PS. Dit artikel bouwt verder op eerdere bijdragen: Democratie voor onze tijd: zelfrepresentatie en Het handelende dier.
Ik nodig je nadrukkelijk uit om jouw bezwaren en opmerkingen over het referendum en de directe democratie – gejuich mag ook – door te geven per mail of onderaan dit artikel. (nvpv: je moet niet ingeschreven zijn). In latere bijdragen zal ik ingaan op jouw bemerkingen.



Voor Bert Penninckx



DEMOCRATIE IS EEN bestuursvorm waarin de wil van het volk de bron is van legitieme machtsuitoefening [1]. Maar wat is ‘het volk’? Linkse, rechtse, middelste en populistische politici verwijzen voortdurend naar ‘het volk’, meestal om hun gelijk aan te tonen. Ze zeggen dan iets in de trant van: “We hebben geluisterd naar ‘het volk' — We verdedigen ‘het volk’ tegen de anderen — We nemen wat we hebben gehoord van ‘het volk’ mee in ons programma of in de besluitvorming” [2]. Nogmaals: wat is het volk? Je ziet ‘een volk’ niet lopen in het winkelcentrum, je kan met ‘een volk’ geen discussie aangaan… ‘Het volk’ is een constructie.

Dit betekent niet dat het concept ‘volk’ onbelangrijk is. Maar belangrijker is het feit dat individuen het constituerende element van ‘een volk’ zijn. Een volk wordt samengesteld door individuen. De basis van ‘het volk’, en bij uitbreiding van een gemeenschap of een natie, zijn de duizenden individuen die op een of andere manier verbonden zijn met elkaar. Eerst komt het individu; uit de groep van duizenden individuen ontstaat dan een volk. En niet omgekeerd. Daarom is het uitgangspunt voor de democratie het individu als een denkend, voelend en willend wezen.

Ik ben een grondige verdediger van een politiek systeem waarbij het individu zijn rol ten volle kan spelen. Op de website van ProDemos, het huis van de democratie in Nederland, wordt democratie als volgt omschreven: “Het volk kiest een aantal vertegenwoordigers, die namens het volk besluiten nemen over het bestuur van het land. Deze vertegenwoordigende democratie kan wel aangevuld worden met vormen van directe democratie.” Dit is een achterhaalde visie op democratie die spijtig genoeg nog altijd wordt herhaald. In een moderne democratie hoort het andersom te zijn: “Het volk neemt besluiten over het bestuur van het land door middel van directe democratische besluiten. Deze directe democratie wordt vervolledigd met vormen van representatieve democratie.”[3].


De kwaliteit van een democratie is af te meten aan de mate waarin burgers zichzelf kunnen representeren.

Politieke beslissingen zijn altijd het resultaat van morele afwegingen. Democratie, net zoals elke andere staatsvorm, gaat over morele keuzes. Doen we dit, of doen we dat? Binnen een democratie dient elk individu – met het eigen moreel kompas – actief te kunnen zijn en als individu herkenbaar te blijven. Anders gezegd: “De lakmoesproef voor democratie is de vraag of onze structuren, instellingen, processen… plaats geven aan het moreel vermogen van elke burger.” Dat is het uitgangspunt voor de zelfrepresentatie. Niemand anders kan jouw moreel kompas – de kern van jouw persoonlijkheid – gebruiken of toeëigenen (nvpv: zie hierover een vorige bijdrage Het handelend dier). De kwaliteit van een democratie is af te meten aan de mate waarin burgers zichzelf kunnen representeren. Dit heeft gevolgen voor de ‘techniek’ van democratie. De eerste stap voor de uitdieping van onze democratie door de invoering van zelfrepresentatie – de moeder aller stappen – is de invoering van het bindend referendum op volksinitiatief [4]. Dit recht op referendum wordt uiteraard ingeschreven in de grondwet.

