Martens

WE HEBBEN HET geluk gehad om recent tweemaal de danser Jan Martens (1984) aan het werk te zien. Sinds 2010 maakt hij eigen choreografisch werk dat kan rekenen op enorme nationale en internationale bijval.

De eerste maal zagen we hem in Leuven met zijn wondermooie Elisabeth gets her way. De tweede maal zagen we hem in Gent, op uitnodiging van dochter Marthe en haar vrouw Eva, met het indringende any attempt will end in crushed bodies and shattered bones.
Het eerste is een solo; het tweede is een groots opgezette werk voor 17 dansers.

Beide werken lieten me niet onberoerd. Ik was er oprecht niet goed van, in de goede zin. Zeker any attempt will end in crushed bodies and shattered bones daalde diep bij mij in.
Jan Martens kreeg zowel in Leuven als in Gent terecht een minutenlange staande ovatie.

Hoe verschillend beide performances ook zijn, ze hebben een gezamenlijk element: de Poolse klaveciniste Elisabet ‘Elżbieta’ Chojnacka (1939-2017).

Chojnacka

Elisabet Chojnacka was een uitzonderlijk talentvolle musicus die in de jaren ‘60 verhuisde van Warschau naar Parijs waar de Belgisch-Franse klaveciniste Aimée van de Wiele (1907-1991) haar inwijdde in de geheimen van het klavecimbel.
In de tweede helft van de 20ste eeuw zorgde zij voor een ware revolutie in het gebruik van de klavecimbel en zorgde haast in haar eentje voor de erkenning van het klavecimbel als instrument voor hedendaagse muziek. Ze werd geroemd om haar uiterste precisie en enorm ritmegevoel en een groot aantal componisten, waaronder Ligeti, Xenakis, Ferrari, Berio, Halffter en Górecki, schreven werken voor klavecimbel, vaak opgedragen aan Chojnacka.

Zoals gezegd, Elisabet Chojnacka is de gemeenschappelijke noemer voor beide dansvoorstellingen.
In Elisabeth gets her way uit 2022 is Chojnacka zelf onderwerp van de dans. Jan Martens brengt een gedanst portret als ode aan de virtuoze. De muziek wordt de dans en de dans is de muziek.
In any attempt will end in crushed bodies and shattered bones (2021) vormt zij de muzikale ruggengraat, met name haar uitvoering van Concert voor klavecimbel en strijkers, Opus 40 dat de Poolse componist Henryk Górecki speciaal voor haar schreef.

Górecki

Henryk Mikołaj Górecki (1933-2010) werd wereldberoemd door zijn Symfonia pieśni żałosnych (Symfonie van treurliederen - 1976) voor sopraan en groot orkest. In drie delen verwerkte hij drie teksten van rouwende vrouwen. Vooral het tweede deel kende een immens succes: een lamentatie op de tekst die de 18-jarige Helena Błażusiakówna in 1944 in een muur van een Gestapo-cel kraste.

Het verschil met zijn klavecimbelconcert Concert voor klavecimbel en strijkers, Opus 40 uit 1980 kan niet groter zijn. Met de stuwende, minimalistische ritmes en het krachtig spel van de solist onderscheidt dit schitterende werk zich van Górecki's andere werk dat, zeker in de jaren 70-80, eerder sacraal is. Muziekcritici wisten niet goed wat ze hier mee moesten. Górecki zelf noemde het een grapje (een ‘prank’). Ik kende het werk niet.

Je ziet hieronder de uitvoering uit 1980 van Górecki‘s Opus 40 door Elisabet Chojnacka en het Pools Radio Symphonisch Orkest (Polska Orkiestra Radiowa). Ik vermoed dat dit een opname is van de wereldcreatie.
Zonder intro, zonder opmaat, met een lichte knik van het hoofd, zet Elisabet de tweedelige machine in gang: HIER GAAN WE. De locomotief dreunt dan door, gedurende 9 minuten.

Martens + Chojnacka + Górecki = any attempt will end in crushed bodies and shattered bones

En zo brengt de voorstelling any attempt will end in crushed bodies and shattered bones de drie kunstenaars bijeen als fundament voor de zeventien dansers. De drie passen wonderwel bij elkaar. Aanvankelijk dacht ik zelfs dat de muziek speciaal voor Martens geschreven was door een of andere hedendaagse componist. Het was ronduit aangrijpend. Martens‘ aanpak om de individuele danser en de groep naast elkaar, door elkaar en voor elkaar te brengen is fascinerend. Je komt ogen te kort.
Hij trekt het individu naar het sociale, niet in een kudde. Hij roept op tot samenhorigheid vanuit de eigenheid van elk individu. Met openheid als voorwaarde voor menselijkheid.
De militante Martens flirt met het pamflettaire, maar blijft –oef– aan de juiste kant.
De uitspraak van Bakoenin (nvpv — zie ook: Moeder waarom werken wij?) past wonderwel bij zijn aanpak: “De vrijheid van het individu is niet begrensd door de vrijheid van de ander, maar zet zich voort in de ander.”

Deze voorstelling is daarenboven uiterst aanstekelijk. Ik ben geen danser maar heb enorm veel zin om mee te doen.
“Geachte heer Martens, Beste Jan, heb je toevallig een dansende niet-danser nodig?”

Nog even dit

GRIP, het choreografisch platform van Jan Martens en Klaartje Oerlemans (zakelijke leiding), brengt uitstekende inleidingen op beide dansvoorstellingen:

Een goede bespreking van any attempt will end in crushed bodies and shattered bones vind je in de Theaterkrant onder de juist gekozen titel: Overweldigend groepswerk voor 17 individuen.