Voor Anselm

 

Banken creëren zelf geld. Het klinkt als een samenzwering, maar het is gewoon boekhouding. We kunnen dit pas zien zodra we één hardnekkige mythe loslaten: dat banken het geld uitlenen van spaarders. Dat beeld is vertrouwd — maar fout. Een bank hoeft geen volle kluizen munten te hebben om krediet toe te kennen. Wie dit mechanisme eenmaal begrijpt, ziet meteen waarom onze economie draait op schulden. Waarom huizenprijzen de hoogte in schieten. Waarom bubbels steeds groter worden. En waarom we gevangen zitten in een systeem dat alleen op groei kan overleven.

 

Het misverstand: banken zijn geen spaarkluizen

Not the nine o’clock news maakte ooit een grappige schets over het geld dat we naar de bank brengen. 

Zo werkt het dus niet. Je zichtrekening is geen schoenendoos met jouw geld in dat de bank bewaart tot je het terughaalt; juridisch gezien is je zichtrekening een schuld van de bank aan jou. Maar – en dit is cruciaal – banken hoeven maar een fractie van die schulden aan te houden als reserve. Daardoor hebben banken grote speelruimte om leningen te verstrekken en zo nieuw geld te creëren. Dat heet fractioneel bankieren. Als je dit door hebt, begrijp je hoe ons geldsysteem werkt — en waarom we er langzaam de controle over kwijtraken. [1]

 

Hoe banken geld creëren (stap voor stap)

(nvpv: Ik hou het eenvoudig. [2])

Wanneer mijn loon van €3.000 op mijn rekening komt, gebeurt er juridisch dit:

  • de bank noteert: wij zijn Pieter €3.000 schuldig
  • de bank moet daarvan een klein deel in reserve houden (stel 2% = €60)
  • de overige €2.940 mag de bank gebruiken, bijvoorbeeld voor kredietverlening


Wat gebeurt er bij een lening

Maar — en dit is cruciaal — bij kredietverlening ‘leent’ ze dat geld - die €2.940 niet uit. Ze creëert gewoon nieuw geld. 

  1. De bank kent Korneel een lening toe van €2.000.
  2. Ze schrijft €2.000 gewoon bij op zijn bankrekening.
  3. Dat bedrag bestond één seconde eerder niet. Het is nieuw bankgeld. Dat is gewoon een boekhoudkundige bewerking.

En ze mag dat doen. Ze moet maar 2% van de banktegeoeden in reserve houden. Het digitale karakter van een bankrekening is hier handig. Geld is in de digitale wereld slechts informatie. In de boekhouding verschijnt:

  • actief: Korneel moet €2.000 + rente terugbetalen
  • passief: de bank heeft €2.000 schuld aan Korneel (zijn saldo)

Korneel heeft dus 2000 euro extra op zijn bankrekening ter beschikking. De bank houdt opnieuw 2% reserve (€40), en de resterende €1.960 vergroot de capaciteit van het bankensysteem om opnieuw leningen te verstrekken.  Als de bank vervolgens Anna €1.000 leent, creëert de bank wéér nieuw geld.

Zo groeit het bancaire geldsysteem — niet door munten te slaan of biljetten te drukken, maar door krediet. Geld dat nooit door de centrale bank werd gecreëerd. Omdat de bank maar een beperkte deel in reserve moet houden. Het resultaat is verbazend: mijn oorspronkelijke €3.000 is niet uitgeleend. Maar door herhaald krediet te creëren en te her-deponeren is er veel meer geld ter beschikking: €3.000 op mijn rekening + €2.000 gecreëerd geld op de rekening van Korneel + €1.000 gecreëerd geld op Anna’s rekening. Totaal: €6.000 geld in het systeem. De vermeerdering van dat basisaldo gebeurde zonder dat één euro in fysiek geld of goud is bijgemaakt. Het is puur boekhoudkundige creatie via kredietverlening. Het geld circuleert als betaalmiddel, maar blijft juridisch gezien een schuld van commerciële banken aan hun rekeninghouders — geen euro’s van de centrale bank.