Het invoeren van de mogelijkheid tot een burgerinitiatief en een referendum leidt tot winst:

  • Burgers hebben de mogelijkheid om zelf een initiatief op te starten. Dit doen vraagt een zware inspanning, maar het vermindert de frustratie of het gevoel van burgers dat ze niet of weinig kunnen participeren aan de maatschappelijke vormgeving.
  • Democratisch gekozen bestuurders zijn responsiever naar de bevolking wanneer burgers referenda kunnen opzetten. Politici beseffen dat “kiezers hun beleid uiteindelijk via referenda ongedaan kunnen maken en ze besteden veel tijd en moeite aan het zoeken van steun en draagvlak voor hun besluiten, juist om referenda te voorkomen of te winnen. Dit is de basis van de ‘long-term virtues of direct democracy in terms of political integration’ [5].

Het referendum geeft dus ’outcome utility’: de wetten liggen dichter bij de wensen van de burgers. En referenda leveren ook ‘procedural utility’ op: het feit alleen al dat er referenda kunnen gehouden levert voordelen op. Het internationale onderzoeksproject Varieties of Democracy (V-Dem) toont aan dat Europese landen met een uitvoerige referendumtraditie op nationaal niveau (Zwitserland) als landen met een zeer beperkte referendumtraditie (Noorwegen, Zweden) tot de beste electorale, liberale, en deliberatieve democratieën behoren [6].


De representatieve democratie is een onderdeel van de directe democratie.

De populariteit van het referendum als politiek instrument is sinds de jaren 1970 toegenomen. De oorzaak hiervan wordt ondermeer gezocht in het feit dat de afstand tussen het publiek en de partijen tijdens en na de jaren sterk is vergroot. Met andere woorden: de verzuiling is sterk verminderd. De identificatie met een bepaalde partijideologie verdwijnt. Hierdoor krijgen burgers meer mentale plaats om zelf specifieke beleidstopics te beoordelen. Ze zitten niet meer vast in ‘hun zuil’. Ze kunnen het eigen moreel kompas gebruiken. Deze ‘machtsverplaatsting’ zal uiteraard invloed hebben op de vaardigheden die we verwachten van politici die ons representeren, de rol van politieke partijen zal wijzigen (nvpv: ik heb het hierover in een latere bijdrage) [7].

Kortom: door het installeren van een directe democratie, waarvan de representatieve democratie een noodzakelijk onderdeel is, krijgt ‘het volk’ via zelfrepresentatie het laatste woord. En zie nu eens: dat is wat een echte democratie betekent.

IN HET KORT:
hoe werkt het referendum op burgerinitiatief?

Voor meer achtergond over de filosofie, de techniek, de toepassingen van de directe democratie over de hele wereld is er in de Nederlandse taal een groot basiswerk: Jos VERHULST en Arjen NIJEBOER, Directe democratie feiten, argumenten en ervaringen omtrent het referendum, 2007, Democracy International, 9789078820017. Het boek is ondertussen beschikbaar in 10 talen en ook als PDF te raadplegen.
In Vlaanderen is de vereniging www.meerdemocratie.be al meer dan 30 jaar de voorvechter voor directe democratie.


Mensen zijn rapper geneigd om zich neer te leggen bij een beslissing, zelfs als het niet in overeenstemming is met het eigen stemgedrag, als ze akkoord gaan met het proces en nog meer als het proces hen de kans geeft om zelf mee te beslissen. Transparante en duidelijke procedures verhogen het vertrouwen. In grote lijnen kent het organiseren van een referendum drie trappen:
(nvpv: ik spreek vooral over het parlement, maar deze drietraps-aanpak is identiek voor alle bestuurlijke niveaus: gemeente, provincie, gewest, gemeenschap, federaal, Europees.)

1. Het opzetten van een burgerinitiatief
  • Burgers nemen het initiatief om een wet voor te stellen, te wijzigen of op te heffen.
  • Binnen een bepaalde periode [8] verzamelen de initiatiefnemers een voldoende aantal handtekeningen [9] van burgers die het initiatief ondersteunen.
  • Bij voldoende handtekeningen gaat het parlement in gesprek met de initiatiefnemers, behandelt het ontwerp en aanvaardt of verwerpt het voorstel. Het parlement kan uiteraard een alternatief voorstel doen aan de initiatiefnemers die dit al of niet kunnen aanvaarden. Soms wordt het voorstel van de overheid mee opgenomen als een alternatief voorstel naar de burgers. Het initiatief blijft echter bij de initiatiefnemers. Zij beslissen wat de volgende stap is.
2. Naar een referendum
  • Indien het parlement het voorstel verwerpt, dan kunnen de initiatiefnemers opteren om het door het parlement verworpen voorstel alsnog om te zetten in een wet door een referendum te organiseren. Ze kunnen daarbij hun voorstel aanpassen op basis van de opmerkingen van het parlement.
  • Om een referendum te mogen houden verzamelen ze opnieuw voldoende handtekeningen [10].
3. De burgers beslissen
  • Bij voldoende aantallen wordt binnen de zes maanden het referendum in kwestie georganiseerd.
  • Dit referendum wordt uiteraard voorafgegaan door een uitgebreide informatiespreiding en een publiek debat (zie hieronder).
  • Indien de meerderheid van de kiezers het voorstel aanvaardt, wordt de nieuwe maatregel van kracht. In het andere geval is het voorstel verworpen.


