Voor Luc De Keyser

 

In deel 2 verwees ik al naar het idee van narrow banking, een manier om betaalrekeningen opnieuw veilig te maken door ze los te koppelen van risicovolle bankactiviteiten. Hier stel ik een bredere vraag: hoe versterken we ons geldsysteem als geheel? Het antwoord is verrassend concreet: cash behouden — ons enige volledig publieke, anonieme en risicoloze geld — én de juiste digitale euro ontwikkelen, een publieke digitale tegenhanger die niet wordt ingekapseld door banken of Big Tech.

 

Cash is revolutionair

Steeds vaker zie je het bordje hangen: "Geen cash meer, enkel kaart of app." Wat ooit de vanzelfsprekende manier van betalen was, verdwijnt geruisloos uit het dagelijks leven [1]. De muntstukken en biljetten verdwijnen uit onze handen — en met hen, ongemerkt, een stuk autonomie. Wat voorstanders van deze verdwijntruc zien als vooruitgang, is in werkelijkheid een maatschappelijke verschuiving: van publieke naar private infrastructuur, van vrije toegang naar gecontroleerde toegang. Cash voelt ouderwets, maar het is een cruciaal onderdeel van onze toekomst.

Ik som hier vijf belangrijke redenen op waarom ik cash zie als een cruciaal onderdeel van onze toekomst [2]:

 

1. Cash geld is de trap in ons appartementsgebouw.

Digitale betalingen rusten op drie breekbare pijlers: elektriciteit, communicatie en computers. Wanneer één van die pijlers uitvalt, stort het systeem in. Dat werd pijnlijk duidelijk tijdens cycloon Gabrielle in Nieuw-Zeeland (2023): een stroomstoring legde hele regio’s lam. Terminals vielen uit, netwerken crashten, wallets werden waardeloos. Mensen konden niet meer betalen — niet omdat ze geen geld hadden, maar omdat hun geld onbruikbaar was geworden. Cash werd in een oogwenk het enige werkende betaalmiddel. Alleen waren de automaten leeg of onbereikbaar. Dat is de harde waarheid van een casharme samenleving: wat het best werkt wanneer alles faalt, is precies wat we systematisch afbouwen.

Zelfs Zweden, jarenlang het uithangbord van de cashloze droom, draait bij. De overheid adviseerde in 2024 om altijd contant geld in huis te hebben, voor minstens een week. Niet uit nostalgie, maar omdat een samenleving zonder cash extreem kwetsbaar wordt voor cyberaanvallen, netpannes of geopolitieke druk.

Je ziet die reflex ook dichter bij huis. Wanneer er geruchten opduiken over bankproblemen, staan mensen opnieuw bij bankautomaten. Niet omdat ze irrationeel zijn, maar omdat ze het simpelste economische inzicht begrijpen: cash is waarde; geld op een rekening is slechts een belofte.

Brett Scott vergelijkt cash daarom met de trap in een appartementsgebouw [3]. De trap is misschien traag en ouderwets, maar hij werkt altijd. De lift — onze digitale betaalwereld — is snel en comfortabel, maar volledig afhankelijk van een fragiel ecosysteem van software, bedrijven en stroom. De lift lijkt vanzelfsprekend tot hij het begeeft. Of, nog erger, tot iemand beslist dat jij er niet meer in mag of dat je moet betalen bij elk gebruik.

Een samenleving die de trap afbreekt omdat de lift zo handig is, snijdt haar veerkracht weg. Cash is die trap: robuust, onafhankelijk en van iedereen. Het is het laatste publieke vangnet in een steeds meer private betaalecosysteem.

