Voor Jos Verhulst
LAAT ME BEGINNEN MET een dooddoener van Brett Easton Ellis: “De wereld is niet perfect en zal dat ook niet worden.” [1] Ondanks het clichématige vind ik deze uitspraak interessant. Ze impliceert dat Ellis een idee heeft over wat slechter en beter betekent. Ze verraadt dat de mens kan nadenken over concepten als ‘perfectie’, ‘waarde’, ‘ethiek’. Ik onderschrijf wat de filosoof Markus Gabriel (1980) hierover schrijft: “Geen enkel ander levend wezen schrijft boeken over ethiek om het idee te rechtvaardigen dat hij moreel respect verschuldigd is aan de andere levende wezens, omdat wij ons allemaal in elkaars positie kunnen verplaatsen. Geen enkel ander levend wezen dat ons tot dusver bekend is, beschikt over een wetenschappelijk gecoördineerde, systematische denktraditie waartoe ook een filosofische ethiek behoort. Het ontstaan van de filosofische ethiek, bijvoorbeeld, kan niet in evolutionaire termen worden verklaard en beschreven. De selectiedruk, waaraan de geschiedenis van de filosofie onderhevig is, is niet-biologisch van aard. Of datgene wat Plato of Aristoteles, Hannah Arendt of Martha Nussbaum of Christoph Horn enz. moreel verantwoord achten ook volgens ons moreel verantwoord is, vloeit niet voort uit onze genetica, maar is een kwestie van filosofisch onderzoek.”[2] Deze bekwaamheid om filosofisch onderzoek te doen, om te reflecteren over wat goed en kwaad is en daar, eventueel, naar te handelen, maakt het leven menselijk en zinvol. Lang geleden al zei Benedictus (480-547): “De wereld is niet perfect. Dus heeft het leven zin. Door te proberen met kwetsbaarheid, met zachtheid en met schoonheid de wereld iets mooier te maken dan ze is. En als je leven werkelijk zinloos was, zou dat betekenen dat de wereld perfect is. Want een perfecte wereld, wat kan jij er nog aan toevoegen?”[3]. Als de wereld perfect is, ben je ofwel een engel ofwel een ander diersoort dan de mens.
Markus Gabriel ziet de mens als uitgangspunt van de ethiek. Wat we behoren te doen noemt hij de ‘morele feiten’. Het gaat hier om feiten omdat het een objectief bestaande waarheid betreft. Deze feiten zijn moreel omdat het over waarden gaat, over wat nagestreefd wordt of zou moeten worden. Elke mens denkt na over goed en kwaad. Elk van ons heeft een moreel kompas: een vermogen tot het kennen van wat we als mensen behoren te doen of na te laten. We beseffen dat het verkeerd is om kinderen te pesten, om mensen te vermoorden, om iemand zijn huis in brand te steken … Dat wil niet zeggen dat iedereen hetzelfde kompas hanteert of dat we altijd het juiste doen, laat staan nastreven.
Goed en kwaad
Wij doen goede handelingen, kwade handelingen en moreel neutrale handelingen. Wat betekent dit? Kunnen we goed en kwaad kennen? Ik ben overtuigd geraakt dat er objectieve waarden bestaan die universeel geldig zijn. In een vroegere bijdrage, een samenspraak met Peter Droeshout, heb ik geprobeerd deze fundamenten van het mens-zijn te duiden. Het zijn drie integriteiten, die ik initia noemde. Kort samengevat:
- De integriteit van het lichamelijke: iedereen heeft recht op voedsel, onderdak, … Dit zit in de natuur der dingen, onze DNA zo je wil. (komt min of meer overeen met nature - natuur)
- De integriteit van het geestelijke: iedereen heeft het recht om in alle vrijheid zichzelf te ontdekken en te ontplooien. Het recht op geestelijk leven vloeit voort uit onze potentie tot zelfbepaling. (komt min of meer overeen met agency - zelfbepaling).
