Door Karel Vereertbrugghen
VOLGENS DE antieke astrologie speelde het magische getal zeven een essentiële rol in een mensenleven. Dat was opgedeeld in clusters van telkens zeven jaren. Elke overgang naar de volgende zevengroep was een scharniermoment waarbij de mens blootstond aan allerlei kwalijke invloeden. Je kon maar beter uitkijken als je 7, 14, 21 of gelijk welk zevenvoud werd. Climacterische jaren heetten ze, naar het Griekse woord voor trede. Het meest gevreesde climacterische jaar was 63. Het oude Nederlandse woord voor dat 63ste levensjaar liegt er niet om: moordjaar. Wie het noodlottige moordjaar ongeschonden doorkwam en de 64 haalde, mocht zich gelukkig prijzen. Dat moordjaar vind je nog terug op het klassieke ganzenbord. Dat telt 63 vakjes, niet één meer.