 

2. Privacy en gegevensmanipulatie

Een veelzeggend dossier is de hack van het donatieplatform GiveSendGo tijdens het Canadese Freedom Convoy — een protest van Canadese vrachtwagenchauffeurs tegen vaccinatieverplichtingen [4]. Een onbekende hacker kraakte het systeem en zette de volledige lijst van donateurs online: namen, adressen, bedragen, betaalmethoden. Media en activisten maakten er interactieve kaarten van, zodat iedereen kon worden opgezocht. De gevolgen waren direct en persoonlijk: donateurs — ook bedrijven — kregen bedreigingen en reputatieschade; sommigen werden op het werk ter verantwoording geroepen; een vrouw verloor haar baan na een gift van amper 50 dollar. Een vrijwillige donatie veranderde in een publieke kwetsbaarheid [5].

Wat vroeger anoniem kon — een biljet in een collectebus stoppen — laat nu altijd een digitaal spoor achter dat nooit meer verdwijnt. Betaaldata worden profielen; profielen worden algoritmische voorspellingen; voorspellingen worden beslissingen over mensen. Een aankoop of donatie verandert in een datapunt dat kan worden gedeeld, verkocht, gehackt of politiek gebruikt.

Het argument dat dit “handig is tegen fraude” maskeert de bredere realiteit (zie hierna). “Fraudebestrijding” is het alibi; het verkooppraatje. In de praktijk verandert betaalgedrag in grondstof voor commerciële exploitatie, sociale disciplinering en politieke druk [6].

Cash doorbreekt dat mechanisme volledig. Het produceert geen data, geen profiel, geen archief. Het is een van de weinige domeinen waarin de burger níet transparant is voor bedrijven of overheid. In een samenleving waarin elke klik, aankoop en verplaatsing wordt gemeten, is die stilte geen nostalgie maar een noodzakelijke bescherming [7].

 

3. Cash is meer fraudebestendig

Het idee dat cash vooral dient voor fraude is een hardnekkige mythe. Er is geen overtuigend bewijs dat contant geld massaal gekoppeld is aan criminele of zwarte economische activiteiten; de relatie is zwak en vaak speculatief [8]. Wat wél duidelijk is: criminaliteit verschuift gewoon naar waar de kwetsbaarheid ligt — en dat is vandaag digitaal.

Digitale fraude neemt immens toe: gehackte bankapps, phishing, identiteitsdiefstal, gekraakte betaalplatformen, datalekken, gestolen kaartgegevens, nagemaakte webshops [9]. Het gaat om fraude op industriële schaal, vaak grensoverschrijdend en moeilijk te bestrijden. Criminelen hoeven geen bank te overvallen; ze hoeven enkel een lek te vinden in een server of een argeloze gebruiker te misleiden. Fraude verdwijnt dus niet door cash te bannen — ze verandert in een vorm die sneller, goedkoper en veel massaler kan worden uitgevoerd [10].

Toch blijft de karikatuur bestaan dat wie cash gebruikt “iets te verbergen” heeft. Maar wie dat zegt, zegt eigenlijk dit: een goede burger laat zich controleren door Visa, banken en Big Tech — wie dat niet wil, is verdacht. Het is een bizarre omkering: burgers moeten volledig transparant zijn, terwijl de machtigste spelers juist buiten zicht opereren.

In dat licht is cash geen verdacht gedrag, maar een grens die burgers trekken tegen permanente financiële traceerbaarheid. Het is niet de fraudeur die baat heeft bij cash, maar de gewone burger die wil betalen zonder dat iedere transactie een datapunt wordt.

 

4. Verlies van controle en vrijheid

Toen de Franse magistraat Nicolas Guillou als internationale rechter arrestatiebevelen uitvaardigde tegen Israëlische leiders, reageerden de Verenigde Staten met persoonlijke sancties. Dat ene politieke besluit had onmiddellijke gevolgen: zijn WhatsApp-, Facebook-, Instagram- en Google-accounts werden geblokkeerd; betalingen via Visa en Mastercard geweigerd; zelfs een hotelboeking in Frankrijk werd door Expedia automatisch geschrapt [11].

