Voor Rika Theunissen


DE FILM ‘A SERIOUS MAN’ van de gebroeders Coen eindigt magistraal. Leerlingen staan op de speelplaats van een school. Ze kijken naar een enorme tornado die nadert. De verantwoordelijke leerkracht krijgt de deur van de schuilkelder niet open. Geen sleutel blijkt nog te passen. Ondertussen luistert een jongen naar ‘Somebody to Love’ van Jefferson Airplane — Hardcut — Aftiteling.

A Serious Man
De storm is er al. — Eindbeeld uit ‘A Serious Man’ van Joel en Ethan Coen. © 2009

Het doet me denken aan Walter Benjamin voor wie vooruitgang de catastrofe is. De hel is niet iets wat ons te wachten staat, maar wel dit leven, hier en nu [1]. Dat gevoel past wonderwel bij de helse situatie waarin onze neoliberale economie is beland. We zitten volop in een storm, er komt nog meer op ons af en de oude remedies werken niet. Maar we blijven vooruit gaan zoals we bezig zijn (‘back to normal’).
Flavie en ik zetten ons gesprek over de economie verder. Het lezen van de twee voorgaande artikels (Welvaart en Moeder, waarom leven wij? 1. De discrepantie) is geen must, maar ze lezen maakt het totaalbeeld duidelijker.

De impact van economie

Flavie Lindemans: In de vorige bijdrage bekeken we jouw ‘persoonlijke economie’. Hoe past dat verhaal in het grotere beeld, de samenleving?
Daar heb je eigenlijk een gelijkaardige problematiek, maar de schaal is veel groter. Kern is de vraag die Levinas stelde: “Zijn staat, wet en macht er nodig omdat mensen wolven zijn voor elkaar, ofwel omdat mensen verantwoordelijk zijn voor elkaar?”. Het zal je niet verwonderen dat ik voor het tweede opteer.

FL: Kunnen we terug starten met de welvaartsbreuk W=G/B uit jouw artikel uit 1993:
Ik citeer uit dat artikel: “De neoklassieke economen laten de noemer (behoeften) buiten beschouwing ‘bij gebrek aan beter’. […] [Deze neoklassiekers] gaan uit van de vooronderstelling dat de oneindigheid van de menselijke behoeften een vaststaand feit is. ‘Wij, van de economie, hebben altijd geleerd dat de mensen zelf moeten beslissen wat ze willen. En dan lijdt het geen twijfel: de meeste mensen willen méér.’, aldus prof. F. Hartog.

Welvaartsbreuk
Het niveau van de welvaart wordt volgens de neoklassiekers bepaald door de hoeveelheid geproduceerde goederen en diensten.

Welvaart wordt dan gelijkgesteld met de hoeveelheid geproduceerde goederen en diensten. W=G. Dat betekent: hoe meer er wordt geproduceerd – de toename van G in onze breuk – hoe meer welvaart. Dat vat voor mij de essentie van de groeigedachte samen.

De groeigedachte is een constructie.


Maar die breuk, en dus ook de groeigedachte, is een mythe: “Mensen zijn vergeten dat [groei] geen reëel iets is, het is een constructie en er zijn veel afwegingen gemaakt over hoe het wordt berekend", zegt Diane Coyle, professor aan de Universiteit van Cambridge. “Ik denk dat het conceptuele kader dat we nu hanteren helemaal niet past bij de moderne economie.” [2]


FL: Het kapitalisme dus?

Het kapitalisme wordt iets te makkelijk met de vinger gewezen. Wat is het kapitalisme anders dan een systeem waarbij men kapitaal verzamelt en investeert in de verwachting winst te maken. Daar is op zich niks mis mee. De vraag is hoe we winst maken en waarvoor we de winst gebruiken. Het conceptuele kader is veel interessanter dan de winst zelf.
Op enkele uitzonderingen na is de economische productie overal ter wereld min of meer op dezelfde manier georganiseerd: kapitaal is grotendeels in particuliere handen; arbeid is grotendeels vrijwillig; de productie wordt decentraal georganiseerd, aangejaagd door winstbejag; en groei is de maatstaf van economisch en maatschappelijk succes, individueel, lokaal en globaal. [3] Onze samenlevingen worden georganiseerd in functie van groei. Dat is zo in de USA, Rusland, China … Met dit streven naar steeds meer materiële of financiële rijkdom, groeit ook de nefaste impact van de rijkdom op onze samenleving.