- De integriteit van de ontmoeting: ‘Mens word je door relaties met anderen’ [4]. Iedereen heeft het recht om samen met anderen de wereld mee vorm te geven. (komt min of meer overeen met nurture - opvoeding)
De mens is het resultaat van een samenspel van deze integriteiten, de bouwstenen van elk menselijk leven. Dit maakt ze tot feiten, waarheden. Ze zijn een uitgangspunt, en tegelijkertijd een na te streven ideaal: elk van de 8 miljard mensen heeft per definitie en door geboorte dit ‘recht op leven’. De integriteiten geven ons algemene beginselen over wat we moeten doen of laten en zijn daardoor morele feiten. Ze realiseren is een opdracht voor ons allemaal. Omdat ieder van ons een moreel vermogen heeft – wij kunnen nadenken over goed en kwaad – is het mogelijk om moreel gedrag van onszelf en onze medemens te verwachten. Morele waarden krijgen een vertaling onder meer in rechtsregels. Deze vertellen ons wat moreel juist of fout is. Ze creëren een vuurtoren om ons gedrag op af te stemmen. Ze worden gerealiseerd met stappen vooruit, afgewisseld met stappen achteruit. Het voortschrijdend inzicht, weet je wel.
Wie bepaalt deze rechtsregels? In het Oud Testament daalde Mozes (rechts) zo’n goede 3000 jaar geleden van de berg Sinaï met twee stenen tafels waarin God de tien geboden had gegrift. Daarop stond te lezen waaraan we ons dienden te houden. De secularisering van onze wereld schafte ‘Mozes’ echter af. Wat kwam er in de plaats?
Als het God niet is, dan zijn het de mensen zelf die het voor het zeggen hebben. Eerst waren het de ultieme machthebbers: farao, keizer, koning, paus … al dan niet als aardse plaatsvervanger of boodschapper van God [5]. Langzaamaan daalde de macht naar beneden en werd verspreid over een steeds grotere groep mensen. Leenmannen en baronnen waren ooit ‘beneden’ (Magna Charta), stedelingen, arbeiders, vrouwen, zwarten … waren ook ‘beneden’, evenals moslims, katholieken, joden, de kastelozen, … De wereld is bevolkt met een eindeloze reeks van machtelozen. De elite legt altijd een grote creativiteit aan de dag voor het bezetten van de institutionele macht [6], [7]. ‘Boven’ stond langzaam macht af naar ‘beneden’. Dit is een proces dat eeuwen in beslag heeft genomen en nog bezig is. Meestal gebeurt dit afstaan van macht onder impuls van ‘beneden’. ‘Boven’ zal daarenboven hevige tegenstand en geweld gebruiken bij het belagen van ‘hun’ macht door die van ‘beneden’ [8]. In onze huidige democratische samenleving wordt het volk geacht een aantal vertegenwoordigers te kiezen die dan, namens het volk, besluiten nemen over het inrichten van het land: onderwijs, kinderopvang, sociale zekerheid, justitie, financiën, leger, buitenlandse zaken, landbouw, cultuur, wetenschappelijk onderzoek, … Kortom, alle sferen van het leven. Maar wie of wat representeren ze eigenlijk, deze representanten van het volk? Ik volg het harde standpunt van de Franse filosoof Jacques Rancière: “De wetten en instituten van de formele democratie zijn de schijnvormen waarachter, en de instrumenten waarmee, de macht van de burgerlijke klasse wordt uitgeoefend.” [9]. Ik heb dit standpunt al uitgebreid toegelicht in vroegere bijdragen en ga dit hier niet opnieuw doen [10]. Maar als voorzet op een reeks bijdragen tot verbetering van onze democratie, wil ik de armoede van de huidige democratie in algemene termen duiden.
De irrelevante meerderheid
In een vraaggesprek van de Heritage Foundation (2017) over de aanval door een gewapende groep islamitische radicalen op het Amerikaans consulaat in Benghazi in Libië (2012), merkte de studente-moslima Saba Ahmed op dat de meeste moslims vreedzaam zijn en dat we misschien niet wapens moeten laten spreken maar kiezen voor gesprek. “Hoe kun je dit gevecht [nvpv: gesteund op een ideologie] ooit winnen als je het niet ideologisch aanpakt?”. De Libanees-Amerikaanse journaliste en schrijfster Brigitte Gabriel antwoordde nogal vinnig door onder meer ettelijke voorbeelden aan te halen om aan te tonen dat de vreedzame meerderheid er niet toe deed: “De meeste Duitsers waren vreedzaam, maar de nazi's bepaalden de agenda en als gevolg daarvan stierven 60 miljoen mensen. Bijna 14 miljoen in concentratiekampen, waarvan zes miljoen Joden. De vreedzame meerderheid deed er niet toe. […] Op 11 september woonden er 2,3 miljoen Arabische moslims in de Verenigde Staten en er waren 19 kapers, 19 radicalen nodig om Amerika op de knieën te krijgen, het World Trade Center te vernietigen, het Pentagon aan te vallen en bijna 3000 Amerikanen te doden. Die dag was de vreedzame meerderheid irrelevant.”
