Sinterklaas bestaat.
En zoals bekend houdt hij bij nacht en ontij talloze rondgangen over de daken, met zijn paard als trouwe metgezel en verder nog een paar helpende handlangers. Aan geen enkele schoorsteen gaat hij voorbij.
In een oogopslag neemt hij de schoenen waar die beneden, aan het andere uiteinde van de schoorsteen, opgesteld staan. Die aanblik alleen al volstaat om zijn rijke gaven middels de schoorsteen in de schoenen te doen belanden. Die schoenen lijken belangrijk te zijn. En er zijn nog meer vreemde zaken.
“Stil!”, roept de vijfjarige kleinzoon.“Ik hoor zijn paard trappelen”. We worden een moment lang stil. Van zijn een pak oudere neefjes is enkel een onderdrukt gesnik te horen.
We bevinden ons in een woning waarvan het niet zeker is of er op de zevende verdieping ook nog een dak is dat toegankelijk voor een bejaarde man met paard kan worden genoemd. Om van een schoorsteen maar te zwijgen. Maar de vijfjarige is zeker van zijn zaak. “Sjjjt! Ik hoor het!”
Wat eerst op een onderdrukt gesnik leek, barst nu ongeremd open in een wild gelach. De vijfjarige, niet in het minst van zijn stuk gebracht, neemt me even ter zijde. “Oma, die geloven niet in Sinterklaas.” Ik knik met de nodige ernst. Waarop hij zelf het eindoordeel velt: “Het zijn toch maar pubers hé!”
Pubers en geloven. Ja, wat wil je.
Want Sinterklaas bestaat. Of je in hem gelooft of niet.
Als hij groot is denk ik, -alhoewel hij in zijn eerste twijfel, die later ook verdriet wordt, stukken groter is dan ik zelf - vertel ik hem dat je in Sinterklaas niet hoeft te geloven. Dat dit nergens voor nodig is. Want Sinterklaas bestaat. Of je in hem gelooft of niet.
In zijn hele handel en wandel is de goedheilige man wat je een ‘beeld’ zou kunnen noemen. Ieder beeld is oorsprong van zijn eigen werkelijkheid en draagt deze in zich. Alle uiterlijke verbeeldingen van die werkelijkheid verwijzen naar dit oorspronkelijke beeld. Kinderen leven vanzelfsprekend in deze werkelijkheid. Het beeld werkt in hen. En ze voelen feilloos aan of de uiterlijke verbeeldingen met hun beleven van het beeld overeen stemmen of niet.
Een Sint die over de daken wandelt, dat klopt. Daar komt geen geloof aan te pas. En dat geschenken enkel door de schoorsteen in de schoentjes belanden is evenzo zeer waar. Ook al is er nergens in huis enige schoorsteen of haard te bekennen. Het beeld is juist. Het is juist omdat het werkt. Geloven begint waar het beleven onvermijdelijk over gaat in een toetsen aan de zichtbare wereld. Het onmiddellijk kunnen waarnemen en beleven dat ‘het werkt’ is overstemd geworden door het gedruis van mensen en dingen om ons heen.
“Geloof je dat engelen bestaan?”, hoorde ik op een ochtend een klasvriendje aan een van mijn dochters vragen. We wachtten op de tram waarmee ze naar de lagers school zouden rijden.
Omdat ze hem niet meteen van antwoord wist te dienen, vulde hij het dan maar zelf in. “Ik heb er nog nooit een gezien, hoor!”. Hij had duidelijk de stap gezet naar het ‘eerst zien en dan geloven’-credo. En dochter lief zou hem daarin spoedig volgen. Zoals het ons allen in mindere of meerdere mate ooit is vergaan.
Wat kon een kleine groep –volwassenen, nota bene!- er ooit toe bewogen hebben zich in alle ernst onder de hoede van Sint Nicolaas te scharen, toen ze in de zomer van 1991 ‘Nicolaas, de Vereniging voor politieke en sociale kunst’, oprichtten?
Iedere vorm van geloof, dempt hun vermogen tot werkzaamheid af.
Er zijn nu eenmaal ideeën die je niet alleen kan overdenken en bedenken, maar ideeën die daarbij ook werkzaam blijken te zijn. Op dezelfde manier zoals ook een waar beeld werkzaam is. Dergelijke ideeën vragen dat je niet langer meer in ze te geloven. Want iedere vorm van geloof, dempt hun vermogen tot werkzaamheid af.
En dat willen ze: werkzaam kunnen worden. Wel moeten ze eerst de gang door de schoorsteen maken. Dat kan bijvoorbeeld inhouden dat je een idee van deze orde helemaal in je opneemt. Bijna moet je zeggen ‘opeet’, net zo lang tot het in je schoenen terecht komt en je ermee op stap gaat.
Daarboven op het dak zijn ideeën nog van puur goud. Maar dat volstaat niet opdat ze werkzaam worden. Pas in de schoenen van wie er als volleerde ongelovige mee op stap gaat, wordt het mogelijk. Af en toe wel eens op de wijze van een puber. Toegegeven. Maar steeds ‘onder de hoede van Sint-Nicolaas’. Waarin je maar beter niet kan geloven.
Nog even dit
Het manifest van Nicolaas vind je in het artikel ‘Nicolaas’.