DANK JE WEL, MARC, voor de uitnodiging om een woordje te 'placeren' op de opening van De Melkerij 2.0. Ik vind initiatieven zoals De Melkerij belangrijk. Als een art-studio wilt het kunstenaars ondersteunen, en –nog belangrijker– het wilt kunst, cultuur verbinden met werk, gezondheid en ontspanning.

Verbinden dus. Kunst verbindt wordt gezegd, maar wie of wat wordt er verbonden door kunst? En wanneer gebeurt dat dan, die verbinding? En wat is kunst eigenlijk? Daarover heb ik het in deze lezing. De volgende 20 minuten ga ik op verkenning over kunst, kunstenaars, over jullie -bezoekers- als kunstenaars en over De Melkerij. En we eindigen met een gezamenlijke oefening. Altijd gezellig.

Verwacht in deze lezing geen duiding van de drie hier aanwezige kunstenaars. Dat moet je zelf doen. Maar toch even dit: ik vind het een prachtige tentoonstelling, divers genoeg om te blijven boeien.
Kijk straks ook eens naar de scenografie, de manier waarop de tentoonstelling is opgebouwd. Ik breek gaarne een lans daarvoor: hoe wordt de kunst aan ons aangeboden, hoe wordt ze tentoongesteld. De opstelling op deze tentoonstelling is er een van mature kunstenaars. Patrick Keulemans, Luis Lambrechts en Jo Op de Beeck weten wat ze doen. Jonge kunstenaars kunnen meestal geen of heel moeilijk bezit nemen van dergelijke ruimte.
Terug naar mijn opdracht.

Wat is kunst?

Het woordenboek Wikipedia zegt het mooi: “Kunst is de bewuste creatie van iets moois of betekenisvols met behulp van vaardigheid en verbeelding. Het omvat een breed scala aan menselijke activiteiten, waaronder schilderen, tekenen, grafiek, beeldhouwen, moderne mediakunst, theater, dans, muziek en zang, fotografie, film, architectuur, literatuur en poëzie.”
De vraag echter die heel de 20ste eeuw heeft geklonken in de kunstwereld blijft naar mijn gevoel maar beperkt geantwoord: Wat is kunst? Is dit kunst?

Tot ergens ver in de 19de eeuw overheerste de nabootsingstheorie, met kunst als ambacht. Uit de losse pols een cirkel kunnen tekenen was voldoende voor Giotto (13de eeuw) om aangenomen te worden aan het pauselijk hof.

Hegel verklaarde echter einde 19de eeuw deze kunst als dood: wetenschap en religie –de gedachte en de reflectie – hebben de schone kunsten overvleugeld.
Nu worden er wereldkampioenschappen ‘Cirkel tekenen uit de losse pols’ georganiseerd. Dat is fantastische kunde, maar geen kunst meer. De winnaars worden niet als kunstenaars gezien.

Niet meer de esthetiek, maar de zeggingskracht werd belangrijk, kunst als expressiemiddel van de kunstenaar.
Kandinsky meende dat de kunstenaar in de eerste plaats naar de vorm moest kijken. Een schilderij moet een abstracte constructie zijn, die door de vorm universele menselijke gevoelens aanspreekt.
Mijn moeder (96 jaar) haar appreciatie is gestopt bij de expressionisten. Rik Wouters kan haar boeien; wat daarna komt veel minder. Spreek haar niet over Duchamps of Beuys. Voor haar zijn dat prutsers. Dat vindt ze maar niks.

Maar Duchamps bijvoorbeeld is nochtans een belangrijke schakel van een volgende manier om naar kunst te kijken. De kunst werd zelf als object van de kunst. Vakmanschap was minder belangrijk. Het idee achter het kunstwerk werd belangrijk.
Deze vragen duren voort tot op vandaag. Kijk maar naar de appropriation-kunst van Sherrie Levine of Cindy Sherman: zij kapen als het ware de identiteit van een andere kunstenaar of kunstwerk. Het idee van deze diefstal is een onderdeel van de appreciatie van deze kunst.

Tot zover dus kennelijk de universaliteit van kunst.


