Door Karel Vereertbrugghen

 

 

DE UTRECHTSE advocaat Hieronymus van Alphen schreef zich eind 18de eeuw de onsterfelijkheid in met welgeteld 66 kindergedichten. Van die 66 kent u zeker ‘De pruimenboom’, of althans toch de eerste regels ervan: ‘Jantje zag eens pruimen hangen, o als eieren zo groot’. Die stichtelijke ‘gedigtjes voor wigtjes’ kenden een groot succes, ook buiten Nederland. Ze werden vertaald in het Engels (Johnny saw some fine plums hanging), het Frans (Victor voyait des prunes pendre) en het Duits waar de pruimen plots appels blijken (Hänschen sah einst Aepfel hangen)
Volgen ook het Jantje-stramien: ‘Cornelis had een glas gebroken’, ‘Pietje, zo gij niet wil deugen’, ‘Mietje had eens, onder ’t wandelen’. En, mijn favoriet, ‘Keesje zag eens Joden lopen’.

 


 

 

 

<< Terug