PS. Banktegoeden zijn het totaal aan geld op zicht- en spaarrekeningen. Samen hebben Belgische gezinnen zo’n 370 miljard euro bij de banken staan. Dat betekent dat ze bijna 4 miljard euro in reserve moeten houden (bij 1% verplichte reserve). 

 

Wanneer leningen worden terugbetaald verdwijnt het geld

Nog een eigenaardigheid: wanneer jij een lening terugbetaalt, verdwijnt het geld dat ooit is ontstaan. De schuld op de actiefzijde verdwijnt, het saldo op jouw rekening vermindert. Geld wordt “weggeboekt”. Alleen de rente die blijft bestaan — als winst voor de bank. Dit systeem creëert een permanente asymmetrie:

  • leningen creëren geld,
  • terugbetalingen vernietigen geld,
  • maar rente blijft altijd in het systeem.

Dit is overigens niet nieuw. Als student werd me dit al bijgebracht in de lessen Economie aan de KULeuven.

En hier komt de eerste, echte schok: banken creëren altijd méér geld dan ze vernietigen. Ons geldsysteem moet continu meer krediet creëren dan het vernietigt. We leven in een motor die nooit mag stilvallen.

 

Van schuldfabriek naar schuldzuiger

Commerciële banken zijn door deze kredietverlening de voornaamste geldscheppers in onze economie. Tussen de 90 en 95% van al het geld dat wij dagelijks gebruiken bestaat uit bankgeld: privaat gecreëerde deposito’s die ontstaan op het moment dat banken leningen verstrekken. In andere woorden: digitale schuldbewijzen van banken.
Dat is een enorme verschuiving: ons monetaire systeem wordt niet langer primair aangedreven door publiek geld van de centrale bank, maar door private kredietverlening.

Dit probleem gaat diep. Ons geldsysteem is één grote schuldgenerator die nooit mag stilvallen. Er moet voortdurend nieuw krediet bijkomen, anders krimpt de geldhoeveelheid en valt de economie stil.

Minder krediet = minder geld = recessie. Een recessie is een periode waarin de economie krimpt omdat bedrijven, gezinnen en overheden tegelijk op de rem gaan staan. Op zich is dat geen probleem. Maar als de rem te hard wordt ingetrapt, krijg je een depressie: een zware, langdurige economische krimp. Een depressie is gevaarlijk omdat de economische krimp zo diep en langdurig wordt dat bedrijven massaal omvallen, werkloosheid explodeert en hele samenlevingen in sociale en politieke instabiliteit terechtkomen. Een recessie is zuurstoftekort; een depressie is een hartstilstand. Dus blijft de motor draaien: meer hypotheken, meer bedrijfsleningen, meer consumentenkrediet, meer overheidsschuld. Elk jaar opnieuw worden er meer schulden bijgemaakt dan terugbetaald. Niet toevallig: het systeem lééft van uitbreiding. Zonder groei stort het in.

We leven dus in een economie waarin bijna elke euro bestaat omdat iemand anders zich in de schuld heeft gestoken. Het is een systeem dat werkt zolang het groeit — en instort zodra de groei vertraagt. Dit is geen economie meer. Dit is een schuldfabriek die weigert de stekker uit te trekken.

 

Financialisering: wanneer geld de economie verlaat

Daarmee is het drama nog niet voltooid. Het wordt nog erger. In een gezond systeem zou nieuw geld naar productieve investeringen gaan:

  • bedrijven,
  • innovatie,
  • woningen,
  • publieke infrastructuur.

Maar vandaag belandt een groot deel van dat nieuwe geld in een parallel universum: de wereld van vastgoed, aandelen, derivaten en financiële producten die losstaan van de reële economie. In Het Verzet noemde ik deze wereld de chremastosfeer, het universum waarin kapitaal loskomt van de echte economie en als een donkere, abstracte wolk boven de maatschappij hangt.

In die sfeer worden winsten niet gebruikt voor productie, innovatie of werk, maar voor waarderealisatie: winst zonder werk, rendement zonder risico, rijkdom zonder bijdrage. En het trickle-down-effect dat ooit beloofde dat rijkdom van boven naar beneden zou “doorsijpelen”, is al lang ontmaskerd als ideologische lucht. “Het trickledowneffect, gepropageerd door Ronald Reagan en gretig overgenomen door conservatives and capitalists, dat is bullshit.”, zei fintech-reus Rob Heyvaert [3]. Financialisering is geen neveneffect van modern kapitalisme. Het is modern kapitalisme geworden: een systeem waarin geld vooral dient om méér geld te maken.