Ook het oordeel van de kijker, in de eerste plaats het esthetisch oordeel, is er bijgekomen. De kijker bepaalt nu wat kunst is, wat voor hem kunst is. Mijn zoon Edward bijvoorbeeld was niet echt te spreken over de tentoonstelling van Leonardo da Vinci in de National Gallery in London. Vijf minuten heeft hij daar doorgebracht. “Saai. Altijd hetzelfde.” Hij was 18 jaar toen.
De dag erna trokken we met de kinderen naar de Tate Gallery voor een overzichtstentoonstelling van Gerhard Richter. Twee uur heeft Edward daar enthousiast rondgehangen. Hij vond dat schitterend.
Blijkbaar is kunst gebonden aan het tijdsgewricht, aan de tijdsbubbel waarin we ons bevinden. En aan de persoonlijke appreciatie. Tot zover dus kennelijk de universaliteit van kunst.

Kunst wil bekeken worden

(nvpv: dit gedeelte is gebaseerd op een eerder verschenen bijdrage over Elliot Erwitt.)

Hoe dan ook, de kunstenaar is niet bezig met ‘Nu ga ik eens een kunstwerk maken.’ Neen, hij of zij doet wat hij of zij doet omwille van de behoefte, de aandrang, de begeerte, … om dat te doen. De ‘Als ich can’ bij Jan Van Eyck –‘naar mijn beste kunnen, zo goed als ik vermag‘ – wordt bij de moderne kunstenaar ‘Wijl ich mot’ — ‘omdat ik niet anders kan’.
En een kunstenaar kan doen wat hij ‘mot doen’ omdat hij zich in het ultieme vrijheidsgebied bevindt. Dat is de voorwaarde van zijn bestaan. (nvpv: het gevecht voor de vrijheid van de kunstenaar is dus niet gratuit en meer dan ooit noodzakelijk.)

De schilderij, het beeldhouwwerk, het boek, de foto, het kleed, … zijn eindresultaten van een creatieproces. Het kunstwerk is tot stilstand gekomen, als satan in Dantes Inferno, tot de heupen vastgeklonken in het ijs. Niets mag of kan er nog aan veranderen. Enkel witte handschoentjes mogen het aanraken. (Er is het verhaal van een installatiekunstenaar in het SMAK die nog nood had aan enkele plankjes hout. Buiten stond een container met afval van verbouwingswerken. Hij koos daaruit twee stukken hout. De curator deed dan witte handschoentjes aan om ze uit de container te halen. De kunstenaar had ze immers tot onderdeel van zijn kunstwerk verklaard.)

Kunstwerken hebben baat bij kijkers, bij lezers, ….


Tegelijkertijd hebben kunstwerken baat bij kijkers, lezers, ….
Als de kunstenaar het penseel uitspoelt, de beitel terug hangt, de pen neerlegt, de donkere kamer verlaat,… heeft het kunstwerk een eindpunt bereikt. Het is wel een eindpunt tot nader order, een voorlopige finale. Een kunstwerk is immers une invitation à la valse, een uitnodiging tot kijken.
Ik spreek dan over een kijken dat om een onderzoekend beschouwen gaat en niet om een vluchtige passage. Niet ‘Dat is tof’ maar wel ‘Hoe spreekt het mij aan’ vormt de vruchtbare grond voor een ontmoeting en een gesprek van de kijker met het kunstwerk. Dit gesprek verloopt min of meer in volgende stappen:

  • het kunstwerk —dat bevroren iets— dient zich aan, bijvoorbeeld in een museum of hier bij De Melkerij > ze hangen daar wachtende achter de nu nog gesloten deur.
  • de bezoeker kijkt (wordt aangesproken);
  • het kunstwerk roept betekenis op;
  • de kijker geeft betekenis.

Deze betekenis heeft verschillende lagen: er is uiteraard de letterlijke inhoud (berg, boom, paard, vierkant, tekst…); en er is de allegorische, symbolische, diepere betekenis die hierachter schuilgaat of, zo je wil, die de –steeds wisselende– kijker er achter vindt of plaatst.
Dergelijke interactie tussen kijker en dat wat wordt bekeken, beluistert,… ontdooit het kunstwerk, haalt het uit het ijs van de vergetelheid, brengt het weer tot leven en zet het kunstwerk verder.
Misschien is kunst kijken wel nauw verwant met gedichten lezen, zei Herman De Coninck: er is een eerste blik, dat wat je op het eerste gezicht leest, en er is het nauwkeuriger kijken/lezen en ontdekken dat er meer (op) staat dan je in eerste instantie waarnam. Tenslotte is er het ‘onzichtbare’: het verhaal achter het kunstwerk, vergelijkbaar met de interpretatie van het gedicht.