Een rechter van het Internationaal Gerechtshof werd zo in één klik tot digitale non-persoon gemaakt. Niet door een rechtbank, maar doordat private bedrijven reflexmatig meebewogen met een politieke sanctie. De maatregel was geen juridische beslissing, maar een politieke vergeldingsreactie van de VS — meteen door banken en platformen uitgevoerd. Dit is geen hypothetisch risico, geen dystopische overdrijving. Het gebeurt nu.

Het verhaal van Nicolas Guillou toont hoe dun de lijn is tussen digitaal gemak en digitale afhankelijkheid. In zo’n systeem worden burgers afhankelijk van de toestemming van platformen, banken en staten. Een samenleving zonder cash laat haar volledige economische circulatie verlopen via poortwachters die transacties kunnen blokkeren, accounts kunnen bevriezen en mensen zonder proces kunnen uitsluiten. Cash is dan geen nostalgisch relict, maar een structurele voorwaarde voor politieke vrijheid: het garandeert dat niemand volledig afhankelijk wordt van digitale infrastructuren buiten zijn controle.

 

5. Economische oligopolisering

Wie in een klein, coöperatief café als Het Groot Ongelijk in Kessel-Lo een pintje bestelt, voelt meteen wat een lokale economie betekent: nabijheid, menselijke schaal, …. Maar sinds juli 2022 moeten zelfs deze plekken verplicht een digitale betaaloptie aanbieden. Wat klinkt als een detail van gebruiksgemak, heeft een diepere systeemimpact: lokale transacties worden structureel ingebed in private, vaak internationale betaalnetwerken. Een pintje in Kessel-Lo loopt zo niet zelden via servers in Dublin, Londen of Californië. Dat heet dan “modernisering”, maar in werkelijkheid is het een stille machtsverschuiving: van buurt en café naar banken, platforms en de cloud.

De overheid verkoopt dat als vooruitgang maar zwijgt over de nadelen: de kosten voor handelaars, de afhankelijkheid van een handvol internationale spelers, het verlies aan lokale autonomie. Ondertussen verplichten steeds meer winkels digitale betaling, terwijl de FOD Economie blijft herhalen dat digitaal “een aanvulling” is en cash moet blijven [12]. Die zin klinkt intussen bijna ironisch, gezien de realiteit op de vloer.

Kan iemand mij een zinnige uitleg geven waarom het geld dat ik betaal voor mijn pintje in Groot Ongelijk een omweg moet maken via de buitenwereld?


In een cashloze economie verdient Big Finance mee op elke transactie, hoe klein ook. Een buurtcafé wordt zo niet langer een lokaal ecosysteem, maar een datapunt in een globale betalingsketen. Dat is misschien efficiënt, maar het vergroot de macht van centrale spelers en verarmt de lokale economie. Contant geld is de enige betaalvorm die die logica doorbreekt: het houdt transacties lokaal, zonder dat er een cent wegvloeit naar verre systemen.

Wie diversiteit, lokale veerkracht en economische autonomie belangrijk vindt, moet cash niet zien als ouderwets, maar als infrastructuur die machtsconcentratie tegengaat. Een cashloze samenleving is er één waarin grote financiële instellingen niet langer een optionele dienstverlener zijn, maar een verplicht onderdeel van elk aspect van je leven.

 

Van fysiek naar digitaal

Deze vijf redenen tonen waarom cash geen nostalgisch overblijfsel is, maar een publieke infrastructuur die ons beschermt tegen fragiliteit, datamisbruik, digitale fraude, machtsconcentratie en financiële uitsluiting. Maar net die cash infrastructuur wordt snel afgebouwd, terwijl bijna alle betalingen verschuiven naar private digitale systemen (zie deel 1 en deel 3). Zo ontstaat een paradox: hoe digitaler onze economie wordt, hoe minder publiek geld er overblijft.

