DE GEVOLGEN ZIJN niet te overzien. Hoskens verliest eerst zijn oog en vervolgens zijn toekomst. Nu, drie-vier jaar na dat ‘bolletje in zijn linkerooghoek’, is hij als kankerpatiënt in palliatieve behandeling.
Het boek
Hoskens brengt hierover al een tijdje verslag uit in zijn blog. De meest frappante fragmenten zijn nu ook te boek gesteld. Chronologisch vertelt hij zijn hallucinant verhaal, startend in januari 2018 en eindigend op 22 februari 2021 [1].
Wereldliteratuur vormt niet de ambitie van Hoskens. Maar hij—cultuurliefhebber, dat lees je— is wel een uitstekend schrijver en verteller. Hij verhaalt met een zekere flair over een van de ergste dingen die je kan overkomen: sterven door te vermijden nalatigheid en onkunde. Hoskens brengt geen wetenschappelijke analyse, maar zijn verhaal: het verhaal van een patiënt en van een mens.
De titel van het boek, De kroniek van een miskende moord, zet de teneur. Het is een horrorverhaal over hoe experten iemand naar de kloten kunnen helpen. Het is geen aangename lectuur. De hele mikmak passeert de revue: de oogkliniek, de professor in het grote ziekenhuis, het ziekenhuis zelf, het ziekenfonds, de notaris, de juridische bijstand en de patiënt, hijzelf dus. … Het boek zit vol met anekdotes die de verontwaardiging en het ongeloof ook bij de lezer binnensmijten.
Eén dag wil ik eruit pikken —7 december 2018— omdat deze perfect illustreert waarover Hoskens het heeft:
7 december 2018, 08.15 uur in de ochtend…
[nvpv: Na meer dan zes maanden behandeling bij de professor in Gasthuisberg is Patrick het kotsbeu en heeft, mede dankzij vrienden, een snelbehandeling kunnen regelen in AZ Maria Middelares te Gent. Een operatie is gepland op 7 december 2018, in de vooravond. Het grappige/cynische is dat hij die dag ’s ochtends nog een vervolgafspraak heeft in Gasthuisberg. Hij laat die doorgaan om van de gelegenheid gebruik te maken om tegen de prof te zeggen wat hij ervan denkt.]
Fragment 1
“Tegelijkertijd vind ik wel dat alles wat er tot nu toe gebeurd is, zo onvoorstelbaar is, zo schandalig, en zo onrespectvol naar mij toe als patiënt of zelfs als burger van dit land, dat ik haar deze beslissing persoonlijk wil meedelen en terloops rechtstreeks wil confronteren met alles wat er gebeurd is of toch minstens mijn beleving ervan.” (nvpv: mijn cursivering)
Fragment 2
“De Hartenkoningin (nvpv: de naam die hij in het boek aan de professor uit Gasthuisberg heeft gegeven) voelt zich ondertussen al wel genoeg bedreigd in haar waardigheid als ‘specialist’ om haar staat van dienst als chirurg er al direct bij te sleuren. “Mijnheer Hoskens, ik heb al heel veel operaties gedaan hoor en die zijn bijna allemaal gelukt. Of het aandeel operaties met complicaties nadien is toch bijzonder klein. Ik heb in mijn loopbaan al zeker zo’n 5000 operaties gedaan en daar zijn er maar 4, misschien 5 van, die niet helemaal gelopen zijn zoals het hoorde.” […]
Fragment 3
“Het is het moment waarop de Hartenkoningin o.a. de etymologische oorsprong van het woord patiënt ter sprake brengt. Ze zegt woordelijk: “Het komt van het Engelse ‘patient’. Maar de mensen hebben tegenwoordig geen geduld niet meer, nietwaar Mijnheer Hoskens?” Al acht maanden ben ik bij die vrouw in behandeling. Al acht maanden wacht ik op een professionele interventie voor een probleem aan mijn oog. […] Zij, zelfs na acht maanden, zelfs na herhaaldelijke confrontaties met de staat van mijn oog na de door haarzelf uitgevoerde operatie, doet gewoon niets. Totaal niets. Erger nog: ik krijg het verwijt naar mijn hoofd geslingerd dat ik niet geduldig genoeg ben geweest. Hoe noemt men zoiets? Mateloze arrogantie? Een typisch gevolg van geïnstitutionaliseerde straffeloosheid? De natuurlijke verhouding tussen medici die als halfgoden ongenaakbaar boven op hun berg zitten en gewone stervelingen die braaf moeten zwijgen en luisteren en alles maar ondergaan als een straf van God? Zeggen jullie het maar, dames en heren specialisten van Gasthuisberg. Want ik heb daar letterlijk geen woorden voor.” […] [2].