Elk kunstwerk kan achter de horizon van de tijd verdwijnen


Zo kan een kunstwerk doorheen de tijd aan belang winnen of verliezen. Wanneer er geen betekenisgevende ontmoeting meer met een kijker gebeurt, kunnen kunstwerken achter de horizon van de tijd verdwijnen.
Om dan later, eventueel, weer op te duiken, omdat het weer bekeken wordt en onderwerp wordt van een ontmoeting. Een kunstwerk heeft ook de potentie van verdwijnen en van ontdekt worden.

Misschien komt er een moment waarbij mijn zoon Edward da Vinci wel tof vindt. Of misschien verdwijnt da Vinci binnen afzienbare tijd achter de horizon en hangen zijn werken gewoon in een museum terwijl bezoekers er achteloos voorbij stappen.

De Melkerij vraagt ons om aandacht voor de werken van Patrick Keulemans, Luis Lambrechts en Jo Op de Beeck. Het is prachtig werk dat hier wordt tentoongesteld. Neem de tijd om ze te bekijken, te ervaren, te ontmoeten. Maar waarom bekijken we kunst? Wat hebben we aan dit kijken? Wat betekent kunst? Dient het tot iets?

Waartoe dient kunst?

Verbinding. “Kunst schept banden” zegt De Melkerij. Wat wordt verbonden met kunst? Worden we met elkaar verbonden, met de persoon naast mij, met mezelf,… en is dat de functie van kunst: verbinden?

1/
Immanuel Kant definieert in 1790 een kunstwerk als “Een soort voorstelling die zichzelf tot doel heeft, maar niettemin de mentale beoefening van sociale communicatie bevordert.“
Tolstoj: “Kunst is een manier om mensen te verbinden, door middel van gedeelde gevoelens, onmisbaar voor het welzijn van individuen en de mensheid.”
(nvpv: de twee voorbeelden komen uit Wikipedia)

2/
Beuys noemde kunst de wetenschap van de vrijheid. Bij hem – in navolging van Schiller– vervaagde de grens tussen kunst en leven en kunst en samenleving. Het menselijke leven, werk, denken en handelen is het belangrijkste kunstwerk. ‘Jeder mensch ist ein kunstler’ is zijn bekendste statement: kunst beperkt zich niet meer tot een ‘esthetische ambacht’.
De cineast Tarkovsky zegt iets gelijkaardigs: “Misschien ligt de zin van alle menselijke activiteit in het artistieke bewustzijn, in de zinloze en onbaatzuchtige creatieve daad?”
De filosoof Schiller keek al in de 19de eeuw in dezelfde richting.

De belangrijkste vraag aan kunstwerken is: hoe kun jij mij helpen om te leven?


Alain de Botton probeert in zijn boeiend boek Kunst als therapie uit 2013 die twee bij elkaar te brengen. De belangrijkste vraag die we aan kunstwerken zouden moeten stellen is: Hoe kun jij mij helpen om te leven?
In deze context ziet hij kunst –en in dezelfde adem spreekt hij ook over filosofie– als vervanging van religie. Dus waar Hegel zei: wetenschap en religie vervangen kunst, zegt Alain de Botton: religie is haast verdwenen. En wetenschap kan niet wat kunst en filosofie doen: zingeven.
Mensen hebben nood om reflexief te zijn, te reflecteren. Maar in plaats van het antwoord in een filosofische tractaat te schrijven, geven kunstenaars –aldus de Botton– het antwoord in de vorm van een zintuiglijke voorstelling.
Dus kunst als vervanger van religie. De kunstenaar als de nieuwe priester. Patrick, Jo en Lewis gaan dat niet gaarne horen.

Terug naar de zingeving door kunst. Alain de Botton onderscheidt zeven zingevende functies voor kunst:

  • Kunst helpt je te herinneren (welke herinneringen brengt het boven?)
  • Kunst geeft je hoop. Kunst weet dat we regelmatig wanhopen en geeft ons weer hoop door aangename dingen te tonen. (“Kunst is de hoogste vorm van hoop” aldus Gerhard Richter.)
  • Kunst biedt je troost (Rothko wilde met zijn grote werken zijn ellende en depressie delen. Je bent niet alleen. Verdriet mag.)
  • Kunst brengt je in balans (het kan ons in balans brengen met wat we onderbelicht laten of onbenut. Bijv. “Het kan je de orde, chaos, de schoonheid of juist het geweld geven dat je op dat moment nodig hebt. Mensen die een heel chaotisch leven leiden, vinden het soms fijn om hun huis strak en minimalistisch in te richten. Dan is er tenminste orde in de chaos. Zo kan kunst je in balans brengen.”
  • Kunst geeft je zelfinzicht: dit ben ik. – met wie identificeer ik me bijv. in een boek of film? Ik heb zelf staan wenen bij een zelfportret van Rembrandt, opdat ik mij in hem herkende.
  • Kunst helpt je ontwikkelen. Kunst is een verzameling van ervaringen van anderen. Ze presenteren zich dikwijls als anders van ons. (Vraag jezelf af waarom een bepaald kunstwerk zoveel weerstand oproept. Zo kan kunst je helpen ontwikkelen.)
  • Kunst laat je opnieuw het alledaagse, het oude waarderen. Het kan onze onverschilligheid wegduwen en het bestaande opnieuw leren zien en appreciëren. Het nieuwe hoeft niet altijd beter te zijn.

Een kunstwerk kan volgens Alain de Botton ons dus helpen in het leven te staan door zingeving of wegen naar zingeving aan te reiken.

Echter, Alain de Botton beperkt zich naar mijn gevoel te veel tot de bubbel van kijker en het kunstwerk. Dit is belangrijk, maar niet voldoende. Hij slaagt er maar beperkt in om de brug te maken tussen wat het kunstwerk met je doet en de wereld-buiten-u. De vraag van Tarkovsky en Beuys over de aard van de menselijke activiteit en de rol van kunst, beantwoordt hij te weinig naar mijn zin.
En dat antwoord is nochtans cruciaal: Mind is social.
“Zonder Wij geen Ik“, zoals cultuurfilosofe Gruwez schreef.
“Alle werkelijke leven is ontmoeting” zei Buber.

In het laatste deel heb ik het over de signatuur van deze ontmoeting. Daarvoor gaan we terug naar de kunstenaar en naar De Melkerij.

Het kunstenaarsgebaar

(nvpv: dit deel is deels gebaseerd op een bijdrage over de rol van het kunstenaarsgebaar bij eenzaamheid.)

Kunstenaars kunnen ons leren hoe in het leven te staan. Niet door hun eigen levenswijze, god verhoede ons, maar door de manier waarop hun kunst tot stand komt. Door het kunstenaarsproces. Ik noem dat proces ‘het kunstenaarsgebaar’.

In het VRT-programma Alleen Elvis blijft bestaan toonde Stefan Hertmans een fragment met kunstenaar Karel Dierickx dat perfect dit gebaar verwoordt. Karel Dierickx beschrijft hoe een schilderij tot leven komt. Hoe er iets nieuws ontstaat, iets dat voorheen niet bestond.

Het kunstenaarsgebaar is dat ‘mysterie dat je niet kan uitleggen’.


Tijdens het creatieproces ‘vertelt’ het schilderij aan de schilder wat hij moet doen. Michelangelo sprak vergelijkbaar over het ‘bevrijden van de engel uit de steen’. Als kunstenaar moet je je daar ontvankelijk voor maken.
Karel Dierickx doet wat het schilderij nodig heeft en creëert een schilderij dat tegelijkertijd en duidelijk de stempel van Karel Dierickx draagt.
Pas dan, als bij wijze van spreken schilderij en schilder tevreden zijn, kan Karel Dierickx zeggen dat het “weer een schot in de roos is”.

Wat Karel Dierickx hier vertelt, handelt over de fundamentele aard van een gesprek, over de ontmoeting en de gezamenlijke weg die beide ‘gesprekspartners’ samen afleggen. Dat is het kunstenaarsgebaar, dat ‘mysterie dat je niet kan uitleggen’.

Dit kunstenaarsgebaar was vroeger beperkt tot het het domein van het artistieke métier. De definitie van Wikipedia beperkt de opsomming van het breed scala aan menselijke activiteiten dat kunst omvat tot de traditionele kunsten: schilderkunst, architectuur, beeldhouwkunst, muziek,…
Maar mensen als de filosoof Schiller, Tarkovsky, Beuys, et.al. zeggen: vandaag is deze activiteit, dat kunstenaarsgebaar, ook noodzakelijk in andere domeinen van de menselijke activiteit: het economische, het culturele, het politieke,… Kortom, overal waar we elkaar ontmoeten. Dat is wat Beuys bedoelde met “Elke mens is een kunstenaar.” Wij dienen kunstenaar te zijn in deze ontmoeting. Niet de kunst, maar het kunstenaarsgebaar zal de wereld redden.

