Voor Barbara Van Esbroeck



Eenzaamheid indijken doe je met een brede diverse aanpak. Ons beperken tot bijvoorbeeld sociale activering of medicalisering is geen juiste manier om eenzaamheid te benaderen. We dienen het anders aan te pakken. Ontdekken wat de andere, eenzaam of niet, echt nodig heeft, is cruciaal. Dat vraagt tijd en is niet altijd gemakkelijk. Luisteren is een goede start.
Een oprechte “Hoe is het met jou?” is een vraag die ik regelmatiger aan de ander ga stellen.

Het kunstenaarsgebaar

Eenzaamheid gaat over de plaats die de eenzame inneemt tegenover zichzelf, de andere en de wereld. (zie deel 1 van deze bijdrage)
“Elke individuele eenzaamheid kent andere oorzaken, gevolgen, belevingen en vormen”, aldus Schoenmakers. “Daarnaast heeft iedereen een andere manier om met eenzaamheid om te gaan (de zogenaamde ‘copingstrategie’): de een heeft de voorkeur voor afleiding, de ander voor het verbeteren van contact met bekenden, terwijl weer een ander vooral bij zichzelf te rade gaat. Deze individuele situatie zorgt ervoor dat er niet één aanpak is die werkt voor iedereen.”

Deze strikt unieke en persoonlijke aangelegenheid kan niet zo maar gereduceerd worden tot concepten en categorieën (dimensies en kleuren van eenzaamheid, sociodemografische aspecten van ‘patiënten’,…). Dat houdt ons weg van de diepere werkelijkheid; dan blijven we steken bij de buitenkant. “Door alleen te kijken naar deze oppervlakte-werkelijkheid wordt die andere werkelijkheid –het leven in het innerlijk– erbuiten gehouden. Jammer, want dat werkt dikwijls contraproductief.” [1]

Niet elk soort eenzaamheid, maar elke persoon heeft een eigen aanpak nodig..

Kijken naar de persoon in zijn geheel kan ons een inzicht geven in de hulp die we eventueel kunnen bieden. “Eenzaamheid is altijd een signaal van het lichaam dat er een onbalans is in jouw verbinding met anderen. […] Wat de overige omstandigheden zijn, bepaalt hoe iemand het best kan omgaan met die eenzaamheid. Denk aan persoonskenmerken, tijdelijke situatie, gebeurtenissen in het verleden. Dus niet elk soort eenzaamheid, maar elke persoon heeft een eigen aanpak nodig. De oplossing is dan ook te vinden in een speurtocht naar wat je als individu nodig hebt en hoe je dat kunt realiseren.”, zegt Jeannette Rijks van Faktor5.

Het gaat over de signatuur van deze speurtocht: “De eigenlijke dringende en actuele vraag is: wat is er nodig om een houding van aandacht, contact en zorg meer praktijk te laten zijn, zodat iedere mens wordt gehoord en gezien in de eenzaamheid waarmee dit bestaan hem of haar existentieel heeft geconfronteerd.” [2] Wat hier over existentiële eenzaamheid wordt gezegd, geldt ook voor de andere dimensies van eenzaamheid.

De warmte van het gesprek

Je vindt in alle ‘handleidingen voor eenzaamheid’ [3] verschillende vormen om hulp te bieden – aan jezelf of aan een ander – met als gemeenschappelijk kenmerk: het gesprek als start. Het gesprek, zelfs al is het een stiltegesprek, geeft je inzicht wat de ander nodig heeft en geeft je de mogelijkheid om jezelf aan te bieden als ‘hulpmiddel’ voor de weg van de ander. In dit gesprek tussen twee personen ontstaat wat ik ‘het kunstenaarsgebaar’ noem.
In het VRT-programma Alleen Elvis blijft bestaan toonde Stefan Hertmans een fragment met kunstenaar Karel Dierickx dat perfect dit gebaar verwoordt. [4] Ik geef dit essentiële fragment volledig samen met een letterlijke transcriptie:

Karel Dierickx: “Ik wou op een zeker ogenblik alleen nog geconfronteerd worden met het schilderij, dat op een eigenaardige manier ook bezit neemt van jou. Er is daar dus en heel eigenaardige wisselwerking. Je bent met een schilderij bezig op een vrij intense manier. En plotseling word je gewaar dat het schilderij gaat determineren wat jij eigenlijk moet doen om het beter te maken. Ik kan niet zeggen dat het een gevecht is. Dat is ook zo’n cliché. We gaan dit niet overdrijven. Je kunt het of je kunt het niet. Ik moet altijd lachen met die mensen die zeggen: “Ja, dat is een geweldig gevecht.” Dan zouden ze beter stoppen. Ik kan mij moeilijk voorstellen dat Rodin, terwijl hij bezig was in het marmer te kappen, dat hij permanent zei: dat is hier een verschrikkelijk gevecht. En daar gaat virtuositeit over. Je hebt dus toch een zeer grote ambachtelijk nodig. Daar is niets aan te doen. Je moet iets kunnen ook. Dat weten we ondertussen. […]
Ik heb een grote bewondering voor de dichter Roland Jooris. Ik vraag hem altijd: hoe maak je een gedicht? Wel zegt hij, –en ik vind dat fantastisch– ik ben een beetje aan het prutsen. Met dat prutsen bedoelt hij natuurlijk het permanente zoeken naar het juiste woord. En het gedicht zelf dringt een bepaald woord op.
Je hebt hetzelfde in een schilderij. In een schilderij gaan bepaalde kleuren zich gaan opdringen: kijk, nu eigenlijk moet je die kleur op mij leggen.
En dat is eigenlijk het mysterie dat je niet kunt uitleggen.
En als dat dan gelukt is, dan doet ge uw venster eens open en kijkt ge naar uwen tuin en zeg je: ‘Wauw, het is hier eigenlijk weer een schot in de roos.’ — Einde citaat.

“Hoe gaat het. Wat kan ik voor je doen?”.

Karel Dierickx brengt een schilderij tot leven. Er ontstaat iets nieuws dat voorheen niet bestond.
Tijdens dat creatieproces vertelt het schilderij aan de schilder wat hij moet doen. Michelangelo sprak vergelijkbaar over het ‘bevrijden van de engel uit de steen’.
Karel Dierickx doet wat het schilderij nodig heeft en creëert een schilderij dat duidelijk de stempel van Karel Dierickx draagt.
Pas dan, als bij wijze van spreken schilderij en schilder tevreden zijn, kan Karel Dierickx zeggen dat het “weer een schot in de roos is”.

Wat Karel Dierickx hier vertelt, handelt over de fundamentele aard van een gesprek, over de ontmoeting en de gezamenlijke weg die beide ‘gesprekspartners’ afleggen. Dat is het kunstenaarsgebaar, dat ‘mysterie dat je niet kan uitleggen’.
Dit kunstenaarsgebaar werd vroeger per definitie alleen gedacht in het domein van het artistieke métier: schilderkunst, architectuur, beeldhouwkunst, muziek,… Vandaag is dit gebaar ook een essentieel onderdeel geworden in andere domeinen van de menselijke activiteit: het socio-economische, het culturele, het politieke,…. Dat is wat Beuys bedoelde met “Elke mens is een kunstenaar.”

Je liefdesverhaal is een verhaal dat samen wordt geschreven.

Als beide ‘gesprekspartners’ zo een eind samen gaan, ontstaat een gedeeld narratief, dat tegelijkertijd een uiting én een vehikel van liefde is. “Je liefdesverhaal is een verhaal dat samen wordt geschreven. We schrijven samen onze liefdesverhalen en geven betekenis aan onze acties binnen deze verhalen. De mensen van wie we houden zijn niet alleen personages, maar ook scheppers van ons gedeelde verhaal. Om elkaar beter lief te hebben, moeten we dit respecteren.”, zegt filosofe Pilar Lopez-Cantero.