De kernvraag wordt dan: bestaat er dan nog publiek geld in de digitale ruimte? Vandaag is het antwoord eenvoudig: nee. Alles wat digitaal is, loopt via banken, kaartnetwerken of big tech. Publiek geld bestaat enkel nog in de verdwijnende papieren vorm. Daarom is de Europese Centrale bank bezig met de ontwikkeling van een digitale euro, een digitale versie van publiek geld. Vandaag bestaat publiek geld alleen in de vorm van cash; alles wat digitaal is, loopt via banken of Big Tech. De digitale euro moet dat gat vullen: een soort digitale cash, toegankelijk via een app, kaart of offline drager. Niet bedoeld om cash te vervangen, maar om publiek geld ook in het digitale tijdperk te laten bestaan. De digitale euro is geen luxeproject, maar een noodzakelijke modernisering van iets wat we dreigen kwijt te raken: publiek geld zelf. Niet als vervanger van cash, maar als het digitale equivalent van de trap — een betrouwbaar vangnet dat blijft werken, ook wanneer private systemen falen. Een betaalmiddel zonder dataverzameling, zonder commerciële poortwachters, en toegankelijk voor iedereen.

Met cash beschermen we ons in de fysieke wereld. De digitale euro moet dat in de digitale wereld doen.

Een vriend zei me eens: “Je kan vooruitgang toch niet tegenhouden?” Dat wil ik ook niet. Maar ik vind wel dat de samenleving mee moet bepalen wat vooruitgang betekent. En precies daar knelt het: banken doen alsof de discussie gaat over cash versus digitaal. Dat is misleiding. Het echte conflict gaat over publiek geld versus privaat geld. Over wie de geldkraan beheert: de samenleving of de sector die eraan verdient.

 

Eerst een snelcursus DIGITALE EURO

De bedoeling van de digitale euro is in essentie eenvoudig: de functionaliteiten van cash behouden, maar dan in digitale vorm [13]. Cash kan je offline gebruiken, het werkt bij storingen, het laat kleine betalingen toe zonder datastroom, en het is toegankelijk voor iedereen – ook zonder smartphone of bankapp. Die eigenschappen wil Europa niet verliezen in een steeds digitalere economie. Daarom krijgt de digitale euro een offline modus, een kaartoptie en een gebruik zonder tussenkomst van banken of Big Tech. Het is digitale cash: publiek geld dat dezelfde vrijheid, eenvoud en robuustheid moet bieden als een biljet in je hand [14].

Hoe werkt het?
  • De digitale euro komt rechtstreeks van de ECB, niet van commerciële banken.
  • Het is geen schuld of tegoed, maar echt waarde-geld, zoals een biljet.
Waar staat het geld?

Digitale euro’s staan op een publieke rekening die voor jou wordt bijgehouden door de centrale bank. Je bank mag de interface leveren (zoals een app), maar het geld is van jou en blijft publiek.

Hoe gebruik je het?
  • Via een app (zoals een digitale portemonnee)
  • Via een kaart
  • Via een offline drager, zodat je ook zonder internet kunt betalen. De offline drager van de digitale euro is in feite een moderne, publiek ontworpen versie van Proton — digitale cash die in het toestel zelf zit en die werkt zonder netwerk, zonder bank en zonder datastroom. Je hebt dus geen smartphone nodig — dat is een expliciete vereiste.
Waarvoor dient het?

Voor alledaagse betalingen. Niet om te sparen of te beleggen, maar om publiek geld opnieuw een plaats te geven in de digitale ruimte.

Vervangt dit cash?

Nee. De digitale euro moet de rol van cash in het digitale tijdperk opnemen.

Is dit hetzelfde als de stablecoin?

De Europese stablecoins zijn privémunten die beloven 1-op-1 aan de euro gekoppeld te zijn, maar je bent afhankelijk van het bedrijf dat ze uitgeeft en van de kwaliteit van hun reserves. De digitale euro is publiek geld: uitgegeven door de Europese Centrale Bank, zonder kredietrisico en met wettelijke waarborgen. Stablecoins lopen via private rails en verzamelen data; de digitale euro moet functioneren als digitale cash [15].

