J.H.Leopold

IK BEN een fan van de dichter en symbolist J.H.Leopold (1865-1925). Zijn uitspraak “Het sterkste werkt wat is weggelaten”, kan als motto van hemzelf en van de symbolisten worden gebruikt.

JH Leopold
“Het sterkste werkt wat is weggelaten”

In 1913 schreef Leopold dit schitterend eenzinsgedicht: ‘O, rijkdom van het onvoltooide.’

O, rijkdom van het onvoltooide.


Ik las het de eerste maal in een bloemlezing uit 1977. Het stond er eenzaam en alleen. Het is voor mij het opperste eenzinsgedicht.

Pas nu ontdek ik dat het eigenlijk een onaf gedicht is. Dat is niet uitzonderlijk. J.H. Leopold heeft meer onaffe dan voltooide gedichten achtergelaten.
De bewuste versregel kent twee vervolgzinnen, wachtende op de rest:
‘O, rijkdom van het onvoltooide.
De mogelijkheden der gedachte
de strikte dwang der werkelijkheid.’

Voor mij blijft de versregel sterker in al zijn hoopvolle eenzaamheid, als eenzinsgedicht.
In zijn nagelaten werk staat die ene regel trouwens als eenzinsgedicht boven het gedicht 'In de bleeke wangen als violen'.



Wisława Szymborska

WAAROM IK dit vertel? Onlangs herlas ik het gedicht ‘De eerste foto van Hitler’ van Wisława Szymborska (1923-2012) uit 1986. Mijn gedachten sprongen spontaan naar Leopold’s eenzinsgedicht.

Wisława Szymborska
In 1996 ontving Wisława Szymborska de Nobelprijs Lieteratuur.

Het werk van Szymborska boeit me. Het is toegankelijk, ernstig, wrang, speels, verrassend…

Verbazing is het hoofdthema van de poëzie.


Szymborska in het NRC Handelsblad: ”De verbazing, de verwondering mag je niet verliezen. Bij alle desillusie moet die overeind blijven. De verwondering is de belangrijkste missie van de dichter. Verbazing is het hoofdthema van de poëzie.”



Adolf Hitler in 1890

De eerste foto van Hitler

En wie is die dreumes in zijn kieltje?
Dat is Adolfje, de zoon van meneer en mevrouw Hitler!
Misschien wordt hij wel doctor in de rechten?
Of tenor in de opera van Wenen?
Van wie is dat handje, van wie, dat oortje, oogje, neusje?
Van wie dat buikje vol melk, nog niemand weet het:
van een drukker, heelmeester, koopman, pastoor?
Waarheen zullen die koddige beentjes nog uitgaan, waarheen?
Naar de speeltuin, naar school, naar kantoor, naar een bruiloft
met de dochter van de burgemeester misschien?

Ukkepuk, engeltje, hartendief, zonnetje,
toen je een jaar geleden ter wereld kwam,
ontbrak het niet aan tekens in de hemel en op aarde:
lentezon, de vensters vol geraniums,
een orgeltje dat speelde op de binnenplaats,
een gunstige voorspelling op roze vloeipapier,
vlak voor de bevalling moeders profetische droom:
een duif in de sneeuw zien – vreugdevol nieuws,
hem kunnen vangen – belooft een langverwachte gast.
Tok tok, wie is daar, dat is het kloppende hart van Adolfje.

Tutter, luier, slabbetje, rammelaar,
een jongetje, God zij geloofd, gezond en wel,
gelijkend op zijn ouders, op een poesje in een mand,
op kinderen in alle andere familiealbums.
Maar nu gaan we toch niet huilen,
kom, lach eens mooi naar het vogeltje.

Atelier Klinger, Grabenstrasse, Braunen,
en Braunen is wel geen grote, maar een waardige stad,
solide firma’s, aardige buren,
de geur van gistend deeg en goedkope zeep.
Onhoorbaar het hondengejank en de stappen van het noodlot.

De geschiedenisleraar knoopt zijn boord los en zucht boven zijn schriften.


Wisława Szymborska
Uit: Nieuw Wereldtijdschrift, 1995 nr. 5
Vertaling: Jo Govaerts