 

De woningmarkt: een spiegel van het systeem

Nergens wordt de absurditeit zo zichtbaar als in de woningmarkt. Toen wij onze woning kochten — jaren geleden — kon dat nog met twee voeten en één inkomen. Het was moeilijk, maar mogelijk. Vandaag is een huis kopen een bijna onmogelijke opdracht.
De verklaring voor de woninginflatie ligt niet waar we denken. Niet vraag en aanbod zijn de motor. Niet bouwkosten. Niet demografie. De echte motor is het schuldgedreven geldsysteem zelf.

Onze woningen hangen aan een omgekeerd infuus bij de banken: geen zuurstof die binnendruppelt, maar rente die constant wegstroomt. Dat is niet nieuw. Het huis waarin ik vandaag woon, is al vier keer door opeenvolgende eigenaars afbetaald — telkens opnieuw via een hypotheek, telkens opnieuw met rente erbovenop. Iedere koper betaalt daardoor niet alleen de waarde van het huis, maar ook de schuld van de vorige eigenaar. Die wil uiteraard zijn investering recupereren.

En banken verdienen niet alleen aan de hypothecaire lening (via rente), maar ook aan de reeds vermelde geldcreatie. Het geld dat iemand leent om een huis te kopen, creëert dankzij het fractioneel bankieren de mogelijkheid om meer geld op de markt te brengen.

 

Vastgoed is dus de ideale bankmachine

Voor banken is een hypotheek veilig (woning als onderpand), langlopend en uiterst winstgevend (rente). Daarom stroomt nieuw gecreëerd geld vooral naar vastgoed. En dan ontstaat dit:

Meer krediet → meer kopers → hogere prijzen
Hogere prijzen → grotere hypotheken
Grotere hypotheken → nóg meer geldcreatie 
Meer geldcreatie → opnieuw hogere prijzen
Hogere prijzen → nood aan meer krediet

Vastgoed wordt zo een pomp die constant waarde uit gezinnen trekt en die waarde omhoog duwt naar: banken, vastgoedfondsen, private equity, beleggers die woningen kopen als “inflatieschild”. Huizen worden zo een financieel product. De maatschappij herverdeelt geld van huurders naar bezitters. Jongeren worden uit de markt geprijsd.

Overigens speelt hetzelfde mechanisme vandaag in andere domeinen. Landbouwbedrijven, ziekenhuizen, woonzorgcentra, jeugdzorg, huisartsenpraktijken, energiesector — allemaal worden ze stap voor stap opgenomen in schuldgedreven structuren. Private equity, vastgoedfondsen en investeringsvehikels kopen grond, gebouwen en instellingen op, vaak met geleend geld. De kasstromen van die sectoren worden daarna gebruikt om de schuld af te betalen én rendement te genereren. Zo verschuift economische macht van beroepsgroepen naar financiële spelers, en vloeit lokale waarde weg naar de financiële bovenlaag. Schuld wordt een extractiemechanisme: eerst in het geld, nu in gezondheidszorg, landbouw en publieke dienstverlening.
 

De echte oorzaak: een geldsysteem dat zichzelf leegzuigt

Terwijl dit gebeurt, bespaart de overheid op werklozen, zorg, cultuur, publieke dienstverlening — alsof dáár het probleem zit. We leven in een systeem dat rijkdom creëert aan de top, en kosten doorschuift naar beneden. Wij zijn verontwaardigd over Didier Reynders, maar onze hele economie zit vol met ‘Reynders-momenten’: mensen en instellingen die geld wegzuigen dat thuishoort in de echte economie. De echte fout zit in de architectuur van geld:

  • geldschepping is geprivatiseerd;
  • betalingsverkeer is geprivatiseerd;
  • kredietverstrekking stuurt de geldmassa;
  • financiële producten zuigen waarde weg uit de reële economie.