Liefde hoeft dus niet beperkt te zijn tot bijvoorbeeld een koppel of een gezin, maar is veel ruimer. Het is aanwezig in elke ontmoeting die het kunstenaarsgebaar tot middel neemt. Kortom, overal waar we elkaar ontmoeten dient zich de mogelijk aan tot de liefdesvraag: “Hoe gaat het? Wat kan ik voor je betekenen? Wat heb je nodig?”. In die zin is liefde oeverloos. Het koppel of het gezin kan dan als een oefenveld voor dit kunstenaarsgebaar gedacht worden.

Een narratief met een eenzame

Terug naar de eenzaamheid. Hoe bouw je een narratief op met een eenzame? Alleszins niet door ongevraagd de eenzame te ‘helpen’. Hulp moet worden gevraagd en aanvaard. Vaak wijzen eenzamen hulp af omwille van de eerder opgesomde interne motieven of omdat ze in het verleden al foute hulp hebben ontvangen, bijvoorbeeld sociale activering wanneer niet gewenst.
Nogmaals Martin Buber: “De mens die in een crisis verkeert, vertrouwt vaak niet meer op een gesprek, omdat de belangrijkste voorwaarde daartoe - het vertrouwen - voor hem teloor is gegaan.”

Kristin Vanschoubroek: “Je moet jezelf liefhebben is niet genoeg. Je moet ook mensen ontmoeten die jou liefhebben.” Foto © KRO/NCRV

Therapeute Kristin Vanschoubroek onderschrijft dit: “Mensen zijn op zoek naar vertrouwen. Vaak twijfelen ze aan iets ‘doe ik het wel goed’. Waar ben ik mee bezig? Moet ik geen andere wending nemen in mijn leven? Ze komen vaak met existentiële vragen. Als je dan vertrouwen krijgt, zo van, ‘OK, je zit op de juiste weg, op jouw weg.’ Dat is de grootste geruststelling voor mensen. Je bouwt vertrouwen als je bevestiging krijgt in wat je voelt.
Bijvoorbeeld er komt iemand bij mij en die zegt: het leven is zinloos. Dan zeg ik niet: je hebt gelijk, want dan spreek ik een oordeel uit. Ik tast naar die diepe wanhoop. Als mensen daar contact mee krijgen en zich daarin begrepen voelen, in wat hen zo wanhopig maakt, op dat moment komt er sowieso geruststelling: ‘ik mag zijn wie ik ben. Ik mag voelen wat ik voel.’ Dus niet wegpraten. En ook niet positief denken en hen proberen te overtuigen dat het leven de moeite waard is. Dat heeft geen zin. Maar ruimte geven aan wat die persoon denkt en voelt. En als [die persoon] dat bevestigd ziet, dan komt er weer leven. […] ‘Je moet jezelf liefhebben is niet genoeg’. Je moet ook mensen ontmoeten die jou liefhebben. Die iets zien in jou. Jij ziet het in hen; zij zien het in jou. Wat tussen mensen gebeurt dat is voor mij heel vruchtbaar.” [5]

“Alle werkelijke leven is ontmoeting”.

Dat is wat Martin Buber bedoelt als hij schrijft: “Alle werkelijke leven is ontmoeting”. Omgekeerd: als we niet kunnen ontmoeten, hebben we geen leven. De beste hulpverlening vecht dus niet tegen de eenzaamheid, maar poogt het zelfvertrouwen en de zelfstandigheid van de andere te vergroten waardoor ontmoeten weer mogelijk is: “Je kan het, het komt wel goed”.