 

1. Privacy: mini-cash of volgmunt?

Het grootste debat rond de digitale euro draait om privacy. Vandaag registreert elke digitale betaling wie je bent, waar je bent en wat je doet. Met de digitale euro dreigt dat uit te breiden naar een publiek systeem: niet alleen banken, maar ook de centrale bank en – via uitzonderingsregels – de staat zouden kunnen meekijken.

De vraag is simpel: wordt de digitale euro een soort mini-cash, of wordt het een volgmunt?
De ECB belooft “hoge privacy”, maar sluit anonimiteit expliciet uit [16]. Privacyorganisaties pleiten voor het tegenovergestelde: kleine digitale betalingen die net zo privé zijn als een biljet in de winkel. Zonder profielopbouw, zonder datastromen, zonder koppelingen met andere databanken.

“Fraudebestrijding” wordt vaak gebruikt als alibi om meer registratie toe te laten. Maar we hebben gezien waar dat toe leidt: een betaalinfrastructuur die steeds meer gegevens verzamelt en analyseert. Als de digitale euro permanent identificeerbaar wordt, opent ze de deur naar financieel toezicht dat verder reikt dan vandaag.

Daarom moet één ondergrens absoluut zijn: anonieme of sterk geanonimiseerde kleine betalingen, net zoals bij cash. Niet omdat burgers iets te verbergen hebben, maar omdat niet elke betaling een datapunt mag worden. Een digitale euro die die ruimte niet laat, is geen modern publiek geld, maar een verfijnde vorm van financiële controle.

 

2. Limieten: hoeveel digitale euro mag een burger bezitten?

De digitale euro krijgt een plafond van enkele duizenden euro’s. Dat klinkt technisch, maar het is in feite een politieke keuze die uit één hoek komt: de bankensector. Banken vrezen dat burgers massaal geld zouden verplaatsen naar digitale euro’s — publiek geld dat niet kan omvallen en waarop zij geen risico lopen. Dat ze hun eurowallet zouden gebruiken als opslagplaats. Om dat te voorkomen, hebben ze stevig gelobbyd voor limieten: de digitale euro mag géén spaarmiddel worden, slechts een kleine betaalportemonnee.

Het gevolg is absurd: de digitale euro moet fungeren als digitaal publiek geld, maar je mag er niet genoeg van houden. Het is geld dat wél veilig is, maar niet in voldoende hoeveelheid beschikbaar mag zijn. Zo hypothekeer je de digitale euro van bij aanvang.

En opnieuw wordt duidelijk waar de echte strijd ligt: niet bij het geld zelf, maar bij de toegang. Zolang de limieten laag blijven, blijft de digitale euro afhankelijk van de bestaande bankrails. Je krijgt publiek geld — maar slechts een beetje, precies genoeg om het systeem niet te verstoren. Dat is geen technisch compromis, maar een maatregel tot bestendiging van de macht.

 

3. De rol van banken: poortwachter of doorgeefluik?

De digitale euro wordt voorgesteld als publiek geld, maar de banken willen koste wat kost vermijden dat burgers rechtstreeks toegang krijgen tot de centrale bank [17]. Daarom lobbyen ze intens voor een model waarin zij de toegang controleren: de bankapp als interface, de bank als klantbeheerder, de bank als poortwachter. Zo blijft de digitale euro, ook al is hij publiek, in de praktijk afhankelijk van hun infrastructuur en voorwaarden.