Politici kunnen geen referendum organiseren.

MEER DETAILS per stap

Ik geef nu bij elke stap enkele verduidelijkingen.


1. Bemerkingen bij ‘1. Het opzetten van een burgerinitiatief’.
  • Een referendum gebeurt enkel op aanvraag van burgers (burgerinitiatief). Politici kunnen geen referendum organiseren. Elke politicus is uiteraard ook een burger. Net als alle burgers kunnen zij zich inspannen en handtekeningen verzamelen om een initiatief op te starten. Ze zijn dan een burger zoals jij en ik.
  • De enige uitzonderingen op deze beperking zijn de referenda die verplicht moeten worden gehouden: bij een grondwetswijziging of een soevereiniteitsoverdracht. De heet: obligatoire referenda. Wat dit laatste betreft: elk verdrag van de Europese Unie dat de nationale soevereiniteit van België verder overhevelt naar de Europese Unie wordt verplicht voorgelegd aan de bevolking. Dat is niet revolutionair. Sinds 1995 is geen enkele staat nog lid geworden van de EU zonder referendum en bijna altijd met een gewone meerderheid [11].
  • Net zoals het parlement geen taboes kent wat onderwerpen betreft, zo kent het referendum ook geen taboes. Alle onderwerpen die in het parlement aan bod kunnen komen, kunnen onderwerp zijn van een referendum. ‘Het volk’(=de miljoenen individuen) is immers de hoogste soeverein.
  • Het aanreiken van nieuwe ideeën is boeiend voor onze democratie. Iedereen kan daarom het initiatief nemen voor een wetsvoorstel: een Belg, een minderjarige, een immigrant, een buitenlander… De initiatiefnemer moet hoe dan ook toch voldoende handtekeningen van kiesgerechtigde Belgen verzamelen.
  • Een van de grote uitdagingen is: hoe geef je iedereen de mogelijkheid om te participeren. Theoretisch kan iedereen wel meedoen, maar de drempel is voor vele mensen enorm hoog. (nvpv: Zie hierover de opmerking over Foucault in voetnoot 6 in Het handelend dier (Het Verzet, 4-11-2023)



Het allerbelangrijkste bij het referendum is wat er aan de stemming voorafgaat.


2. Bemerkingen bij ‘2. Naar een referendum’
  • Referenda zijn absoluut niet gelijk te stellen met televoting, enquête, peilingen, of andere manieren van snel oordelen. Het allerbelangrijkste bij het referendum is wat er aan de stemming voorafgaat. Er dient een gesprek en debat in de samenleving op gang te worden gebracht. Dit bestaat mijns inziens uit vier fasen die wat in elkaar lopen:

      a. De aanvangsfase is het bekendmaken van het komende referendum en de inhoud ervan. Bedoeling is om zo veel mogelijk burgers te informeren en te interesseren. Onderzocht moet worden hoe we het beste alle burgers bereiken.

      b. De tweede fase is de oriënterende fase. Burgers krijgen de kans om zich ruim te informeren over het onderwerp van het referendum.