Het kunstenaarsgebaar –het fundament van de liefde– is dus het stellen van de vraag “Hoe gaat het? Wat kan ik voor jou betekenen? Wat heb je nodig?”.
En die vraag kan op vele manieren worden gesteld. Het gaat over geven én over ontvangen. Twee kleine voorbeelden:
• Je kan een (vermoede) eenzame uitnodigen voor een etentje, een wandeling, een bezoekje: dan geef jij de eenzame iets.
• Je kan de persoon vragen om jou te helpen - een verhuis, kaders ophangen, in de tuin een boom planten: zo ontvangt de eenzame de mogelijkheid om jou iets te geven.

Hoe dan ook, voor de ‘eenzame’ betekent dit: ‘Want ik ben het waard.’ Hierdoor start het herstel van de beschadigde horizontale as. Hiermee start een narratief tussen de eenzame en jou. Ik zeg ‘start’ omdat je als ‘vraagsteller’ bereid moet zijn om met de eenzame een weg af te leggen. Je beperken tot ‘die ene keer, die ene keer de vraag stellen’, kan meer kwaad dan goed doen.

Kanarie in de mijn
Eenzaamheid als kanarie in de maatschappelijke koolmijn.

Het samenleven

Het aantal mensen dat eenzaamheid als problematisch ervaren is het kanarievogeltje in de maatschappelijke koolmijn. In een lezing zei Paul Verhaeghe het als volgt: “Ik vind dat er in ons vak een blinde vlek is voor het verband tussen onze snel veranderende samenleving en nieuwe stoornissen. […] Wat niet onder ogen wordt gezien, is dat de gewijzigde sociaal-economische realiteit een enorm effect heeft op de aard en omvang van de problemen waar mensen vandaag mee worstelen.” Verhaeghe klaagt aan dat het verband tussen de ‘ontbonden’ samenleving en de toenemende gezondheidsmalaise nauwelijks wordt gezien. We blijven focussen op de gevolgen, met al te dikwijls en steeds meer de medicatie als remedie.

En we kennen sinds jaren een enorme toename van het eenzaamheidsgevoel. Voor psychiater Dirk De Wachter is dit de rode draad in zijn werk: “We zijn geatomiseerd […] – particules élémentaires − elementaire deeltjes. […] Ik wil niet te apocalyptisch zijn, […] maar het is een aandachtspunt. Het fundament van de eenzaamheidsproblematiek is een maatschappij die een al te grote nadruk legt op het zelf, op het ikkige, en dat ikkige dan inbunkert achter een betonnen façade. Een façade waarin geen vensters zitten waardoor we elkaar kunnen toelaten. […] Mensen zeggen mij dat ik de enige ben tegen wie ze nog durven te spreken, de enige die nog luistert. En dan denk ik: laten we dat toch vooral als samenleving doen.”

Ik ben het met beide heren eens en wil een stap verder gaan. Of de andere nu eenzaam is of niet is in aanvang irrelevant. Ik wil vooral de vraag naar de moraliteit van ons samenleven stellen. Welk samenleven willen we?

Onze samenleving wordt nu gedacht vanuit de –overigens boeiende en lezenswaardige– inzichten van Hobbes, Smith, Darwin,… die het eigenbelang centraal stellen als een oergegeven. Ik kan dit niet onderschrijven.
Ik wil weg van de Hobbesiaanse aanpak van onze samenleving die uitgaat van het fundamenteel egoïsme van de mens en van de afwezigheid van een aangeboren gemeenschapsstreven van de mens.
Ik wil weg van de Smithiaanse overtuiging dat iedere mens zijn eigen belang nastreeft waardoor een onzichtbare hand zal zorgen voor het grootste denkbare algemeen belang. (Bij Hobbes was dat nog de staat - Leviathan).