Dat is de systemische fout: extractie zonder tegenprestatie.
 

Naar een gezonde economie: functies scheiden

De bank zoals wij die kennen — een instelling die geld bewaart, betalingen verwerkt, leningen verstrekt én tegelijk geld creëert — is geen natuurwet. Het is een historisch toeval. Een constructie die gaandeweg is ontstaan door fusies, deregulering en belangenverstrengeling, niet door economische noodzaak of democratische keuze.

Ooit waren die functies gescheiden.

  • Spaarbanken bewaarden spaargeld.
  • Betaalinstellingen regelden transacties.
  • Kredietinstellingen leenden geld uit.
  • En geldschepping was een publieke taak, gekoppeld aan soevereiniteit.

Vandaag zit dat alles onder één dak. En precies dát maakt ons systeem structureel instabiel: de instelling die meest verdient aan kredietverlening, heeft ook de macht om geld te creëren. Ze kan zichzelf groter maken dan de economie die ze zegt te dienen. Zolang geldschepping en kredietverstrekking in dezelfde handen zitten, blijft de samenleving opdraaien voor private risico’s. Banken incasseren de winsten in goede tijden — en socialiseren de verliezen in slechte. Dat patroon zagen we in 2008, in de eurocrisis, in de vastgoedbubbels, en in elke bankrun die we in het verleden hebben gekend .

Krediet verstrekken mag perfect een commerciële activiteit blijven, met bijhorend risico en rendement. Maar geldschepping en de basisinfrastructuur voor betalingen zijn een publieke taak — net als drinkwater, elektriciteit, spoorwegen of digitale identiteit. Het zijn fundamenten van het maatschappelijke leven, geen handelswaar [4]. Toen ik jaren geleden bij een Belgische bank voorstelde om die functies terug van elkaar te scheiden, hoorde men het in Keulen donderen. Niet omdat het idee radicaal was, maar omdat men zich de historische scheiding niet eens meer kon voorstellen. Men dacht dat het huidige model ‘normaal’ was.

Als we dit alles ernstig nemen, is de consequentie helder: haal geldschepping en de basislaag van het betalingsverkeer weg uit de logica van private schuld en financiële extractie. Laat banken opnieuw doen waar ze goed in zijn — risico analyseren, krediet toekennen — en geef de samenleving terug de controle over haar eigen geldbasis.

In België — zoals in de hele eurozone — hoeven banken vandaag slechts 1% van hun kortlopende verplichtingen als reserve aan te houden. Op €100 miljard aan deposito’s staat dus maar €1 miljard in reserve. De overige €99 miljard kan worden ingezet voor kredietverlening, en dus voor het creëren van nieuw privaat geld. Een eerste stap in de gezondmaking van deze economie is het optrekken van die verplichte reserves: naar 5%, 10%, 20%… De logica zou uiteindelijk uitkomen bij 100% reserve — full reserve banking [5].
 

Full reserve banking (100% dekking)

In theorie is dit het ideale model:

  • elke euro op een rekening is volledig gedekt door publiek geld;
  • banken kunnen alleen krediet verstrekken met middelen van spaarders/beleggers;
  • geldschepping wordt weer een publieke taak.

100% reserve is bij ons politiek onhaalbaar. Niet omdat het economisch fout zit, maar omdat het de kernmacht van banken onderuit haalt. En niemand weet daarenboven precies hoe de transitie zou verlopen. Volledig reservebankieren maakt het systeem veiliger maar ook strakker: krediet kan schaarser en duurder worden, banken verliezen flexibiliteit, en een slecht uitgevoerde overgang kan schaduwbankieren [6] versterken. Het is stabiliteit in ruil voor soepelheid — een compromis dat politiek moeilijk ligt.
 

Narrow banking (haalbaar en verstandig)

Er bestaat een werkbaar alternatief: een pragmatische scheiding tussen een publiek veilig betaalverkeer en een private, risicodragende kredietverlening. Dat heet narrow banking. In zo’n model beheren banken nog wel deposito’s en betalingen, maar mogen ze géén krediet meer verstrekken. Ze houden uitsluitend veilig, risicoloos geld aan — volledig gedekt door centrale-bankreserves. Dat deel kent dus een full reserve banking.