Uiteraard kunnen een paar jihadisten enorme schade aanrichten, maar dat maakt de vreedzame meerderheid nog niet irrelevant. Het probleem is dat de kracht van de vreedzame meerderheid niet aangeboord wordt. In onze democratie heeft deze ‘vreedzame meerderheid’ geen structuren of wegen ter beschikking om invloed uit te oefenen. Onze politieke instellingen zijn zo uitgebouwd dat de ‘vreedzame meerderheid’ grotendeels irrelevant wordt gemaakt.
Enorm veel morele potentie wordt ongebruikt weggespoeld.
Om de vijf jaar duiden wij in verkiezingen onze ‘representanten’ aan voor het Europese, het federale en het regionale niveau. Om de vijf jaren! Probeer je dit even voor te stellen. Wat zal er allemaal gebeuren in de volgende vijf jaren? En de verkiezingen gaan uiteraard amper over de hete hangijzers van de volgende vijf jaren. Die hangijzers liggen nog in de toekomst. Wat betekent jouw stem eigenlijk? Ik heb dit eerder al in verband gebracht met de grote discussies onder vrienden en vriendinnen bij pot en pint. We hebben vele ideeën om de samenleving beter te maken. Dergelijke cafédiscussies zouden een institutioneel vervolg moeten kunnen hebben. Maar die is er niet. We kunnen niet anders dan zeggen: We drinken een glas, we doen een plas en alles bleef zoals het was. En zo wordt enorm veel morele potentie ongebruikt weggespoeld.
Jouw irrelevant moreel kompas
Democratie is gebaseerd op het gelijkheidsideaal. “Het geeft individuele burgers voldoende macht en controle over hun leven om zich te beschermen tegen heerschappij. Het doet dat door ervoor te zorgen dat elke burger, elk individu, mee vorm kan geven aan de wereld waarin hij of zij leeft. Bij echte politieke gelijkheid worden burgers dus medescheppers van de gedeelde wereld. De stem van iedere mondige burger heeft dus gelijke waarde. Democratie heeft het installeren van deze politieke gelijkheid tot doel.” schreef ik eerder [11]. Deze gelijkheid betreft het individu: ieder van ons draagt een moreel kompas in zich. De gelijkheid betreft ook de samenleving: het doel van democratie is immers dat elke mens mee vorm kan geven aan de samenleving. Dit doet hij door met de eigen morele inzichten af te wegen wat goed of minder goed is voor de samenleving, voor zichzelf. Onze instellingen maken echter een farce van dit democratisch principe. Bij verkiezingen draag je niet alleen jouw stem over aan een kandidaat, maar ook het gebruiksrecht van jouw moreel kompas voor de opbouw van de samenleving. Ik blijf mijn moreel kompas in mij dragen, maar een ander maakt er gebruik van. En ik kan dat gebruiksrecht niet meer terugnemen. Dit vormt de ideale basis om frustraties op te bouwen. Misschien duid je wel mensen aan die niet verkozen geraken of die tijdens het uitoefenen van hun mandaat absoluut niet doen wat jij had verwacht. En daar kan je lekker niets meer aan doen. De kans dat burgers, en al zeker ‘de mondige burgers’, zich niet of amper gerepresenteerd voelen is reëel. Denk aan de Arabische Lente, de gele hesjes, de indignados, de ZADisten, de stRaten-generaal, zelfs de trumpisten … Al deze mensen willen een samenleving die beter is dan degene die er nu is. Dit betekent niet dat hun voorstellen ’juist‘ zijn of dat hun voorstellen de mijne zijn. Het grote handicap is dat deze burgers geen of amper wegen hebben om hun wensen of hun frustraties institutioneel te kanaliseren. Onze representatieve democratie maakt het institutioneel inzetten van jouw moreel inzicht voor maatschappelijke doeleinden onmogelijk. Je hebt je moreel vermogen afgestaan. En ‘die van boven’, de elite, willen dit liever zo houden [12]. Dat zorgt vroeg of laat gegarandeerd voor fricties.
De zelfrepresentatieve democratie is een anarchistische democratie.