        - Over wat gaat de vraagstelling?
        - Is het een vraag of zijn er meerdere vragen?
        - Wat is het standpunt van de verschillende belanghebbenden (betrokkenen, partijen, middenveld…)?
        - Wat speelt er rond deze vraag?
        - Wat zeggen verschillende experten hierover?
        - Hoe ziet het stembiljet er uit?
        - Als ik zou stemmen, wat drukt mijn stem uit?
        - En wat zijn de gevolgen als het voorstel wordt aangenomen (financieel, milieu, sociaal…)

      Er worden in deze fase dus geen opvattingen verdedigd om te overtuigen; het gaat over het onderzoeken en informeren. De vraagstelling wordt van verschillende kanten bekeken. Zo objectief mogelijk. Dat vraagt tijd, en openheid … Iedereen komt aan bod: experts, politici, burgers, burgerraden… Een goede begeleiding voor het vergaderen lijkt me hier belangrijk [12]. Ik vind deze fase de belangrijkste van het democratisch proces. Pas in de volgende fase komen we tot een oordeel.

      c. In de oordeelsfase fase wordt er gedebatteerd en gediscussieerd: opvattingen, stellingen worden verdedigd. De pro’s en contra’s worden afgewogen. De participerende burger vormt zich een oordeel (gebruik eigen moreel kompas - zie over dit kompas: Het handelend dier (Het Verzet, 4-11-2023)).

      d. In de fase van de beslissingsname, voorafgaand aan de stemming, communiceert de bevoegde overheid nog eens alle standpunten via allerlei kanalen, een bus-aan-bus brochure, social media… Ook hier: hoe bereiken we het best alle burgers?
      In deze fase brengen de burgers eindelijk hun voorkeur uit. Dat kan in het stemlokaal of per briefpost via een stembrief die je ontvangt van de betrokken overheid. Ik vermoed dat ook on-line stemmen zal kunnen maar ik moet hiervan de veiligheid en de privacy nog nader onderzoeken. Van een medewerker van het Ministry of Privacy kreeg ik volgend antwoord op mijn vraag over de veiligheid van on-line stemmen: “Het grootste probleem is dat in een gezin bijvoorbeeld één persoon de anderen kan dwingen om een specifieke stem uit te brengen. Dat kan niet in een stemlokaal, waar er sociale controle is en je zeker weet dat één persoon in het stemhokje een stem uitbrengt, zonder dwang door iemand die ernaast staat te kijken. Online stemmen als manier aanbieden ondergraaft dus het vertrouwen in de uitkomst van de stemming.”

  • Gedurende het hele traject worden de initiatiefnemers begeleid door een of meerdere onafhankelijke instanties die onder meer het volgende nagaan:

        - Is de vraag geschikt? Je kan bijvoorbeeld geen voorstel indienen om alle migranten af te schieten, om een overdrijving te gebruiken.
        - Is de vraagstelling te begrijpen?
        - Is de vraagstelling concreet genoeg? Een vraag zoals: “Wil je een betere sociale zekerheid?” is te algemeen.
        - Is de vraagstelling correct gesteld (ondubbelzinnig)?
        - Is de vraagstelling niet misleidend? Duwt ze de kiezer niet in de richting van een antwoord?
        - Verloopt het proces correct?
        - Ondersteunt de vormgeving van het stembiljet het (correct) invullen?


    Er is geen stemplicht. Burgers die niet stemmen voor een referendum mandateren de burgers die wel gaan stemmen.