Achter die reflex schuilt een dieper ongemak: de digitale euro duwt banken ongemerkt in de richting van narrow banking. In zo’n model worden betaalrekeningen gescheiden van risicovolle bankactiviteiten. Jouw geld dient dan niet langer als gratis financiering waarmee banken leningen verstrekken; het wordt puur bewaard en beheerd. Precies dat gebeurt bij de digitale euro: geld staat bij de centrale bank, banken mogen er geen kredieten mee verstrekken en beheren enkel de interface, niet de balans. Het toont hoe een geldsysteem eruitziet waarin betaalverkeer niet automatisch onder controle staat van commerciële banken.

En dat maakt de sector nerveus [18]. Niet omdat de digitale euro technisch bedreigend is, maar omdat ze laat zien dat een alternatief mogelijk is: publiek digitaal geld dat banken omzeilt. Daarom moeten volgens hen limieten laag blijven, moet alle toegang via hun apps verlopen en moet de digitale euro vooral níet te aantrekkelijk worden [19].

De kernvraag wordt dan: Krijgen burgers rechtstreeks toegang tot publiek geld, of blijft de digitale euro gevangen in de rails van de banken?

Zolang banken de poortwachter blijven, blijft de digitale euro publiek geld in theorie, maar privaat geconditioneerd in de praktijk [20].

 

4. Offline functionaliteit: werkt publiek geld ook wanneer het netwerk uitvalt?

Een van de meest beladen vragen rond de digitale euro is of je ermee kunt betalen zonder internet of elektriciteit. Want als de digitale euro geen offline modus krijgt, is het geen digitale vorm van cash, maar gewoon nóg een bankapp.

De Europese Commissie wil dat digitale euro’s ook offline kunnen circuleren—via een kaart of toestelletje waarin de waarde echt lokaal zit opgeslagen, zoals vroeger met Proton. Dat maakt kleine betalingen mogelijk bij netwerkproblemen, storingen of in gebieden met slechte dekking. Het is de enige manier om de robuustheid van cash digitaal te evenaren.

Maar precies die offline functie ligt onder vuur. Banken en sommige nationale toezichthouders vrezen fraude, technische complexiteit en verlies aan controle. Een digitale euro die wérkelijk offline werkt, valt immers niet te monitoren, te profileren of te monetariseren. Daarom dreigt de offline modus te worden uitgehold tot een gimmick: theoretisch mogelijk, maar praktisch beperkt.

Toch is het simpel: zonder een echte offline functionaliteit blijft de digitale euro afhankelijk van dezelfde fragiele infrastructuur die onze digitale betalingen vandaag kwetsbaar maakt. En dan vervult hij zijn publieke rol niet.

Een digitale euro is pas digitale cash als hij werkt wanneer alles het begeeft.

 

5. Kosten en commerciële druk: wordt publiek geld een tweederangsoptie?

De Europese Commissie belooft dat de digitale euro voor burgers gratis zal zijn. Dat is logisch: publiek geld mag geen betaalmuur kennen. Maar tegelijk krijgen banken de ruimte om “aanvullende diensten” rond de digitale euro aan te bieden—en daarvoor wél kosten te rekenen. Daardoor dreigt een tweedeling: een basisversie die gratis maar beperkt is, en een commerciële variant die aantrekkelijker wordt gemaakt, maar betalend.

Banken hebben hier een duidelijk belang. Aan digitale betalingen verdienen ze vandaag miljoenen via transactiekosten, data en extra diensten. De digitale euro bedreigt dat model; daarom zullen ze alles doen om de publieke variant zo onzichtbaar mogelijk te houden. Het risico is dat je straks wel digitale euro’s hébt, maar dat geen enkele bankapp die prominent aanbiedt, en handelaren subtiel worden gestuurd richting de commerciële betaalkanalen.

Het gevaar is duidelijk: als commerciële spelers de toegangspoort blijven, kunnen ze de digitale euro degraderen tot een tweederangsoptie—een theoretisch recht dat in de praktijk nauwelijks gebruikt wordt. Zoals bij zoveel publieke voorzieningen geldt ook hier: wat niet actief ondersteund wordt, verdwijnt in de schaduw van de markt.