Echte democratie wil daarom vertrekken vanuit de zelfrepresentatie en niet vanuit de representatie. Dus van ‘beneden’ naar ‘boven’ en niet zoals nu, van ‘boven’ naar ‘beneden’. Of om het gelijkheidsprincipe te benadrukken: van ‘boven’ naar ‘boven’, of van ‘beneden’ naar ‘beneden’, of van ‘het midden’ naar ‘het midden’. Een verbond tussen ‘ik’ en ‘wij’. Daarom kan je deze zelfrepresentatieve (ik) democratie (wij) ook de anarchistische (ik) democratie (wij) noemen. ‘Zelfrepresentatief’ of ‘anarchistisch’ staat dan voor het feit dat een burger geen morele ondergeschiktheid erkent of mag worden opgelegd. Elke burger kan met het eigen moreel vermogen in het politieke en maatschappelijke veld stappen en andere individuen ontmoeten om op zoek te gaan naar de antwoorden op de vragen die ons uit de toekomst tegemoet komen. Democratische structuren geven wegen aan om dit te kunnen doen. Voor alle duidelijkheid: dat wil niet zeggen dat er geen regels of wetten zijn. Belangrijk is dat mensen in deze zoektocht elkaar vrij, zonder vrees en op basis van gelijkheid kunnen ontmoeten. Zelfrepresentatie vormt het fundament van dit gelijkheidsideaal en van deze vrije ontmoeting. Bij Hannah Arendt is dit een van de aspecten van de vita activa. Voor haar gaat politiek over vrijheid en het stichten van relaties. ‘Handelen’ noemt ze het. Dit speelt zich af tussen mensen, die allen verschillend zijn en waardoor elke ontmoeting zinvol en uniek wordt. De zorg voor de pluraliteit van al die unieke individuen noemt Hannah Arendt de Amor Mundi, de liefde voor de wereld [13]. Dit is een immens moeilijke opdracht omdat macht veel complexer in elkaar zit dan “de binaire oppositie tussen overheersers en overheersten.” (nvpv: zie over deze complexiteit Foucault in voetnoot 6).
Hoe dan ook, het resultaat van dergelijke ontmoeting is een samenleving in wording. “Politiek is de publieke ruimte waarin verschillende individuen verschillende standpunten verkondigen zonder dat er ooit een einde aan het debat komt.” [14]. De lakmoesproef voor democratie is de vraag of onze structuren, instellingen, processen… plaats geven aan het moreel vermogen van elke burger. In volgende bijdragen bekijk ik de democratie vanuit dit principe van de zelfrepresentatie. We zullen later nog zien dat dit niet betekent dat de representatie wordt afgeschaft. Wij zullen wel onderzoeken welke plaats representatie kan krijgen binnen de zelfrepresentatieve democratie.
Participatie in de waarheid
Ethisch handelen is voortdurend op zoek naar de waarheid. Ook democratie is voortdurend op zoek naar waarheid. Uiteraard, want democratie is op zoek naar ethisch handelen. De eerste stap is beseffen dat ik de waarheid niet in pacht heb. Met de nodige humor verwoordde em. prof. Kristiaan Versluys (1951) het als volgt:
Multiperspectivisme
Eerst dacht ik wat is me
Dat voor een gekerm.
Maar nu begrijp ik de kern van de term.
Multiperspectivisme
betekent gewoon ‘ik vergis me’. [15]
Dit voortdurend op zoek zijn naar de waarheid heeft ethiek overigens gemeen met de ‘harde wetenschappen’. Wetenschapper Jos Verhulst verwees in een brief aan Het Verzet naar het dictum van Feynman: ‘Wetenschap is het geloof in de onwetendheid van experten’. Verhulst schrijft hierover: “Dat is wetenschap: het resultaat van de ontdekking dat het de moeite loont om via directe ervaring de uit het verleden stammende menselijke ervaring niet zomaar te geloven maar opnieuw te controleren. […] Het dictum van Feynman is lapidair geformuleerd. Indirect spreekt Feynman uit dat het menselijk individu de aanleg heeft om zich op de waarheid te richten. Deze aanleg is het verzwegen uitgangspunt van het dictum, dat zich onmiddellijk richt tegen de belangrijkste hindernis die de waarheidzoekende mens op zijn weg ontmoet, namelijk de ‘expert’. ‘Wetenschap’ betekent: vasthouden aan de roeping die uitgaat van de waarheid en afwijzing van de claim op autoriteit door de ‘expert’ die zich dringt tussen mens en werkelijkheid.”
De politicus gedraagt zich als de hinderlijke expert.