    Bemerkingen bij ‘3. De burgers die beslissen’
    • 2 tot 4 keer per jaar worden er referenda ter stemming voorgelegd. Referenda van de verschillende niveaus (federaal, gemeentelijk…) kunnen samen worden voorgelegd ter stemming, eventueel samen met verkiezingen voor de Kamer van Volksvertegenwoordigers, het Europees Parlement en de Gewest- en Gemeenschapsparlementen, provincieraden, de gemeenteraden.
    • De stemming moet optimaal worden gefaciliteerd. Dus niet ergens in het midden van de week op een namiddag in het gemeentehuis tot 17u. Maar breed: in een stemlokaal en met briefpost.
    • Er is geen stemplicht voor referenda. Niet alle burgers willen over alle specifieke punten mee beslissen: ze hebben er geen kaas van gegeten, het interesseert hen niet… Hier verschijnt het principe van de mandatering: burgers die niet stemmen voor een referendum mandateren de burgers die wel gaan stemmen.
    • Er is nog een tweede mandatering aan de orde. Niet alle onderwerpen of wetten worden immers beslist per referendum. Dat is praktisch niet haalbaar en de burgers willen dit ook niet. Enkel voor die punten die burgers belanghebbend genoeg vinden, zullen ze zich inspannen om voldoende handtekeningen te verzamelen om een burgerinitiatief op te starten. Maar de boel moet blijven draaien: daarom kiezen burgers een aantal burgers om de zaken op te pakken die niet per referendum worden beslist. De verkozenen verzamelen zich in de gemeenteraad, de provincieraad, de diverse parlementen… Ze krijgen dus een mandaat van de burgers om dat te doen. Het parlement — en de andere raden — is dus een raad voor niet-gereferendeerde zaken. Het is een orgaan van gemandateerden om alle zaken die niet via een referendum worden beslist, op te nemen in naam van de burgers.
    • Deze soevereiniteit van burgers impliceert ook dat burgers via een burgerinitiatief een referendum kunnen afdwingen over een besluit dat het parlement heeft genomen of op het punt staat te nemen. Ze brengen het mandaat van de politici voor een specifiek punt dus terug naar de burgers. Dat heet een correctief referendum. Deze mogelijkheid tot zelfcorrectie is cruciaal voor een democratie. Ik volg hier jurist en rechtsfilosoof Bastiaan Rijpkema die de grenzen van de democratische tolerantie aftast. [13]. Kan een democratie zichzelf afschaffen? Een van zijn besluiten is dat bij een democratie het zelfcorrigerende vermogen centraal dient te staan. “Het wezen van een democratie is niet zozeer het meerderheidsbeginsel of de bescherming van de onaantastbare grondbeginselen, maar wel het zelfcorrigerend vermogen - in bestuur door middel van zelfcorrectie door het volk.“ [14].
    • Wetten die tot stand zijn gekomen door een referendum, kunnen tijdens de eerstvolgende vijf jaren enkel gewijzigd worden door een ander volksinitiatief.
    • De meerderheid van de uitgebrachte stemmen beslist: er zijn geen deelnamequorums vereist, geen speciale meerderheden….
    • De uitslag van een referendum is per definitie bindend.



    WAT DENK JE HIERVAN?
    Uitnodiging tot bezwaren of gejuich.

    Telkens als ik in gesprek ga over de directe democratie, worden er heel wat bezwaren geopperd tegen het referendum. Ik herhaal mijn uitnodiging om jouw bezwaren en opmerkingen – gejuich mag ook– over de directe democratie door te geven. Dit kan als reactie onderaan dit artikel of per mail naar pieter[at]hetverzet.eu.
    In komende bijdragen zal ik ingaan op jullie opmerkingen, bezwaren, vragen. Als opmaat bespreek ik nu al één opmerking ik regelmatig te horen krijg.


    Bij een referendum wordt de beslissing over dikwijls complexe zaken verengd tot een al te simplistische ja/neen-stem. Er is maar weinig kans tot nuancering.

      Toen ik jaren geleden, op een donderdag, in de Senaat in vergadering zat met senator Cardoen (CVP), rinkelde plots een dwingende bel in de gang van de Senaat. Daarop zei de senator: “Sorry, ik moet gaan stemmen”. Hij had een briefje bij met daarop de stemrichtlijnen van zijn partij over de verschillende stemmingen die zouden plaatsgrijpen: Ja - Ja - Neen - Onthouden - Ja - … Uiteindelijk komt het parlement neer op een keuze. Doen we dit? Of doen we dat? Ja of Neen? Maar de ja- en de nee-stem is niet zonder meer ‘ja’ of ‘neen’. Achter de ‘ja’ en ‘neen’ gaat een heel proces aan vooraf: beeldvorming, voorbereidend werk in de commissies, discussies tussen diverse commissieleden, discussies binnen de partij en tussen partijen, … De inhoud van de ‘ja’ en de ‘neen’ kan je enkel begrijpen in de relatie tot de specifieke context van wat ter stemming ligt. Dus als Cardoen ging stemmen in de Senaat dan betekende zijn ja- of neen-stem iets in de specifieke context van dat moment.

      Een ja/neen-stem – in een referendum en in het parlement – betekent iets in de specifieke context van dat bepaald moment.


