Voor Anselm

 

 

1. De verdwijning van cash geld

Het zal voor iedereen wel duidelijk zijn wat er de laatste jaren is gebeurd::

  • bankkantoren sloten;
  • geldautomaten verdwenen;
  • supermarkten, cafés, restaurants, parkeergarages, culturele centra… gingen massaal over naar ‘enkel digitaal, geen cash’;
  • jongeren betalen bijna uitsluitend met kaart of smartphone;
  • online winkelen duwt cash al helemaal uit beeld [1].

Banken – en met hen de overheid – presenteren dit als modernisering, efficiëntie en veiligheid. Maar achter dat vriendelijke verhaal schuilt een eenvoudig belang: cash is het enige geld dat banken níét beheersen [2]. Hoe minder cash, hoe meer betalingen door bancaire tolpoorten gaan.

Dat is problematisch. Elke digitale betaling — kaart, QR, app — loopt vandaag via een commerciële infrastructuur. Ze levert inkomsten op (fees), data, en vooral: klanten die volledig binnen het digitale bankecosysteem leven. 

Cash is traag, zeggen banken. Cash is duur, zeggen banken. Maar wat ze vooral niet zeggen: "Cash is publiek geld. En publiek geld past niet in ons privaat verdienmodel.”

De verdwijning van cash wordt voorgesteld als modern, efficiënt en veilig.

 

De snelheid van de verdwijning van cash

Wereldwijd daalt het aandeel van contant geld gestaag verder. In Zweden voorspelde vice-gouverneur Cecilia Skingsley in 2018 al dat “het laatste biljet in 2030 bij de Riksbank zal worden binnengebracht.” [3]. Ook bij ons zie je de trend. Toen ik aan mijn kinderen (jonge mensen) en mijn neven en nichten (minder jong) vroeg wie nog met cash betaalde, was het antwoord bijna unaniem: niemand. Een muntje voor de wc, een tip voor een garçon, een munt om een wankele terrasstoel te stabiliseren — dergelijke reacties kreeg ik. Slechts één jongere vertelde me dat hij nog cash gebruikte: hij haalde maandelijks bewust een vast bedrag af voor budgetcontrole.

Het Global Payments Report 2024 van WorldPay bevestigt de trend: in vrijwel alle onderzochte landen daalt het aandeel van cash in de totale transactiewaarde tussen 2019 en 2027. De cijfers tonen een bijna onafwendbare evolutie: het einde van cash zoals we dat kennen [2].


Cash lijkt bij jong én oud op weg naar een roemloos einde. Maar dat einde is niet onschuldig. Want cash is ons laatste publieke betaalmiddel dat niet via banken, kaartnetwerken of big tech loopt. De verdwijning van cash is een verschuiving in macht. Daarover gaat deze reeks.

 

Cash en digitaal geld zijn niet dezelfde ‘euro’
 

Op het eerste gezicht lijkt het niet uit te maken of we cash of digitaal betalen. In jouw persoonlijke boekhouding lijkt het simpel: €100 cash + €900 op je rekening = €1.000. Haal je €200 af, dan verschuift een deel van jouw geld gewoon van digitaal naar fysiek. €300 cash + €700 op je rekening. Het blijft €1.000.

Maar monetair gezien zijn dit twee totaal verschillende soorten geld. In de boekhouding van het geldsysteem vloeien ze niet samen. Ze hebben een andere uitgever, een ander risico, een andere plek in de architectuur van geld.

  • Cash = publiek geld. Uitgegeven door de Nationale Bank van België, onze Belgische centrale bank. Risicoloos. [5]
  • Bankgeld (je saldo) = privégeld. Geen ‘echte’ euro’s, maar schuldbewijzen van jouw bank.

In mijn portefeuille lijken beide geldsoorten identiek. In het systeem zijn het twee werelden.

Dit onderscheid — publiek geld versus privaat geld — is de sleutel tot begrijpen waarom de verdwijning van cash zo’n grote verschuiving is. Het is niet nostalgie om biljetten vast te houden. Het is een vraag naar wie de basis van ons geld beheert.