In onze huidige politieke wereld gedraagt de politicus zich als de hinderlijke expert. De politicus aast op het gebruiksrecht van het moreel vermogen van de kiezers en brengt hen vervolgens tot zwijgen. De mens echter ontvouwt zijn mens-zijn door het nastreven van het morele. De mogelijkheid tot het uitspelen van het moreel vermogen zijn we verplicht aan het dier ‘mens’ dat tegenover de andere dieren onder meer het morele als een onderscheidend kenmerk heeft. De zelfrepresentatieve democratie daarentegen nodigt burgers uit om met hun persoonlijke moreel vermogen in confrontatie te gaan met andere individuen, elk met hun moreel vermogen. Ze heeft daartoe wegen aangelegd en aangegeven.
Een tweede belangrijk aspect voor democratie wordt hierboven al geëvoceerd: de participatie. En dan heb ik het niet over de enge politieke vertaling van participatie, zoals meedoen aan verkiezingen, aan referenda of aan politieke debatten; of meestappen in een betoging. Participatie is veel ruimer. Het omvat zowel het politieke als het maatschappelijke. Beide sferen zijn onlosmakelijk verbonden met elkaar en met de drie integriteiten. Ik volg hier de Franse politieke filosoof Claude Lefort (1924-2010) als hij zegt dat participeren in de eerste plaats wil zeggen: “het gevoel hebben ergens toe te behoren en, preciezer gezegd, het gevoel hebben het recht te hebben om rechten te hebben – om een uitdrukking van Hannah Arendt te gebruiken.” [16]. Deelname aan de politieke actie is niet cruciaal voor participatie. “Participatie in de letterlijke betekenis wil volgens mij zeggen dat burgers het gevoel hebben dat het politieke spel hen aangaat; dat zij dus niet het gevoel hebben passief op maatregelen te moeten wachten die hun welgezind zijn, maar dat er in het politieke debat rekening met hen wordt gehouden.” Voor Lefort veronderstelt dit “in de eerste plaats dat de meeste mensen het vermogen bezitten de motieven of drijfveren van de handelswijze van de politieke actoren voor te stellen.” Ook hier weer vormt het morele vermogen het uitgangspunt. Dit vermogen kan je niet opzijschuiven. Niemand ontkomt aan de morele vraag ‘Wat is goed? Wat is kwaad? Wat te doen?’. Dit impliceert een permanente uitnodiging aan iedereen om samen met de anderen onze gemeenschap op te bouwen. Voor politici betekent dit de plicht om nadrukkelijk te zorgen dat iedereen kan participeren, in de hier geschetste betekenis.
Dit alles maakt ons tot het handelend dier: als fysiek wezen (het dier) vanuit een moreel vermogen (de mens) de andere tegemoet gaan om samen de samenleving van morgen vorm te geven. De vraag is hoe dwingend deze oproep tot handelen is [17]. In de komende maanden bespreek ik in korte bijdragen telkens één aspect van de democratie in het licht van de genoemde zelfrepresentatieve, anarchistische democratie.
Nog even dit
De meeste vermelde boeken zijn te verkrijgen via Barbóék (uiteraard) en de betere boekhandels.
[1] De Standaard, 14 juni 2019
[2] Markus Gabriel, Morele vooruitgang in duistere tijden. Universele waarden voor de 21ste eeuw., 2021, Boom, 9789024436637, p. 276
Zie over dit thema ook: Jos Verhulst, "Dieren hebben geen rechten, maar de mens is geroepen tot medelijden", in Klaas’ Commentaar, 1995, III-1, p. 2-3 ook
[3] Frank Oeben, “Over Herman Finkers, Benedictus, Maslow en de zin van het leven”, in: En nu actie, 11 januari 2016
[4] Mantra van de Nigeraanse filosofe Sophie Oluwole.
[5] Op 5 november jl. zagen we in de Munt Wagner’s opera Das Rheingold in een schitterende regie van Romeo Castelluci. In de tweede scène liepen de goden, zij het wat wankel, letterlijk over de lichamen van de nietige, kronkelende en wriemelende mensen.
[6] Met macht bedoel ik hier de institutionele macht, m.n. de staatsmacht: staatsinstellingen, staatsstructuren… Door deze instituties kan een staat, m.n. de elite, in ‘zijn’ gebied macht uitoefenen over ‘zijn’ volk. Dit vergt een, niet altijd subtiel, samenspel van de wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht, politieke partijen, economie, pers… Het moge nu al gezegd dat deze beperking van het woord ‘macht’ tot de institutionele macht een onderdeel van het probleem vormt. Hier volg ik Foucault die macht ruimer ziet dan de binaire oppositie tussen overheersers en overheersten (Gramsci). ‘De macht is overal. Niet omdat zij alles incorporeert, maar omdat zij van alle kanten komt (…) Men moet zich eerder voorstellen dat de veelvoudige krachtsverhoudingen die ontstaan en werkzaam zijn in de productieapparaten, in de gezinnen, in de kleine groepen, in de instellingen, de basis vormen voor diepgaande verdelingen die door het gehele sociale lichaam lopen.’