FL: Over welke impact spreken we dan? Denk je aan de klimaatcrisis?
Ik heb het over het feit dat we de grenzen van het spel hebben bereikt. En dat is veel meer dan de klimaatcrisis. Het is ontegensprekelijk dat we erin geslaagd zijn enorme welvaart te scheppen. Maar we zijn langs alle kanten doorgeschoten. “We kunnen niet verantwoord omgaan met de rijkdom die we creëren en we hebben geen antwoord op de problemen die we veroorzaken.” (Skidelsky). De problematiek is uitermate complex omdat je de economie niet los kan zien van de andere aspecten van een samenleving. Ik som op. Voor de economie van dit gesprek — sorry voor de woordspeling — probeer ik het kort te houden.

  • Biosfeer
    Economie is een subsysteem van de biosfeer. Langs alle kanten wordt die sfeer bedreigd: radicaal gewijzigd gebruik van land en zee, fundamentele en wereldwijde vervuiling, klimaatverandering … Biodiversiteit fungeert hier als een kanarie in de koolmijn. En de biodiversiteit gaat alarmerend achteruit.
  • Werken
    Er is ons voorgespiegeld dat we steeds minder moeten werken om onze behoeftes te kunnen bevredigen. Marx voorspelde dat al; ook Keynes beloofde dat, weliswaar om andere redenen … Over de jaren is er echter een groot welvaartslek ontstaan. Het aantal uren dat een werknemer werkt, is weliswaar gedaald; we hebben ook meer vakantiedagen… maar er kwamen in diezelfde periode extra werkkrachten op de werkvloer.
    Om een gewoon leven te leiden, zijn we nu zover gekomen dat je minstens twee inkomens moet hebben. Dit heeft ten dele te maken met onze stijgende welvaartsverwachtingen (zie volgende punt). Het heeft ook te maken met hoe naar arbeid wordt gekeken.
    Een voorbeeld: in de jaren 60-70 vroegen vrouwen, terecht, om meer onafhankelijkheid en emancipatie. De politici hebben daar handig op ingespeeld en langzaam maar zeker kreeg de vrouw haar plaats in de reguliere arbeidsmarkt. Het beleid heeft echter niet geopteerd om ook de thuisblijver (man of vrouw) te betalen als onderdeel van hun werk voor de samenleving. Dit was bijvoorbeeld een eis van feministen zoals Mariarosa Dalla Costa en Selma Jones die begin jaren 70 huishoudelijk werk definieerde als een reproductieve arbeid, noodzakelijk voor het functioneren van de liberale economie. Door dit werk uit de loon-werkverhouding te houden is het onzichtbaar gebleven. (zie ook Het Verzet: Krijsen in de crèche.) Illich noemde dit de schaduwarbeid.(nvpv: zie ook ‘interne en externe uitbuiting’)
    In de USA is het minimumloon, gecorrigeerd voor de inflatie, nu lager dan in de jaren zestig. Wereldwijd gaat bijna 50% van al het geld dat als loon wordt uitgekeerd, naar de 10 procent best verdienende werknemers. En met geld, lees investeringen, valt meer te verdienen (passief inkomen) dan met arbeid (actief inkomen).
  • Geluk
    Mensen die meer verdienen, worden niet per se gelukkiger.
 Onder een bepaalde drempel maakt absoluut inkomen inderdaad uit voor geluk. Denk maar aan toegang tot water, onderwijs, voeding, onderdak, kleding … Die basale producten zijn cruciaal om te leven. Daarbij werkt vooral de preference drift.
 Boven die drempel blijkt het relatief inkomen van belang te zijn. We vergelijken ons dan met de anderen, in de eerste plaats in het eigen land. De reference drift werkt het gelukkig zijn tegen.

44.000 kinderen leven in extreme armoede, in België.


  • Sociale onrechtvaardigheid
    Statbel, het Belgische statistiekbureau, berekende dat in 2021 ruim 2 miljoen Belgen risico op armoede of sociale uitsluiting hebben. Dat is bijna 20% van de bevolking. 44.000 kinderen leven in extreme armoede, in België.
    
Het overgrote deel van de wereld leeft in armoede, waarvan 10% –730 miljoen mensen– in extreme armoede verkeren, en dat is een zéér voorzichtige schatting.