Krediet verschuift dan naar instellingen die werken met geld van beleggers of spaarders die bewust risico willen nemen. Hier kunnen private bankers, family offices en private equity-structuren een zinvolle rol spelen: niet als geldmakers, maar als kredietverdelers voor mensen en organisaties die risico wíllen en mogen nemen [7].

Het is geen revolutie. Dit is niet vijandig tegenover de banken maar gezond verstand. Het is de sanering van een ontspoorde structuur:

  • risico blijft in de private sfeer;
  • basisinfrastructuur wordt publiek;
  • vastgoed- en schuldbubbels worden afgeremd;
  • bankruns verdwijnen.

Het idee om banken op te splitsen in een veilige betaalinstelling en een commerciële kredietsector klinkt radicaal, maar past in een lange traditie waarin overheden tussenkomen wanneer een bedrijfstak té machtig of té risicovol wordt. In de Europese energie en telecom bijvoorbeeld werd ‘unbundling’ verplicht: infrastructuur moest gescheiden worden van commerciële diensten. Het principe is telkens hetzelfde: waar infrastructuur én risico onder één dak zitten, ontstaan machtsconcentratie en systeemgevaar. Het scheiden van geldschepping en kredietverlening past precies in dat historische patroon.
 

Geld als publiek goed

De Amerikaans-Kazachse juriste Saule Omarova gaat nog verder. Ze stelt de vraag: als geld zó essentieel is voor de samenleving, waarom laten we dan de privésector beslissen waar krediet naartoe stroomt? Haar antwoord:

  • geld is een publiek goed;
  • kredietverlening moet maatschappelijke doelen dienen;
  • publieke investeringsinstellingen kunnen infrastructuur, woningen, energieprojecten financieren zonder extractie;
  • burgers krijgen een rekening bij de centrale bank.

Niet de markt, niet de technocratie, maar het sociale wordt opnieuw de maatstaf. Geld wordt dan geen instrument van rendement, maar van zorg, maar van zorg en gemeenschappelijkheid. Een krachtig idee — dat lijnrecht ingaat tegen het huidige schuldgedreven systeem. Niet de markt, niet de overheid, maar het sociale — het intermenselijke — regeert. “De overschotten die wij samen creëren — leraren, zorgverleners, ambtenaren, ondernemers, ouders, kunstenaars, bankiers … — moeten beschikbaar blijven voor ons allemaal,” schreef ik in een eerdere bijdrage in Het Verzet.

Wat ik hier boeiend vind, is dat je via zo’n strategie niet zozeer de markt of de overheid de samenleving laat sturen, maar het sociale opnieuw vormgeeft. Bijvoorbeeld: een gemeente zou met zo'n publiek krediet zonnepanelen kunnen installeren op alle geschikte daken, die vervolgens ondergebracht worden in een coöperatie waarvan de bewoners eigenaar zijn. De overheid wordt de eerste jaren terugbetaald met de opbrengst van de energie, en nadien vloeit de winst naar de lokale gemeenschap. Geen extractie, geen buitenlandse investeerders, maar lokale financiering, lokaal eigenaarschap en collectieve waarde.
 

Tenslotte: tijd om de geldkraan terug te winnen

We kunnen niet langer doen alsof geld een neutraal hulpmiddel is. Geld is een vorm van macht. Geld is politiek. Wie de geldkraan beheert, beheert de voorwaarden van het leven. Ons huidige systeem:

  • maakt schulden,
  • pompt waarde buiten de echte economie,
  • creëert bubbels,
  • en laat burgers opdraaien voor private risico’s.

Het wordt tijd dat we het geld terugnemen, vóór die macht volledig privatiseert. De oplossing is niet radicaal of revolutionair. Ze is eenvoudig: behandel geld als infrastructuur, geen handelswaar. Krediet mag een commerciële activiteit blijven, maar geldcreatie is een nutsfunctie — een basisinfrastructuur zoals water, wegen of elektriciteit.

Om geld te kunnen herdenken, moeten we de architectuur van geld helder zien: Welke soorten geld bestaan er? Wie beheert ze? En waarom zijn ze zo ongelijkwaardig? En daarover gaat deel 3: de architectuur van het geld.
 