      Zo is het ook bij referenda. Een ja/neen-stem in een referendum betekent, net zoals een stemming in het parlement, iets in de specifieke context van dat bepaald moment. Het is niet omdat het antwoord ‘ja’ of ‘neen’ is dat er een gebrek is aan nuancering. Het gebrek aan nuancering komt wanneer het niet duidelijk is waarvoor de ‘ja’ of ‘neen’ staat. Een referendum dient een duidelijke vraag te stellen [15], die reële keuzes voorstelt waarrond zich duidelijk herkenbare opinies uitkristalliseren [16]. De vraagstelling hoeft ook niet altijd te peilen naar ‘ja’ of ‘neen’. Het kunnen ook multiple-choice vragen zijn, al of niet met een weging, een referendum kan de burger vragen om oplossingen te rangschikken… [17]. Voor mij is veel mogelijk: de kern van een referendum is dat de burgers (zelfrepresentatie) zich over een bepaalde topic rechtstreeks en beslissend kunnen uitspreken.

      Dit alles veronderstelt een uitgebreide beeldvormende fase met een breed opgezet publiek debat. Bij een referendum gebeurt de beeldvorming op twee manieren.

      • Ten eerste tijdens de initiatieffase. De initiatiefnemers vragen zich af: welke vraag gaan we stellen? Hoe gaan we deze formuleren? Ze spreken met enorm veel mensen om het benodigde aantal handtekeningen te verzamelen? De initiatiefnemers, meestal een groep van mensen en organisaties, zoeken een brede maatschappelijke ondersteuning voor hun initiatief om dan hun voorstel voor te leggen aan het parlement. Die dan met de initiatiefnemers in gesprek treedt, het voorstel verwerpt of goedkeurt, al of niet met aanbevelingen. Kortom, er gaat een heel proces van denkwerk en beeldvorming aan vooraf.
      • Een tweede beeldvorming gebeurt wanneer de initiatiefnemers ‘de markt’ opgaan om mensen warm te maken om te stemmen voor hun initiatief. De keuzes zijn dan al vastgelegd (zie puntje 1), maar de burgers kunnen zich een idee vormen over de keuzes die andere burgers hebben gemaakt en ter keuze voorleggen in het referendum.

      Het proces van de totstandkoming van een referendum zorgt voor een degelijke beeldvorming en maatschappelijk debat zodat kiezers een genuanceerd oordeel kunnen vormen om uiteindelijk hun keuze te kunnen maken.



    Nog even dit

    [1] Wikipedia: van het Grieks δῆμος/dèmos, ‘volk’ en κρατειν/kratein, ‘heersen’, dus letterlijk ‘volksheerschappij’.
    In artikel 33 van de Belgische grondwet klinkt het lichtjes anders: “Alle machten gaan uit van de Natie. Zij worden uitgeoefend op de wijze bij de Grondwet bepaald.” Dat is nog vager. Op de boeiende website De Belgische Grondwet van de KULeuven stellen ze ‘natie’ en ‘volk’ quasi gelijk: “ Hieruit begrijpt men dat de Belgische ‘natie’ of het Belgische ‘volk’ soeverein is. De macht ontspringt aan de verzameling van burgers. De overheidsorganen oefenen weliswaar macht uit, maar ze beschikken er niet over zoals eigenaars dat doen over hun goederen. In plaats daarvan ontleent die machtsuitoefening haar legitimiteit aan de bron ervan, namelijk de burgers zelf. De Koning (en dus de regering) kan dan ook alleen maar doen wat de burgers bij (Grond)wet vastleggen. In de praktijk betekent dit dat de regering maar kan regeren zolang zij de steun heeft van de meerderheid van de volksvertegenwoordigers.” Deze website gaat uit van het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte en de Faculteit Rechtsgeleerdheid en Criminologische Wetenschappen van de KU Leuven.
    In België zijn volksraadplegingen volgens de Grondwet enkel
    mogelijk voor “aangelegenheden van gemeentelijk, bovengemeentelijk of
    provinciaal belang” (art. 41 vijfde lid Gw.).