Fragment 4
“Wanneer we doorgaan, doet Hartenkoningin onverwacht nog een laatste remonte om mij te overtuigen van haar kunsten. Ze voelt dat ik er niet gerust in ben, in het verdere verloop van de dingen, en zegt totaal out of the blue in mijn rug: “Maak u geen zorgen, mijnheer Hoskens, daar zit geen tumor. Als daar iets tumoraals zat, had ik dat toch al lang gezien tijdens de operatie?” Ik draai me om in de deuropening en kijk haar totaal verwilderd aan.”
Het licht
Hoskens schrijft verontwaardigd en opstandig. Verontwaardiging is doorgaans goede brandstof voor actie; het vormt echter vaak een hinderpaal voor bewijsvoering. Maar Hoskens blijft lucide genoeg om een heldere case op te bouwen. En hij doet dat cynisch en sarcastisch, …
Cynisme en sarcasme zijn onaangenaam, want ze wringen. Soms krijg je bij het lezen het gevoel: “Stop ermee; het is genoeg geweest”. Hoskens weet dat gevoel goed in te schatten en te counteren door voldoende rustpunten in zijn verhaal in te bouwen. Het is dus niet allemaal kommer en kwel. Hij zorgt ook voor ‘een lach en een traan’ en slaagt erin om in al zijn doffe ellende toch nog licht te laten schijnen: zijn vrienden-engelbewaarders die hem bijstaan; zijn haast kinderlijke en dankbare verwondering bij het AZ Maria Middelares; het vernieuwde weerzien met zijn broer die al jaren met hem in onmin leeft; de liefdevolle soms ontroerende steun van zijn echtgenote …
Ik ben hem dankbaar voor deze fragmenten. Het toont dat hij niet zo maar zijn gram wil halen, maar dat hij in de eerste plaats een oproep wil doen om patiënten als mensen te zien. Daarom presenteert Hoskens zichzelf als mens – in al zijn onbeholpenheid. Ecce homo. Patrick als slachtoffer, als domme klootzak, als zondaar, als blèter, als angsthaas, als strijder, als vader, als man ….
Dat zijn voor mij de sterkste momenten in het boek en op de blog: als hij beschrijft hoe hij ongewild, reddeloos en radeloos, op een achtbaan holderdebolder afzakt naar zijn hel om letterlijk en figuurlijk in de stront, zijn stront, te belanden. “In tijden van carpe diem, sex on the beach en meesmuilende bachelors en bachelorettes verdwijn ik alsof ik nooit bestaan heb, nooit iets gewild heb, nooit iets gehoopt heb. Recht naar de hel.” (16 juli 2021 op de blog).
De expert
In december 2021 heeft wetenschapper en publicist Jos Verhulst in acht belanghebbende kerstbrieven aan dit eigenste Het Verzet zijn visie gegeven op de zin en onzin van wetenschap.
In een schitterende zevende brief, Het dictum van Feynman, behandelt Verhulst een voordracht uit 1966 van Richard Feynman, Nobelprijswinnaar en een van de grote wetenschappers van de twintigste eeuw, over de aard en de taak van wetenschap en van wetenschapsonderwijs.