 

Toen geld nog sprak (en waarom dat relevant is)

Heel lang geleden, toen geld nog sprak, in een land niet zo ver van hier, had een munt waarde omdat ze zelf waarde had. Een gouden munt was goud. Je betaalde met materiële rijkdom. Misschien wat onpraktisch, maar politiek kristalhelder: de waarde zat in het ding zelf.

Later kwamen biljetten: schuldbrieven van de centrale bank. Op oude Belgische frankbiljetten stond nog “Payable à vue” — Betaalbaar op zicht”. Wat zoveel betekende als: breng dit biljet binnen, en je krijgt goud. Je kon die biljetten ook al gebruiken om te betalen. Je gaf de schuldvordering door aan iemand anders.

Lang geleden droeg papieren geld nog de formule “Payable à vue – betaalbaar aan toonder.” Het biljet was letterlijk een schuldverklaring van de centrale bank.


Dat tijdperk is verdwenen. Het goud als standaard is verdwenen. En de zin “Betaalbaar op zicht” dus ook. We hebben de stap gezet naar iets veel abstracter: een geldsysteem dat volledig op vertrouwen drijft. We leven niet langer in een goudcirculatie, maar in een vertrouwenscirculatie: euro’s zijn niet langer inwisselbaar voor goud, wel voor… euro’s. Hun waarde komt uit de stabiliteit van de overheid, de centrale bank, en het vertrouwen dat wij — burgers — in elkaar stellen door die euro te blijven gebruiken. Voor de consument lijkt er weinig te veranderen in het dagelijks gebruik. Maar monetair betekent het een verschuiving die veel zegt over hoe de aard van geld én van bankieren veranderd is.

Het abstract karakter van geld maakt het zo moeilijk om de essentie van geld te pakken. Daarom houden we het liever concreet en functioneel: het is een betaalmiddel; het is een ruilmiddel; het is een opslagplaats van waarde … En precies die abstractie maakt geld zo kwetsbaar voor macht.

 

De TikTok-reflex: geld als absurd object

Een tijdje geleden ging een video viraal: een meisje kijkt naar twee bankbiljetten en vraagt zich hardop af hoe die twee stukjes papier zo’n macht over ons leven kunnen hebben. Omdat ze geen materiële uitleg vindt, besluit ze dat geld “verzonnen” moet zijn.


De antropoloog en financieel activist Brett Scott noemt dat een existentiële waarheid: wie de betekenis van geld zoekt in het object zelf, vindt alleen maar leegte [6]. Een biljet is waardeloos papier. Een betaalkaart is waardeloos plastic. Een cryptomunt is waardeloze code. Waarde komt niet uit het object, maar uit de collectieve afspraak erachter. De kracht van geld zit niet in het ding, maar in het systeem van wetten, infrastructuren, banken, regels en afspraken eromheen. Het is precies dat systeem dat bepaalt:

  • wie toegang heeft tot geld,
  • wie uitsluitbaar is,
  • wie gecontroleerd wordt,
  • wie profijt haalt uit elke transactie.

Het TikTok-meisje ziet – in al haar existentiële verwarring [7]– wat wij vergeten zijn: geld is een afspraak. En net nu geld steeds immateriëler wordt — van munt naar biljet, van biljet naar bankboekje, van bankboekje naar digitale munt — is die existentiële verwarring misschien wel de gezondste reflex die we kunnen hebben. Want ze dwingt ons te zien dat waarde geen eigenschap is van dingen, maar van de relaties die we er rond bouwen. Deze reflex doet ons dus de vraag stellen: welke relaties willen we dat er rond geld bestaat? Welke afspraken maken we? Spoiler-alert: op dit ogenblik worden die afspraken vooral niet door burgers beheerd, maar door commerciële instellingen die publieke macht gekregen hebben.