    [2] Er verscheen een interessant promotieonderzoek door Dr E. Striković, Universitair Docent Maatschappij- en Gedragswetenschappen, Universiteit Amsterdam, over het gebruik van het woord ’volk’ in de Nederlandse politiek. Door middel van een inhoudsanalyse van nieuwsartikelen, social media posts van politici en parlementaire toespraken (N = 1668) onderzoeken ze hoe Nederlandse politici het volk aanspreken in termen van ‘belangenbehartiging’ van het volk of in termen van ‘oppositie’, waarbij politici het volk plaatsen tegenover andere actoren (immigranten, bedrijven, politieke en economische elite, media ….) De meeste verwijzingen zijn belangenbehartigend. Volgens dit onderzoek is communicatie met oppositionele verwijzingen prominenter aanwezig bij populistische actoren en actoren aan de linkerzijde van het politiek spectrum.
    Strikovic, E., van der Meer, T. G. L. A., Vliegenthart, R., & Bos, L. (2023). “Appeals to the people: A content analysis of references to the people in traditional media, social media, and parliamentary materials.”, in: Information Society, 39(4), 236-249.

    [3] In de historische ontwikkeling van het politieke gezag was het de Franse Revolutie die de institutionalisering van de volkssoevereiniteit bracht ten nadele van de monarchie. Het gezag van de monarch werd verwisseld voor het gezag van het volk. Dat resulteerde dan wel in een versterking van de staatsmacht, maar nu als vertaling van de volkswil. Verkiezingen waren de manier om deze volkswil te kanaliseren. Verkiezingen worden nog altijd gezien als het hoogtepunt van onze democratie, het moment suprême. De democratische strijd van de XXste eeuw richtte zich vooral op de uitbreiding van de invulling van het kiesrecht. Wie mag stemmen? Vrouwenstemrecht, algemeen enkelvoudig stemrecht (een man, een stem), stemrecht voor migranten… Deze opvatting van de democratie loopt op zijn einde. Het vertrouwen van de burgers in de politiek en de politici is op een dieptepunt (zie hierover: Betrouwbaarheid en politiek). We zijn op een volgend breekpunt gekomen. De volgende jaren zal opnieuw een revolutie (moeten) plaatsvinden: de institutionalisering van de individuele soevereiniteit ten nadele van de representatieve soevereiniteit. Dat is waarover het hier gaat. En laat ons geen illusies hebben: deze verdieping van de democratie is niet gegarandeerd. Ze zal niet zonder slag of stoot gebeuren. Ook de dictatuur wenkt.

    [4] Zie hierover Jos VERHULST en Arjen NIJEBOER, Directe democratie - feiten, argumenten en ervaringen omtrent het referendum, 2007, Democracy International, 9789078820017. Het boek is ondertussen beschikbaar in 10 talen en ook als PDF te raadplegen. Meer actiegerichte informatie is te vinden bij www.meerdemocratie.be.

    [5] Yannis PAPADOPULOS, ‘How does direct democracy matter? The impact of referendum votes on politics and policy‐making’, in: West European Politics (24) 2001, afl. 2, p. 52.

    [6] Lucas LEEMANN, Fabio WASSERFALLEN, “The Democratic Effect of Direct Democracy”, in: The American Political Science Review, November 2016, 110/4, pp. 750-762 (zoals geciteerd in: W. VAN DER BURG en T.W.G. VAN DER MEER, “Referenda in de praktijk”, in: Rechtsgeleerd Magazijn Themis (RMThemis), 2017/4. Zie ook Jos VERHULST & Arjen Nijebor, Directe democratie - feiten, argumenten en ervaringen omtrent het referendum, p. 45-46
    Een interessante studie maakt hier een nuance op, die weliswaar dezelfde uitkomst biedt: “de toename in politieke steun na het referendum […] niet wordt gedreven door percepties van betrokkenheid of procedurele eerlijkheid, maar door een toename in steunniveaus onder de winnaars van het besluit. Bovendien nam, ondanks de betwiste aard van de kwestie, de politieke steun van de verliezers niet significant af nadat de uitslag van het referendum bekend was gemaakt.”
    Zie: Sofie MARIEN en Anna KERN, “The Winner Takes It All: Revisiting the Effect of Direct Democracy on Citizens’ Political Support”, in: Political Behavior, Vol. 40, No. 4 (December 2018), pp. 857-882
    (nvpv: mijn vertaling — Dit ondersteunt de ervaring dat burgers van referenda houden: hoe meer referenda er gehouden worden in een land, hoe meer het aantal voorstanders
    van referenda stijgt. Zie hierover Jos VERHULST, Directe democratie feiten, argumenten en ervaringen omtrent het referendum).

