracht noodzakelijkerwijze verwaarlozen. Dit verwaarlozen neemt de vorm aan van het onttrekken van het beslissingsrecht of zelfbeschikkingsrecht van de burgers over hun eigen veiligheid door de machtselite […] die de macht naar zich toetrekt (wat altijd potentieel geweld betekent), vaak in functie van economische belangen.”
Ik wandel rond met vele clichés.
Daarom laat ik de overheid, de staat, de machthebber, … nooit voor mij geschiedenis schrijven. Dat is altijd eendimensionaal en te gevaarlijk. Tom Buijtendorp formuleert dit scherp als een opdracht: “In de praktijk zal het een uitdaging zijn om met historische scherpte, en nog meer met historische alertheid, weg te blijven van ongewenste politieke sturing.” […] “Vanuit historische alertheid signaleren mag; gebruiken als bewijs niet”.
Ook als ikzelf een vertelling maak, probeer ik op zijn minst waakzaam te zijn voor mijn eigen vooroordelen. Ik geef toe: dit alles vraagt van mij een (te) zware inspanning, en al zeker in een samenleving waar de overheid nagenoeg het hele geestesleven onder controle heeft. Je kan daardoor wat je hoort, leest,… niet altijd in een ander perspectief plaatsen. Het blijft een grote uitdaging om door het bos de bomen te zien. Het is alleszins moeilijk. Ook ik ben geframed: ik ben een kind van mijn tijd, mijn geografische context, mijn nationaliteit,…. Ik wandel rond met vele clichés.
4. Ik besta als zorg
Ik ben dus geen onbeschreven blad. En daarmee zal ik het moeten doen, of eerder: daarmee zal ik iets moeten doen. Mijn verleden is mede voedingsbodem om vandaag iets te doen voor morgen. In zijn recent boekje vertelt Dirk De Schutter wat de Duitse filosoof Heidegger hierover zegt: ”Elke mens is zoon of dochter, velen zijn vader of moeder, broer of zus. Al die omschrijvingen bevatten een opdracht: hoe doe ik het als zoon, als vader, enzovoort? Hetzelfde kan gezegd worden met betrekking tot andere bestaansmodi: hoe doe ik het als buur, als vriend, als leraar, als bouwvakker, enzovoort? Mijn bestaan is mij toevertrouwd. Het is mijn zorg. Dat is de meest fundamentele definitie van de mens volgens Heidegger: de mens bestaat als zorg. Sorge.”
Wat is het doel van dit ‘zorgend bestaan’? Een begin van een antwoord vind ik bij Géraldine Schwarz in haar essay Hoe kunnen we lering trekken uit de geschiedenis?: “De twintigste eeuw heeft ons laten zien waar de mens toe in staat is wanneer hij ophoudt menselijk te zijn: hij vernietigt zichzelf. Het begint met de eliminatie van een groep vanwege zijn huidskleur, zijn godsdienst, zijn afkomst, zijn sociale klasse. Vervolgens wordt, naarmate waanzin en paranoia toenemen, de kring uitgebreid, om uiteindelijk uit de komen bij de zelfmoord van een hele beschaving.”[105-114; nvpv: mijn cursivering]. Wanneer het menselijke verdwijnt, bij mij en/of bij de anderen, begint de miserie. Hoe menselijker ik te werk ga, hoe menselijker ik word en hoe menselijker de wereld wordt.
Niet een nationaliteit, niet de economie, niet de sekse, niet het ras, … maar het menselijke is het doel van ons handelen.
Niet een nationaliteit, niet de economie, niet de sekse, niet het ras, … maar het menselijke is de maat van ons handelen.
Wat is menselijk? In de reeds geciteerde voordracht spreekt Wilbert Lambrechts over het recht op leven “als het belangrijkste en misschien zelfs enige werkelijke mensenrecht/natuurrecht”. Wat betekent dit ‘recht op leven’? Ik heb in eerdere bijdragen al geprobeerd de fundamenten van het mens-zijn te definiëren: de integriteit van het lichaam, van het geestelijke en van de ontmoeting. Ik noemde deze fundamenten de initia. Ze construeren het ‘recht op leven’; ze garanderen het menselijke.
5. Heeft geschiedenis nog wel zin?
Terug naar de vragen van Rob Riemen (1) waarom we onze al te kwetsbare wereld in tal van opzichten telkens weer zo verzieken en of (2) we iets kunnen leren van geschiedenis? Kunnen wij met geschiedenis onze kinderen iets bijbrengen om te vermijden dat we het telkens opnieuw verknoeien? Een eerlijk antwoord op dat laatste: blijkbaar niet. Blijkbaar is kennis van het vertelde verleden niet voldoende om die kennis om te zetten in een ‘zorgende actie’. De hoofdreden is, denk ik, omdat er zovele verschillende verledens zijn. Ieder zijn geschiedenis. De basis om van onze fouten te leren is niet de kennis van het verleden, wel de kennis van de menselijkheid (Geraldine Schwarz), het ‘recht op leven’ (Wilbert Lambrechts). Dat is voor mij het fundament. Pas als mijn handelen meer menselijkheid tot doel heeft, pas als ik ‘in zorg’ stap, draag ik bij tot het verminderen van het verzieken van onze samenleving. Niet als ik de geschiedenis bestudeer.
Dus beste Rob: om te verhinderen dat we de zaak telkens opnieuw verzieken, ben ik ervan overtuigd dat we eerst kennis nodig hebben van wat menselijkheid is, alvorens we geschiedenis kunnen gebruiken als ‘medicijn’. Dat is misschien de hoofdopdracht van opvoeding: wat betekent “Ik ben mens”?
Nog even dit
* Ik ken deze Franstalige zin nog altijd van buiten omdat mijn vriendin Martine Bom, grote kenner van Frankrijk en van de Franse taal, mij jààààren geleden had aanbevolen om Franstalige zinnen van buiten te leren, “pour améliorer mon français”.
Alle aangehaalde boeken zijn te koop bij barbóék, uiteraard, en bij de betere boekenwinkels.
Een spiegel voor onze tijd, Nexus 84, Nexus Instituut, 2020, 0926-2970 (zie inhoudstafel)
Géraldine Schwarz, De geheugenlozen, de herinnering als wapen tegen populisme, 2019, Atlas Contact, 978 90 450 3637 3
Georges en Régine Pernoud, Le Tour de France médiéval, L'Histoire buissonière, 1983, Stock, 2-234-01606-1
Herman Paul, Als het verleden trekt. Kernthema‘s in de geschiedenisfilosofie, 2014, Boom, 978-6263-352-6
“Ruimte voor historische alertheid”, in: Controverses. Beelden van de antieke wereld in het heden, 2020, Omniboek, p.29-45, 9789401917056
Dirk De Schutter, Heidegger, 2020, Atheneum, 978 90 235 1192 6
Margaret MacMillan, Geschiedenis Gebruik en Misbruik, 2008/9, Mouria, 978 90 458 0084 4
Avishai Margalit, Herinnering. Een ethiek voor vandaag, 2006, Boom, 978 90 850 6284 4
Nietzsche, Over nut en nadeel van geschiedenis voor het leven, 1983, Historische Uitgeverij, 978-90-6554-022-5
David Rieff, In Praise of Forgetting: Historical Memory and Its Ironies, 2017, Yale UP, 9780300227109
Wilbert Lambrechts, Volkerenbevrijding door mensen-bevrijding, 2018, Via Libra, 978 90 77611 28 9
Andrej Tarkovsky Film ~ Kunst, in: Kunstschrift 63ste jaargang, nr. 4, Kunst en Schrijven bv, augustus/september 2019