 

Het triumviraat van ons geldsysteem

Wanneer we vroeger geld gingen afhalen aan het loket, werkten drie instellingen samen. Zij vormen nog altijd de architectuur van geld: 
 

1. De centrale bank (publiek geld)
 

Centrale banken vormen het hart van onze geldarchitectuur: zij bepalen hoeveel geld er in omloop komt, wie toegang krijgt tot liquiditeit en tegen welke voorwaarden. De centrale bank, de Nationale Bank van België, geeft twee soorten geld uit:

  • Cash (biljetten en munten): toegankelijk voor iedereen en wettig betaalmiddel.
  • Centrale-bankreserves: digitaal publiek geld dat alleen banken kunnen gebruiken om onderling betalingen te vereffenen. Wanneer ik iemand betaal die een rekening heeft bij een andere bank, worden centrale-bankreserves van mijn bank digitaal verschoven naar de bank van diegene aan wie ik betaal [8]. Het is dus een soort boekhoudkundige beweging. Zonder deze centrale-bankreserves zou het digitale betalingsverkeer stil vallen.

Dit geld wordt uitgegeven door de centrale bank. Dit publieke geld is daardoor de meest risicoloze vorm van geld die bestaat. Want een centrale bank kan niet failliet gaan in haar eigen munt. Vertrouwen in dat geheel is wat onze munt overeind houdt. Vaak worden centrale banken voorgesteld als neutrale technocraten, maar hun beleid is diep politiek. De technocratische logica van centrale bankonafhankelijkheid sluit burgers uit precies op het punt waar hun soevereiniteit het meest zou moeten gelden: de geldkraan.

Monetaire keuzes zijn politiek

Sinds de financiële crash van 2008 is duidelijk geworden dat monetaire keuzes wél politiek zijn en miljoenen mensen raken. Centrale banken — ook onze Nationale Bank en de Europese Centrale Bank — deden sindsdien aan massale activa-aankopen, bepaalden de financieringskost van staten en stuurden zelfs sectorale investeringen bij via “groene” aankopen. Wat daarbij vooral opvalt: al die beslissingen gebeurden zonder noemenswaardige democratische aansturing. 
De paradox is duidelijk: monetair beleid wordt steeds machtiger, maar tegelijk steeds minder democratisch verankerd. Politieke inmenging zoals onder Trump die de Amerikaanse centrale bank wil afbouwen ten voordele van marktwerking, toont bovendien vooral autoritaire machtshonger, geen echte democratisering. Echte democratisering van geld betekent niet méér macht voor regeringsleiders, maar een structurele verankering van monetair beleid in de democratie. Als geld publieke infrastructuur is, dan moeten burgers — via parlementaire of direct-democratische weg — kunnen bepalen welke doelen monetair beleid moet dienen: prijsstabiliteit, werkgelegenheid, kredietsturing, klimaat, en in welke volgorde. 
De vraag “wie beheert de geldkraan?” is dus geen technocratische kwestie, maar een fundamentele democratische keuze. In een systeem van publiek geld hoort de uiteindelijke zeggenschap niet bij technocraten of private banken, maar bij de burgers zelf [9]. We komen er uitgebreid op terug in Deel 3.

 

2. De commerciële bank (privégeld)
 

Mijn bank en jouw bank:

  • beheert onze rekening,
  • biedt cash geld aan via automaten,
  • verwerkt betalingen,
  • maakt digitaal geld aan door krediet te verstrekken (zie deel 2).

Bankgeld lijkt op euro’s, maar ís het niet. Kort: het is een belofte van de bank. De bank belooft dat jij je tegoed kan gebruiken of omzetten wanneer je dat wil. Die belofte bestaat uit drie onderdelen:

Betaalbaarheid De bank belooft dat je met je saldo kunt betalen: overschrijvingen doen, kaarten gebruiken, rekeningen voldoen.
Inwisselbaarheid De bank belooft dat je je banktegoed kunt omzetten in publiek geld — vandaag: cash (en in laatste instantie centrale-bankgeld).
Terugbetaling op verzoek –Juridisch is je saldo een schuld van de bank aan jou: je mag het op elk moment opeisen. 