“Richard Feynman biedt […] een tweede, alternatieve definitie van wetenschap, die we het ‘dictum van Feynman’ kunnen noemen: “Wetenschap is het geloof in de onwetendheid van experten”.
[…]
Het dictum van Feynman is lapidair geformuleerd. Indirect spreekt Feynman uit dat het menselijk individu de aanleg heeft om zich op de waarheid te richten. Deze aanleg is het verzwegen uitgangspunt van het dictum, dat zich onmiddellijk richt tegen de belangrijkste hindernis die de waarheidszoekende mens op zijn weg ontmoet, namelijk de ‘expert’.
[…]
‘Wetenschap’ betekent: vasthouden aan de roeping die uitgaat van de waarheid en afwijzing van de claim op autoriteit door de ‘expert’ die zich dringt tussen mens en werkelijkheid.
Het verhaal van Patrick Hoskens onderstreept wat Jos Verhulst op het einde van zijn brief betoogt: “Expertendom produceert tirannie en ellende.”
En het is Hoskens zijn overtuiging dat “wat er met mij gebeurd is, in tegenstelling tot wat zij met al hun verpletterende almacht zullen beweren, GEEN ongeval was. Dat wat met mij gebeurd is, geen ‘pech hebben’ was. Maar het gevolg van een structureel falen.” […]
“Dat hier alles zo zeer is fout gelopen in elk stadium van mijn ‘case’ dat men enkel van mismanagement kan spreken.” (18 januari 2021, de blog)
Giganteske instellingen zoals Gasthuisberg falen doordat ze dit soort expertendom hoog in het vaandel dragen en hun organisatie rond dit expertendom (‘diensthoofden als halfgoden’) uitbouwen.
Don Quichot
Hoskens heeft via de burgerrechtbank een procedure tegen ‘Gasthuisberg’ gestart. Hijzelf had liever de weg van de strafrechtbank gekozen wegens ‘doodslag met niet-voorbedachte rade‘, maar zijn advocaten raadden hem dit ten stelligste af. De burgerrechtbank dus.
“Op deze manier slaag ik er misschien nog in om, voor zo lang het nog duurt, een gewone mens te blijven. Iemand met een gevoel van eigenwaarde en vooral ook geloof, geloof in de mensen. Geloof dat het ooit anders kan en anders zal zijn. Zodat ik, met het einde van mijn leven in zicht, afscheid kan nemen van alles en iedereen rondom mij als een gewone mens en niet langer als een object dat je zonder problemen kapot kan maken en dan weg mag smijten als een stuk vuilnis.” (22 februari 2021)
Om zijn vrouw en kinderen zoveel mogelijk ellende te besparen “heb ik alvast besloten aan een van mijn vrienden te vragen als gevolmachtigde voor het hele proces op te treden na mijn dood. Dan kunnen zij toch verder met hun eigen rouwproces en met hun leven.” (22 februari 2021)
Ik hou enorm van de moderne Don Quichots die, dikwijls tegen beter weten in, strijden voor meer rechtvaardigheid, voor zichzelf maar vooral voor de andere. We hebben nood aan meer Don Quichots.
Hoskens, dank je wel voor jouw moed, dank je wel voor jouw boek.
Nog even dit
Patrick Hoskens overleed op 22 april 2024.
[1] Dat hij het boek eindigt op 22 februari is niet toevallig. Het is de Europese Dag van het Slachtoffer.
[2] Uiteraard checkt Hoskens bij thuiskomst onmiddellijk de etymologische oorsprong van het woord ‘patiënt’. Wat de professor vertelt is regelrechte onzin. (7 december 2018, na 08.45)
Patrick Hoskens, Kroniek van een miskende moord – Slachtoffer van een medische fout of twee, drie…, 2021, Witsand, 2021, 9789492934932
Het boek is te verkrijgen via Barbóék –uiteraard– en de betere boekhandels. Hopelijk komt het tot een tweede druk. Liefst met een beter kaftontwerp.