Ik wil een samenleven dat vertrekt vanuit de zorg voor de ander, vanuit het kunstenaarsgebaar, niet vanuit het eigenbelang. Dat klinkt klef en triviaal, maar is het niet. Ontmoeten is hier cruciaal. De filosoof Jan Vorstenbosch, zelf ook buddy bij terminaal zieken, schreef hierover: “Ontmoeten betekent aandacht. Aandacht houdt selectieve gerichtheid en selectieve investering van energie in. Daaraan zouden we de selectiviteit van het geven van tijd kunnen toevoegen. Als we iets met zorg doen, nemen we er de tijd voor. Dit betekent niet per se dat we het op ons gemak doen. Het betekent dat we de tijd nemen die ervoor nodig is om iets goed te doen. Het betekent dat we ons voegen naar een andere tijd dan die verbonden is met onze eigen agenda, met de inrichting van het leven op basis van onze eigen plannen en prioriteiten.” [6]

De Frans-Joodse filosofe Simone Weil (1909-43) heeft haar korte leven besteed aan aandacht: “Aandacht bestaat in het opschorten van het denken; het denken beschikbaar laten zijn, leeg en open voor de dingen.” (nvpv: mijn vertaling)
De attention (aandacht) is dus ook een attente (wachten), zegt ze. Het heeft dus meer te maken met afwachten, je open stellen en het je laten overkomen. [7]
Aandacht duwt het eigenbelang naar achter en vraagt daardoor een grote inspanning.

Welke inspanningen willen we als samenleving doen om de mogelijkheid tot ware ontmoetingen te herstellen. Daar is enorm veel werk. Onze sociaal-darwinistische gedreven samenleving is structureel zo ingericht dat een ware ontmoeting met de ander ontmoedigd wordt, zelfs tegengewerkt. Het vertrekpunt in onze samenleving is immers het eigenbelang.

Interpersoonlijke ontmoetingen werken niet alleen curatief, maar ook preventief.

Dergelijke interpersoonlijke ontmoetingen werken niet alleen curatief, maar ook preventief. Een goede arts is niet iemand die goed kan genezen maar goed kan voorkomen, zegt de kinder- en jeugdpsychiater Binu Singh in een uitzending van het VRT-programma Alleen Elvis blijft bestaan. [8]
Zij heeft het niet specifiek over eenzaamheid, maar over het jonge kind. “Mijn boodschap is: we moeten al diegenen die rond het kind staan voldoende steun geven en hen dragen zodat die aan het kind kunnen geven wat dat nodig heeft. […] Kinderen die lastig doen, zijn in mijn ogen kinderen die het lastig hebben. En als we daar zo naar kijken, dan gaan we al helemaal anders reageren. Dan gaan we proberen het kind te helpen, in plaats van het in de hoek te zetten.”

De verovering van de tijd

Dit gebaar waarover Binu Singh spreekt, geldt niet alleen voor de kleinsten, maar voor elke andere mens, jong en oud, en bij uitbreiding voor elk dier, elke plant, de planeet, … . Wij moeten ‘rond elkaar staan en voldoende steun kunnen geven en elkaar dragen zodat we aan de ander, aan elkaar kunnen geven wat die nodig heeft.‘
Als we onze samenleving – economie, onderwijs, cultuurwereld, democratie, instellingen, … – zo kunnen inrichten dat we dit samen voor elkaar willen en kunnen doen, zullen we het beste in onszelf kunnen aanspreken en kunnen we de zorg voor elkaar opnemen, preventief en curatief.

Deze zorg heeft dus niet alleen te maken met de noden van de zorgbehoevende, de eenzame, … maar met alle ‘deelnemers aan de zorg’, met iedereen dus. Samenleven is een balans zoeken tussen het Ik en de Wij. Geen Wij zonder Ik. Geen Ik zonder Wij.
Het heeft alles vandoen met wat Martin Buber schreef [9]:
“Bij zichzelf beginnen, maar niet bij zichzelf eindigen;
van zichzelf uitgaan, maar niet naar zichzelf toe streven;
zichzelf zijn, maar niet met zichzelf bezig zijn.”