Dit is de hedendaagse variant van ‘Betaalbaar op zicht’. Het is ‘Betaalbaar op verzoek - Payable sur demande’ geworden. 
Maar — en dit is cruciaal — die belofte geldt alleen zolang de bank overeind blijft. Als een bank faalt, faalt die belofte mee. Daarom bestaan depositogarantie en centrale-bankingrepen: niet omdat bankgeld veilig is, maar omdat het dat van zichzelf niet is. We komen er nog op terug.

 

3. Ik, de consument
 

Ik gebruik:

  • Cash: publiek geld, uitgegeven door de centrale bank.
  • Bankgeld: het saldo op mijn rekening. Mijn loon komt als bankgeld binnen (digitaal), ik betaal ermee in winkels (digitaal), en ik kan het omzetten naar cash wanneer ik dat wil. Dit bankgeld lijkt op euro’s, maar monetair gezien is het géén publiek geld: het is een schuld van mijn bank aan mij. Het staat op de balans van de bank en niet op die van de centrale bank.

Zolang cash bestaat, hebben burgers een ankerpunt: de zekerheid dat ze hun privégeld op de bank à la minute kunnen omzetten in publiek, risicoloos geld dat buiten het banksysteem staat. In tijden van onzekerheid grijpen mensen instinctief naar dat anker. Telkens wanneer banken wankelen — van de financiële crash van 2008 tot de regionale bankencrisis in de VS in 2023 — stijgt de vraag naar bankbiljetten abrupt. Cash is dan niet zomaar een betaalmiddel, maar een nooduitgang: geld dat je in handen hebt, zonder tussenpersonen, zonder digitale poortwachters en zonder tegenpartijrisico. Niet toevallig adviseert zelfs de Zweedse overheid, nochtans een van de meest cashloze landen ter wereld, om minstens voldoende cash in huis te hebben om een week toe te komen voor het geval digitale netwerken uitvallen. Juist dat ankerpunt verdwijnt wanneer cash verdwijnt — en daarmee verliezen burgers hun enige directe, publieke zekere vorm van geld. We bekijken dat later nog in detail.

 

Waarom de verdwijning van cash een maatschappelijke kwestie is

Ons geldsysteem bestaat dus uit twee fundamenteel verschillende soorten geld. En dat is niet cash en digitaal, maar publiek geld en privaat geld:
PUBLIEK GELD: cash (munten & biljetten) en centrale-bankreserves. Dit geld wordt uitgegeven door de centrale bank. Die kan niet failliet gaan in haar eigen munt. Dit is de meest risicoloze vorm van geld die bestaat.
PRIVE GELD: vooral banktegoeden — het geld op onze rekeningen — aangevuld met kleinere private geldvormen zoals stablecoins en e-money. Ze worden niet uitgegeven de centrale bank, maar door commerciële banken of uitgevers. Het zijn geene chte euro's maar een schuldbewijs van de bank. Daardoor is het risicodragend; de bank kan bijvoorbeeld over kop gaan.

En precies nu verdwijnt cash, het enige publieke geld dat burgers rechtstreeks kunnen gebruiken, zonder tussenkomst van een privépartner. Wat overblijft is een systeem waarin bijna alle geld dat circuleert:
- privaat is,
- risicodragend is,
- winstgedreven is,
- gecontroleerd wordt door commerciële instellingen.

De verdwijning van cash is een seismische verschuiving in soevereiniteit.

Dat is een ongeziene machtsconcentratie in het hart van onze economie.
Ik kom hier later op terug, maar nu al kan ik zeggen dat de verdwijning van cash volgende punten tot gevolg heeft:

  1. Geld wordt volledig privaat: 99% van onze betalingen loopt dan via commerciële tussenpersonen, die winst als ultiem doel hebben.
  2. De anonimiteit verdwijnt: elke digitale transactie laat een spoor na. Het fysieke cash is het enige betaalmiddel zonder datarail of gegevensspoor.
  3. We worden afhankelijk van commerciële poortwachters. Banken en betaalapps beslissen:
    - wie toegang heeft, 
    - wie uitgesloten wordt,
    - welke transacties “verdacht” zijn.
  4. We verliezen een deel van onze burgerlijke vrijheden. Cash is niet alleen een betaalmiddel. Het is een democratisch recht: betalen zonder toestemming, zonder profiel, zonder spoor.
  5. Ons geld wordt voortaan risicodragend. Privégeld draagt het risico van de bank die het uitgeeft. Publiek geld draagt het risico van niemand — het is de munt zelf.
  6. De macht van samenleving verschuift naar de financiële sector

De verdwijning van cash – het laatste publieke geld dat ons voorlopig nog rest –  is dus geen detail. Het is een seismische verschuiving in soevereiniteit. En dat terwijl geld een vorm van publieke infrastructuur zou moeten zijn — zoals water, elektriciteit en wegen.

 

Naar deel 2: hoe banken geld creëren

Alvorens deze problematiek verder uit te diepen, gaan we eerst naar een cruciaal karakteristiek van het hedendaagse geldsysteem: banken creëren het grootste deel van ons geld door krediet te verstrekken. Dat mechanisme bepaalt hoe onze huizenprijzen stijgen, voeding duurder wordt, waarom financiële bubbelvorming toeneemt en waarom de echte economie steeds meer onder druk staat.

In deel 2, Geld maakt geld, licht ik toe hoe banken geld creëren en waarom dat problematisch is geworden.




 

Nog even dit

[1] Over de jaren heen tekent zich een duidelijke stijging af van het aantal personen in België dat online koopt: 72,72 % in 2020 versus 76,08 % in 2024. Daarmee komt België aanmerkelijk boven het Europese gemiddelde van 71,76 % uit. De meeste aankopen (46,7%) waren kleding (inclusief sportkledij), schoenen of accessoires (bv. handtassen, juwelen … met abonnement op een film-, serie- of sportstreamingdienst op een tweede plaats. Zie FOD Economie, 11 juli 2025

[2] Ik heb er eerder al over geschreven (zie: Moeder, waarom werken wij? 3. Tien vragen), maar nu duik ik dieper — didactischer.

[3] Peter Passell, The future of Money, January 24, 2022 

[4] Bron: The Extinction of Cash, Visual capitalist. Nederlandse adaptatie door Peter Droeshout

[5] In feite is het Eurosysteem –waartoe de Nationale Bank van België behoort – verantwoordelijk hiervoor. Het Eurosysteem, dat bestaat uit de Europese Centrale Bank en de nationale centrale banken van de lidstaten die de euro als munt hebben, is de monetaire autoriteit van het eurogebied. Zie Eurosysteem

[6] Brett Scott, “How the 'Functions of Money' blind us to the Structure of Money”, in: Asomoco, March 27, 2021

[7] En dan had ze vermoedelijk nog niet gehoord van “seigniorage”, de winst die de centrale bank maakt door geld te creëren. Het basisprincipe is verbluffend simpel: Een bankbiljet van €50 kost minder dan 20 cent om te drukken. Maar zodra dat biljet in omloop komt, is het 50 euro waard. Het verschil is €49,80 en dus winst voor de uitgever van het geld. Seigniorage is één van de oudste en meest fundamentele inkomstenbronnen van een staat

[8] De standaard manier waarop commerciële banken centrale-bankreserves opbouwen is door een onderpand (bijvoorbeeld staatsobligaties) aan de centrale bank te geven. In ruil schrijft de centrale bank nieuwe digitale reserves bij op de rekening van de bank. Voor de digitalisering bestonden de centrale-bankreserves uit fysiek geld, papieren rekeningen en goud. Digitalisering veranderde niet wat reserves zijn, maar wel hoe ze worden beheerd: van papieren administratie naar volledig elektronische saldi tussen banken. 

[9] Lees over deze benadering van de centrale banken dit toegankelijke artikel: Mattias Vermeiren, “De Federal Reserve onder vuur: lessen voor links”, in Samenleving & Politiek, 2025, 10 (december), 39-47.