Uitgaan van de nood van het schilderij –Karel Dierickx zegt wat het schilderij hem zegt wat te doen om te kunnen ontstaan/bestaan– is essentieel. En bij uitbreiding: de nood van de ander (niet alleen van de schilderij maar ook van elke persoon, dier, plant…) vervullen en toch uzelf blijven en herkennen in wat je doet: dat is de kern van het kunstenaarsgebaar.

Eens we het metier van en de vrijheid voor het kunstenaarsgebaar hebben veroverd kunnen we beginnen.


De Frans-Joodse filosofe Simone Weil (1909-43) heeft hier zinnige dingen over gezegd: “Aandacht bestaat in het opschorten van het denken; het denken beschikbaar laten zijn, leeg en open voor de dingen.” De attention (aandacht) is dus ook een attente (wachten), zegt ze. Het heeft dus meer te maken met afwachten, je open stellen en het je laten overkomen. Aandacht en wachten duwt het eigenbelang naar achter zonder het ‘Ik’ te vernietigen of achteruit te stellen.

Daarom is een van de centrale thema’s in het werk van Schiller de vraag hoe mensen vrije burgers kunnen worden. Voor hem is de bouw van een ware (politieke) vrijheid de volmaaktste van alle kunstwerken. Pas dan – eens we het metier van en de vrijheid voor het kunstenaarsgebaar hebben veroverd – kunnen we beginnen.

De Melkerij

Dit allemaal is de achtergrond van De Melkerij. Uiteraard wil het kunst tonen en de kunstenaars de kans geven om hun kunst te tonen en in dialoog te gaan met kijkers. Maar ze willen verder gaan dan galerie zijn.

De Melkerij gaat verder op Schillers vraag om – buiten het artistieke metier – als kunstenaar in het leven te staan. Daarom wil De Melkerij bedrijven, organisaties, burgers, … met kunst en kunstenaars in verbinding brengen. Niet uitsluitend om te tonen hoe goed een kunstwerk is, maar ook om een weg te maken om kunst op je te laten inwerken en om je al doende het kunstenaarsgebaar ‘aan te leren’. Om ons te tonen en te laten ervaren dat in elk van ons menselijkheid en een kunstenaar schuilt.
Ik vind het fantastisch dat De Melkerij dit wil doen en wil hen daarvoor bedanken. Dit is immers – u hebt het al begrepen – een hoogst belanghebbende aangelegenheid.

Tenslotte: een oefening
De Melkerij en ik hebben samen een oefening uitgedokterd, gebaseerd op wat Alain de Botton in het Rijksmuseum en ook in zijn boek heeft gedaan.
Bij het binnengaan van de tentoonstelling, seffens, als de burgemeester de deuren heeft opengedaan, krijgen jullie allemaal een papiertje met wat uitleg over de tentoonstelling. Op dat papiertje vind je ook vijf Post-it’s.
We vragen je om van elke kunstenaar minstens één werk te kiezen en op een Post-it neer te pennen wat dit werk in je oproept.

  • Kies een werk.
  • Schrijf op een Post-it wat dit werk met je doet. Misschien roept het een herinnering op, brengt het je troost, houdt het een spiegel voor,… We vragen je dus niet om een artistieke appreciatie neer te pennen; dat mag uiteraard.
    Ondertekenen hoeft niet.
  • Kleef je Post-It dan naast het betrokken werk.

In de ruimte zelf staan her en der potloden en extra Post-it’s ter beschikking.
De Post-it’s blijven hangen tot op het einde van de tentoonstelling. Elke bezoeker kan toevoegen.

Dank je wel voor jullie deelname. De Melkerij, proficiat met jullie initiatieven.
Tijd om de deuren te openen.


Nog even dit

De galerie heette eerst M(art)a en bevond zich in de ruimte 'De Melkerij 2.0', dat ook het kunstencentrum herbergde.
Gauw werd geopteerd om de ruimte, het kunstencentrum en de galerie onder één naam te plaatsen: De Melkerij. Zie hun facebookpagina.
De lezing werd aan deze nieuwe situatie aangepast.

Alain de Botton en John Armstrong, Kunst als therapie, Terra, 2013, 9789089895851
Dit boek is te verkrijgen bij Barbóék en de betere boekhandels.