We kunnen ons handelen vanuit een sterk ‘Ik’ richten op de andere. Dat is niet tegennatuurlijk.
Daarvoor moeten we wel tijd veroveren. Voor geven en ontvangen. Aan de ander en aan jezelf.
Tijd als geschenk.
Aandacht als geschenk.
Ontmoeting als geschenk.
Want we zijn het waard.

Nog even dit

[1] Tom Jorna en Willem Voois, Onmetelijke eenzaamheid, 2014, Eburon, 978 90 5972 9087, p. 21 e.v.
[2] Ton Jorna (red.), Mag een mens eenzaam zijn? Studies naar existentiële eenzaamheid en zingeving., 2012, Uitgeverij SWP, p. 17 – Vooral over existentiële eenzaamheid.
[3] Zie bijvoorbeeld: https://eenzaamheid.info/hulp/
Interessant is het recente project van de Thomas More Hogeschool in samenwerking met eerstelijnszone Pallieterland. Een van de resultaten zijn drie gidsen rond eenzaamheid: eentje voor de burger en zijn omgeving; een voor de hulpverleners in de eerste lijn en eentje voor de lokale besturen. Dat ze dit onderscheid maken is op zich al boeiend en lovenswaardig. Je kan deze gidsen uit september 2021 gratis downloaden op de website van Thomas More.
[4] Stefan Hertmans in “Alleen Elvis blijft bestaan”, Canvas, Zaterdag 9 oktober 2021
[5] Kristin Vanschoubroeck in “De verwondering”, KRO/NCRV, Zo 7 november 2021.
Zie ook over het thema van het narratief: Shaun Gallagher, Deborah Tollefsen, “Advancing the ‘We’ Through Narrative”, in: Topoi, An International Review of Philosophy, 38 (2019), p. 211–219.
[6]
Jan Vorstenbosch, Zorg. Een filosofische analyse, 2015, Uitgeverij Nieuwezijds, p. 79.
Dit boeiende boek is niet meer te verkrijgen, maar wel volledig te downloaden op de website van Nieuwezijds.

In een mailconversatie met Ilse Wijnen wees ze me op het interessante (apocrief?) feit dat de antropologe Margaret Mead zorg als de start van de beschaving ziet: “Jaren geleden werd de antropologe Margaret Mead door een student gevraagd wat zij beschouwde als het eerste teken van beschaving in een cultuur. De student verwachtte dat Mead het zou hebben over vishaken of kleipotten of maalstenen. Maar nee. Mead zei dat het eerste teken van beschaving in een oude cultuur een dijbeen was dat gebroken was en daarna geheeld. Mead legde uit dat in het dierenrijk een dier sterft als het een poot breekt. Het kan niet wegrennen voor gevaar, naar de rivier gaan om te drinken of jagen voor voedsel. Het dier is zelfs vlees geworden voor andere jagende dieren. Geen enkel dier overleeft een gebroken poot lang genoeg om het bot te laten genezen. Een gebroken dijbeen dat geheeld is, is het bewijs dat iemand de tijd heeft genomen om bij degene te blijven die gevallen is, de wond heeft verbonden, de persoon in veiligheid heeft gebracht en hem heeft verzorgd tijdens zijn herstel. Iemand anders door moeilijkheden heen helpen is waar beschaving begint, zei Mead. We zijn op ons best als we anderen dienen.”

[7] Simone Weil, Attente de Dieu, 2016, Albin Michel, 9782226326430, gelezen als e-book.
[8] Binu Singh in "Alleen Elvis blijft bestaan", Canvas, Zaterdag 23 oktober 2021
[9] Martin Buber, De weg van de mens, 2005, Juwelenschip Cothen, 978 90 215 8046 3, p. 42. Zie ook mijn bijdrage rond zelfrealisatie waar ik democratie zie als brug tussen Ik en Wij.

De vermelde boeken zijn te verkrijgen via Barbóék –uiteraard– en de betere boekhandels.