De digitale euro kan alleen slagen als hij niet alleen gratis is, maar ook echt beschikbaar, zichtbaar en gelijkwaardig aan commerciële betaalopties. Anders blijft hij publiek geld dat niemand kan vinden.

 

Naar een eindbalans: wat staat hier eigenlijk op het spel?

Het wordt duidelijk waar de digitale euro echt over gaat. Niet over technologie, niet over designkeuzes, zelfs niet over de vraag of mensen “klaar zijn” voor digitaal publiek geld. Het gaat over iets fundamentelers: de toekomst van onze geldarchitectuur.

Zowel het behoud van cash als de komst van de digitale euro raken aan dezelfde kernvragen: Wie beheert de betaalrails? Wie bepaalt de toegang? Wie kijkt mee? En wie blijft buiten beeld?

Cash beschermt burgers in de fysieke wereld. De digitale euro zou dat in de digitale wereld moeten doen.

Maar dan moet ze zó worden ontworpen dat ze niet het zoveelste commerciële product wordt, maar een publieke infrastructuur die vrijheid, veerkracht en gelijkheid garandeert. De keuze is dus niet tussen oud en nieuw, nostalgie en vooruitgang. Het is de vraag welk soort samenleving we willen bouwen in een tijd waarin geld steeds meer data wordt, en betalen steeds meer afhankelijk is van private poortwachters.

Met cash en de digitale euro hebben ze belangrijke bouwstenen van het toekomstige geldstelsel in handen. De inzet is niet technisch maar democratisch: welke vormen van publiek geld hebben burgers ter beschikking? Wat deze vraag onthult over macht, afhankelijkheid en vrijheid in een digitale economie, bespreek ik in de slotbijdrage — de eindbalans van deze reeks.

 

Nog even dit
 

[1] Recent onderzoek van de Europese Centrale bank toont aan dat er – ondanks alles – nog veel cash wordt gebruikt. Het onderzoek bevestigt:

  • Cash wordt nog massaal gebruikt (aan de kassa meer dan 50% in cash. Maar dalend).
  • Cash is cruciaal in crisissen.
  • Digitalisering sluit kwetsbare groepen uit.
  • Privacy en autonomie blijven grote zorgen.
  • Burgers willen digitale publieke alternatieven die offline werken.

[2] Nog meer redenen: Positive money, de organisatie die werkt voor een gezonder en dus democratischer geldsysteem CashEssentials, een onafhankelijke denktank en kennisplatform dat werkt rond het behoud en de toekomst van fysiek cash geld. Brett Scott, The Luddite's Guide to Defending Cash, in: Asomoco, May 08, 2023

Brett Scott, 10 Reasons to Fight Cashless Contagion, in: Asomoco, Nov 1 2023

[3] Brett SCOTT, Cloud Money, Business Contact, 2022, 9789047013099

[4] Zie Wikipedia, Freedom Convoy

[5] Wat begon als een actie van truckers groeide uit tot een bredere protestbeweging tegen het coronabeleid van premier Trudeau. Toen wegen geblokkeerd raakten en de protesten aanhielden, greep de Canadese regering naar ‘Emergencies Act’ uit 1988. Daarmee kreeg ze de macht om bankrekeningen van betogers en donateurs te bevriezen, zonder rechterlijk bevel. Ook crowdfundingplatformen werden onder druk gezet om geldstromen stop te zetten. Een extra voorbeeld voor het volgende puntje ‘Verlies van controle en vrijheid’.

[6] Het recent goedgekeurde money control-wetsvoorstel verruimt de toegang van fiscus en overheidsdiensten tot banktransacties. Banken moeten voortaan meer transactiedata automatisch doorgeven via het Centraal Aanspreekpunt (CAP), niet alleen het bestaan van rekeningen maar ook bepaalde betalingsinformatie. Voor critici gaat dit richting financiële surveillance; voorstanders zien het als een noodzakelijke versterking van de strijd tegen fraude en witwassen.