    [7] Zie hierover: Nanuli, SILAGADZE; Sergiu, GHERGHINA, “Referendum Policies across Political Systems”, in: The Political Quarterly, 91/1 - January 2020, p. 182–191 en
    John G. MATSUSAKA, “The eclipse of legislatures: Direct democracy in the 21st century”, in: Public Choice, 2005/124: 157–177 en

    [8] De duur van de periode is afhankelijk van het niveau. Voor een burgerinitiatief op Europese schaal bijvoorbeeld heb je een jaar de tijd om handtekeningen te verzamelen. Dergelijk burgerinitiatief is wel geen bindend referendum, maar een manier om de Europese Commissie op te roepen een bepaalde wet voor te stellen.

    [9] Een voldoende aantal voor een burgerwetsvoorstel is: 0,1% en 0,2% van de kiesgerechtigden. In België zou dat 10.000 handtekeningen op federaal niveau zijn voor een wetsvoorstel.
    Initiatiefnemers kunnen een wet die is goedgekeurd door het parlement alsnog verwerpen via een correctief referendum. Om dit aan te kaarten verzamelen ze 50% van het aantal handtekeningen vereist voor een wetsvoorstel. In België zou dat op federaal niveau 5.000 handtekeningen zijn.

    [10] De aanvraag tot referendum dient ondertekend te worden door 1 à 2 % van de kiesgerechtigden. In België betekent dit op federaal niveau 100.000 handtekeningen voor een wetsvoorstel en 50.000 handtekeningen voor een correctief referendum.

    [11] Zie Wikipedia voor een uitgebreid en geannoteerd overzicht van toetredingsreferenda. Voor een diepere analyse: European Parliament, Referendums on EU issues, Fostering civic engagement, april 2022, EPRS | European Parliamentary Research Service

    [12] Zie bijvoorbeeld het geval van de burgerraad Ireland’s Citizens’ Assembly bij het abortusreferendum in Ierland in 2018. Deze burgerraad speelde een sleutelrol in het debat, bij het opstellen van de vraag voor het referendum en bij het ontwerpen van de wetgeving. Zie Luke FIELD, “The abortion referendum of 2018 and a timeline of abortion politics in Ireland to date”, in: Irish Political Studies, juli 2018, 608-628 aan te vragen via Researchgate.
    Een burgerraad, minipopulus, minipubliek of G1000 is geen alternatief voor een referendum, wel een hulpmiddel voor de representatieve organen en eventueel voor het referendum zelf. Ik bespreek dit uitgebreider in een latere bijdrage.

    [13] Bastiaan RIJPKEMA, Weerbare Democratie - De grenzen van democratische tolerantie, 2015, Nieuw Amsterdam, 9789046820049
    Dit gaat uiteraard ook op voor besluiten die via een referendum zijn genomen. In beginsel is iedere democratische beslissing herroepbaar, ‘al kunnen natuurlijk niet altijd alle gevolgen ervan ongedaan gemaakt worden.’

    [14] idem, p. 65. Dit vormt voor Rijpkema de grond om de toegang tot het democratisch strijdtoneel te ontzeggen aan die partijen die de democratie willen afschaffen. Dat is immers het enige besluit dat niet vatbaar is voor zelfcorrectie.

    [15] Charlotte C.L. WAGENAAR, “Referendums can be more effective if voters can choose from several options”, in: Democratic Audit, 01 nov. 2019.

    [16] Over de problematiek van de vraagstelling, zie ook: Gerrit DE GEEST, Vraagstelling bij een referendum, in: Res Publica, 1986, 28-1, p.3-21.
    Ook interessant zijn de jaarverslagen van de Vlaamse Adviescommissie voor Volksraadplegingen. Ik vraag me af of deze commissie de basis kan zijn voor een onafhankelijke adviescommissie waarvoor De Geest terecht pleit.

    [17] Zie hierover: Mieke BECKERS en Jaak BILLIET, 'Handhaven' of 'herroepen'? De vraagstelling in twaalf gemeentelijke volksraadplegingen in Vlaanderen onderzocht, in: Res Publica, 2009-1, p. 53-82.