
Door Lea Winkeler
HET WAS EEN toegeeflijke zaterdag in Brussel. Na weken regen en duisternis lokte een fluwelen zonnetje iedereen naar straten en pleinen, naar winkels en terrassen. De Vrouwendag-manifestatie blonk uit in omvang en vrolijkheid. Ongeremdheid hing in de lucht.
Desondanks was ik verbaasd – en opgetogen, dat zeker – dat ik op mijn wandeling door Brussel, te midden van die massa mensen, twee keer een mannenkoppel hand in hand over de straat zag lopen. Twee keer! Dat is uitzonderlijk. Niet dat ik een groot onderzoek doe, ik val terug op mijn beperkte maar hopelijk oplettende waarnemingen. Ziehier mijn oogst van een goed jaar: één koppel gearmde Nederlanders op reis in Italië (enigszins verdoken, aan een tafeltje in een gelateria) en ééntje in Rotterdam. In Leuven: twee wat oudere heren waarvan de ene een troostende hand legt op de knie van de andere – onder het terrastafeltje, uit het zicht, ik merkte het alleen omdat ik net op het goede moment voorbij liep. Twee vrouwen knuffelend bij een tentoonstellingsbezoek, twee vrouwen in de pauze van een optreden. En dan dus die twee keer twee mannen in Brussel – en dat is het.
Nu goed. Heterokoppels lopen ook niet voortdurend hand in hand of met een arm om de schouder van de ander. Wij Belgen, noordelijker van aard, hebben nogal wat schroom om onze tederheid te tonen in het openbaar. Alle heisa rond ongewenste intimiteit maakt spontane aanrakingen steeds meer ingewikkeld. Dat zeg ik allemaal tegen mezelf. Maar dan sta ik op een avond in oktober de eerste Leuven Pride aan te moedigen, en zie ik daar honderden blije mensen van allerlei slag, en nauwelijks iemand die hand in hand loopt, de ander omhelst, omarmt, laat staan kust, kortom toont: dit is mijn lief en ja, hij/zij en ik zijn van hetzelfde geslacht, so what. Love is love en zo.
Maar blijkbaar niet op straat. Queerness roept nochtans luid, tegenwoordig. Het is volop aanwezig in soaps en films, het Eurosongfestival is er zowat door geënterd, bedrijven maken spotjes waarin queers nadrukkelijk voorkomen, boeken over LGBTQIA+ staan in alle leeslijsten en ga zo maar verder. Soms meen ik een zweem van queer-irritatie op te vangen bij nochtans verdraagzame mensen. Des te vreemder dat al die boodschappen weinig effect lijken te hebben op straat, op het perron, aan de ingang van de cinema, kortom in de reële openbare ruimte.
Ben ik verkeerd als ik dan concludeer: dat huiswerk is niet af. We zijn veel minder tolerant dan we denken. Er zijn wetten, maar de rest gaat blijkbaar niet vanzelf. Eerlijk: over de loop van datzelfde jaar heb ik in de krant even veel artikels over geweld op homoseksuele mannen gelezen dan dat ik hand in hand lopende mannenkoppels heb gezien. En dat gaat dan over ‘above the line’-geweld; niet over hatelijke opmerkingen, genegeerd worden, een fluim voor je voeten, een duw krijgen enz. enz. Ik snap dat je niet elke dag zin hebt om dát strijdperk te betreden. Liefde en seksualiteit zijn al zoeken en strijd genoeg – voor iedereen – om er nog zo’n schep bovenop te moeten nemen.
Wat nu? Behalve een stukje als dit schrijven, zie ik niet meteen wat ik als niet-queer kan doen om te bewerken wat ik iedereen van harte gun: een ‘second coming-out’, een tweede keer uit de kast mogen/kunnen komen en deze keer niet in de persoonlijke sfeer maar in de publieke ruimte. Wat Sappho dichtte in de zesde eeuw voor Christus, zo ook zou het in deze eeuw moeten kunnen voor eender welk koppel:
En wij samen waren nergens afwezig
Niet op een heilige plaats
Of bij het dansen…