Foucault noemt dat de capillariteit: macht sluipt in alle relaties binnen. Michel Foucault, De wil tot weten. Geschiedenis van de seksualiteit. SUN, 1985, 9061681723, p. 99 e.v. Er verscheen in 2018 nieuwe vertaling van het hele werk De geschiedenis van de seksualiteit, Boom, 2018, 9789024426423. Het fragment staat op p. 99 ev.
Als voorbeeld haalde ik eerder al een geschrift aan van antikapitalistisch feministen die de feministische elite verwijt te exclusief te focussen op het doorbreken van het glazen plafond en blind blijft voor wie de scherven bijeen veegt en letterlijk het vuile werk moet doen. Voor hen is er een diepe kloof tussen de elitevrouwen die tot de hoogste functies opklimmen en de grote meerderheid van de vrouwen die geen verbeteringen zien in hun reële leven.” (zie: Democratie en quota – 3: Overmorgen over het boek ‘Feminisme voor de 99%’). Ook het onderzoek van Audre Lorde (1934–1992) naar intersectionaliteit wijst op verschillende onderdrukkende factoren die tegelijkertijd en op verschillende manieren elkaar doorkruisen en versterken.(Zie Democratie en quota – 1: Eergisteren)
[7] Ik denk overigens dat de meeste politici het niet zo slecht bedoelen. Ze beseffen amper de verwoestende gevolgen van hun politieke structuren en instellingen en hun politiek handelen. Hier geldt voor de meesten: “Vergeef het hen, want ze weten niet wat ze doen.”
[8] Een boeiend boek over de geschiedenis van de emancipatiestrijd in Europa: Wim Blockmans, Medezeggenschap. Politieke participatie in Europa vóór 1800, Prometheus, 2020, 9789044635218.
[9] Jacques Rancière, Tegenstellingen 3 - De haat tegen de democratie, Octavo Publicaties, 2014, p. 19
[10] Zie: Democratie en quota - 3. Overmorgen en vooral Democratie voor onze tijd: zelfrepresentatie
[11] Zie: De democratie voor onze tijd: zelfrepresentatie. Ik citeerde Danielle Allen, Our Declaration. A reading of the declaration of independence; in Defense of Equality, 2014, Liveright, 9780871406903.
[12] Een voorbeeld hiervan is het voorstel van prof. em. Paul Van Orshoven om een soort meervoudig stemrecht terug in te voeren en zo de representatieve democratie te redden. “Een kiezer die zich informeert en beter begrijpt waar het politiek om te doen is, moet volgens Van Orshoven meer (nvpv: tot viermaal meer) in de pap te brokken krijgen.” Het is allemaal de fout van de domme kiezer. Zie: Rik Cauwelaert, “De ene kiezer is de andere niet”, in De Tijd, 13 oktober 2023.
[13] Vita activa bestaat uit ARBEIDEN — de noodzakelijke activiteiten zoals eten – WERKEN — de nuttige activiteiten zoals het produceren van werktuigen – en HANDELEN – het stichten van relaties als zinvolle activiteit. Ten behoeve van het Hannah Arendt Instituut geeft filosoof Dirk De Schutter, vertaler van het werk van Hannah Arendt, in korte videofragmenten toelichting bij haar kernconcepten. Hij schreef ook een schitterende inleiding tot haar denken: Dirk de Schutter & Remi Peeters, Hannah Arendt - Politiek denker, Uitgeverij Klement, 2015, 204 pagina's - 9789086871452
[14] Claude Lefort, Wat is politiek?, Boom Klassiek, 2016, 9789089535948, p. 11
[15] Aangehaald in: Van de Poele, Luc, et al., editors. Great Teachers : Essays over Hoger Onderwijs. Voor Kristiaan Versluys. Academia Press, 2016, p. 20
[16] Claude Lefort, idem, p.109-110
[17] Bijna 2000 jaren geleden zei Rabbi Tarfon het al: "Het is niet aan jou om het werk af te maken, maar je bent ook niet vrij om het opzij te zetten.”