[7] Zie over privacy “Ik heb iets te verbergen”, in: Het Verzet, 13-03-2020 

[8] Zie: Cash demand in the shadow economy, Bundesbank, 18.03.2019

[9] Overigens wordt Bitcoin vaak geprezen als “vrij geld”, maar precies dat gebrek aan toezicht maakt het aantrekkelijk voor fraudeurs, witwassers en ransomwarebendes. Europol ziet de munt al jaren opduiken in dark-webhandel en bij diensten die transacties verhullen. Het gaat om een klein deel van het totale volume, maar wél om het deel met de grootste maatschappelijke risico’s. Bitcoin leert ons zo een harde les: geld zonder publieke waarborgen creëert niet meer vrijheid, maar een speelveld waar criminelen sneller kunnen zijn dan burgers. Dat onderscheidt Bitcoin fundamenteel van cash: cash is publiek, wettig, ingebed in regels en democratische controle — en dus geen vrijstaat voor criminelen, maar een basisvoorwaarde voor de vrijheid van gewone mensen.

[10] European Banking Authority (EBA) & European Central Bank (ECB) — 2024 Report on Payment Fraud komt tot de conclusie dat er een sterke toename van digitale fraude ten opzichte van fysieke betaalvormen. De conclusie van de Europese toezichthouders is duidelijk: digitale fraude groeit sneller dan we ze kunnen indammen, en het wordt een systemisch risico in een samenleving die cash afbouwt.

[11] Yanis Varoufakis, “Trump maakt een Franse rechter van het Internationaal Strafhof het leven zuur, en wat doet Europa? Trump een handje toesteken.”, in: De Standaard, 4 december 2025.

[12] Zie “Verplichting om een elektronisch betaalmiddel aan te bieden”, op de website van FOD Economie, 6 oktober 2025

[13] “A digital euro will ensure that people enjoy the benefits of cash also in the digital era. In doing so, it will enhance the resilience of Europe’s payment landscape, lower costs for merchants, and create a platform for private companies to innovate, scale up and compete”. Piero Cipollone, ECB Executive Board member

[14] Zie over de digitale euro, de bladzijden van de ECB: Digitale Euro

[15] Zie Carlotta Giovannucci, “Stablecoins vs Digital Euro: what they are and how do they differ?”, in: Positive Money, 29 October 2025

[16] Zie ECB, De digitale euro en privacy, European central bank, s.d

[17] Zie over de problematiek voor banken: Zeno Vanhoyland, Issuance of a Digital Euro: will commercial banks lose their intermediary function?, in: Consumer Competition Market Blog, 28 october 2021. Een goede introductie.

[18] Zie de position paper van Febelfin, de Belgische federatie van financiële instellingen. Het stelt expliciet dat de digitale euro géén duidelijke meerwaarde biedt voor banken — impliciet: zij verwerpen hem als alternatief voor bankgeld. “De digitale euro: niet de weg naar Europese soevereiniteit” (okt 2025) Een eenvoudige analyse: Nikos Maragopoulos, “Exploring the Impact of the Digital Euro on Euro Area Banks”, in: Oxford Business Law, European Banking Institute, 7 maart 2024

[19] Het lobbywerk van de banken is enorm. Dirk Bezemer, prof. economie RU Groningen: “In Brussel, waar tegenwoordig de meeste beslissingen worden genomen, hebben de banken circa zeven keer zoveel ontmoetingen met politici als de rest; consumentenorganisaties, ngo’s; alles bij elkaar.” Thomas Bollen, idem, p. 217-218

[20] De banken spreken van de risico’s bij het invoeren van CBDC. Zo spreken ze van het ontstaan van een "Frankenstein-scenario" waarin te veel macht wordt gegeven aan niet-gekozen technocraten. Ze vergeten echter dat de invloed die de burgers hebben op de marktgedreven instellingen quasi nihil is.