Nog even dit

[1] Een zicht op de wereld van het grote geld vind je op een gedetailleerde kaart van het geldwezen: Het waterwerk van ons geld. Carlijn Kingma, Thomas Bollen, Martijn Van der Linden, “Geld bepaalt alles, maar bijna niemand snapt het. Reis door onze kaart en ontdek hoe ons geldstelsel in elkaar zit.”, in: Follow the money, 15 oktober 2022.

[2]  Een gedetailleerd meer technische toelichting vind je in een paper van de bank of England: Michael McLeay, Amar Radia en Ryland Thomas, Money creation in the modern economy, Bank of England, Quarterly Bulletin 2014 Q1. Ze spreken ook over QE (quantitative easing - kwantitatieve versoepeling), het massaal opkopen van financiële activa door de centrale bank met nieuw gecreëerde reserves ter ondersteuning van de economie. Die reserves circuleren uitsluitend tussen banken en komen niet terecht bij burgers of bedrijven. Daarom behandel ik quantitative easing niet in mijn bijdrage. 
QE is wel bijzonder boeiend omdat het de complexiteit van monetair beleid toont. Want sinds deze massale opkoopprogramma’s zitten commerciële banken met enorme hoeveelheden overtollige reserves bij de centrale bank. Op die reserves krijgen ze rente, miljarden aan risicoloze inkomsten, enkel omdat ze reserves aanhouden die de centrale bank zélf heeft gecreëerd. In wezen verandert de overheid zo haar eigen goedkoop gefinancierde schuld ongewild in dure kortetermijnschuld, waarvan de rente rechtstreeks naar banken vloeit. Volgens De Grauwe is dat economisch niet te verantwoorden: het is een verborgen publieke subsidie aan private banken, ontstaan uit het ontwerp van het huidige monetair beleid, niet uit noodzaak.
Paul De Grauwe, Yuemei Ji, Towards monetary policies that do not subsidise banks, CEPS, 2023

[3] Rob Heyvaert, managing partner van Motive Partners, een investeringsmaatschappij die zich richt op fintech-bedrijven, Joahn Faes, “Je kan de wereld niet veranderen vanuit België“, in: De Standaard, 24 oktober 2015

[4] Het idee om krediet los te koppelen van geldschepping is oud: van het Chicago Plan (Fisher) tot voorstellen van Friedman en Tobin, en recent van economen als Martin Wolf en Stiglitz. Zij zien in de scheiding tussen publieke geldlaag en private kredietsector een manier om het financiële systeem stabieler, transparanter en democratischer te maken.

[5] Zie hierover het recente en hoogst leesbare boek: Thomas Bollen, Geld genoeg, maar niet voor jou. Hoe heroveren we de macht over ons geld?, 2025, Follow the Money, 9789083398679. Dit boek is trouwens een onuitputtelijke bron geweest voor deze artikelenreeks.

[6] Schaduwbankieren zijn alle vormen van krediet en risico-opbouw die buiten het bankentoezicht plaatsvinden — de onzichtbare kant van het financiële systeem waar de grootste kwetsbaarheid kan ontstaan: private-equityfondsen, hedgefondsstructuren, fintechkredietgevers … maar ook leasing- en factoringmaatschappijen en grote techbedrijven die betalings- of kredietfuncties aanbieden (bijv. ApplePay, PayPal). 
Toen de kredietverlening tussen banken en schaduwbanken (subprime-hypotheken) in 2008 opdroogde, barstte de grootste financiële crisis van de eeuw los. Zie, Thomas Bollen, idem, p. 173 e.v.

[7]  Er is al een hedendaags voorbeeld. In 2018 verplichtte de Chinese centrale bank (PBoC) betaalplatformen als Alipay en WeChat Pay om 100% van de klantentegoeden bij de centrale bank te parkeren — een volledig full-reserve-model, zonder rente voor gebruikers. Tegelijk groeide hun beleggingsproduct Yu’e Bao uit tot het grootste geldmarktfonds ter wereld (meer dan €230 miljard). 
Zie Thomas Bollen, idem, p. 220-221.