 Armoede vindt zijn oorzaak in veel systematische en structurele uitbuiting. [4]
    De gevolgen van armoede omvatten volgens de econoom Angus Deaton veel meer dan het niet kunnen betalen huisvesting en voedsel. Hij wijst op het feit dat de mensen in armoede haast nooit een hogere opleiding volgen en meestal niet meedoen aan de sociale en politieke processen omdat ze terecht geloven dat hun stem niet telt. Volgens Oostenrijkse hoogleraar Ulrike Guérot gaat 78 procent van de Duitse bijstandtrekkers niet stemmen.
  • Interne en externe uitbuiting
    Onze materiële rijkdom wordt voor een groot deel mogelijk gemaakt door de binnenlandse arbeid die niet wordt vergoed (de schaduwarbeid, zie werken) en door het oud en nieuw kolonialisme. Guy Vanthemsche beschrijft in zijn boek Belgium and the Congo, 1885–1980 hoe Congo zelf heeft betaald voor het kolonialisme. Het is het eeuwenoude verhaal van de uitbuiting van de periferie door het centrum.

Minstens 100 (!) landen zullen hun uitgaven voor gezondheidszorg, onderwijs en sociale bescherming moeten verlagen.


  • Schuldencrisis
    De wereldwijde schuld bereikt een recordbedrag van bijna 300.000 miljard euro. Het Internationaal Monetair Fonds (IMF) schat dat ten minste 100 (!) landen hun uitgaven voor gezondheidszorg, onderwijs en sociale bescherming zullen moeten verlagen om hun schulden te kunnen betalen. Herlees dit IMF-zinnetje nog eens.
  • Welvaartsverdeling
    De rijkdom die voortvloeit uit de groei komt niet terecht bij de samenleving, maar blijft stevig in de handen van de grote bedrijven, lees hun investeerders.
    
De tien rijkste mensen bezitten momenteel ongeveer 1,3% van de totale wereldeconomie. Tijdens de COVID19-crisis zijn zij collectief per dag (!) 1,3 miljard dollar per dag rijker geworden, terwijl het inkomen van de 99% van de wereldbevolking was gedaald.
    In België is maar liefst 85 procent van de totale aandelenwaarde eigendom van de rijkste 10 procent van de aandelenbezitters. De vermogenskloof is er 45 keer groter dan inkomenskloof. De minst vermogende tien procent van de gezinnen bezit minder dan 2.700 euro vermogen, de rijkste tien procent meer dan 687.000 euro (cijfers uit 2014).

  • Een gemiddelde werknemer zou 40.000 jaar moeten werken om miljardair te worden. Zelfs als hij geen belastingen betaalt of geen enkele uitgaven doet.

  • In de USA bezit tien procent van de bevolking ongeveer 70 procent van de rijkdom van het land. China heeft gelijkaardige cijfers.
    In Rusland, bezit tien procent 87 procent van de rijkdom. (nvpv: Ten tijde van de tsaar was dat 45 tot 50 procent van het nationaal inkomen).
    Volgens The Guardian zou een gemiddelde werknemer 40.000 jaar moeten werken om miljardair te worden. Zelfs als hij geen belastingen betaalt of geen enkele uitgaven doet.
    In alle oprechtheid, ik kan op geen enkele manier verdedigen of begrijpen dat één persoon, Elon Musk, 198 miljard dollar waard is. De 500ste persoon in de Bloomberg Billionaires Index is nog altijd 4,5 miljard dollar waard. Dat is toch gewoonweg absurd. Welk maatschappelijk nut heeft dat nog?
    Dus als de regeringen roepen om meer groei dan is dat uiteindelijk ten voordele van de superrijke investeerders. Vergeet het trickle-down-effect. Als de regeringen beslissen om de bedrijfsbelastingen te verlagen, dan komt dat de superrijken ten goede.

FL: Je kan toch moeilijk beweren dat elke ondernemer gedreven wordt door dergelijke egoïstische motieven? Dat lijkt me te kort door de bocht.
Neen, daar heb je gelijk. De meeste bedrijfsleiders leiden gewoon hun bedrijf. Maar ook ondernemers, net als de meeste mensen, zitten gevangen in het groeiverhaal. Zij wakkeren ons aan om meer te consumeren. We willen aangewakkerd worden om meer te consumeren. Zij en wij weten blijkbaar niet beter. Ik heb het vooral over de discrepantie tussen de reële economie en de irreële, vooral financiële economie. Die laatste hangt als een vage, haast abstracte wolk boven ons. Daarom geef ik het de naam cirrus- of sluiereconomie. Het was net het ongrijpbare en abstracte karakter van deze wolk dat verantwoordelijk was voor de financiële crisis van 2008. En vergeet niet: de bankenschulden, in hoofdzaak veroorzaakt door de hebzucht van de fine fleur van de financiële wereld, werden gesocialiseerd. Denk maar aan de vernietiging van Griekenland door Goldman Sachs. Wij betalen het gelag. De superrijken ontvangen met gelach. [5]

CIRRUSECONOMIE
De overschotten van onze inspanningen worden uit onze gewone economie in de cirruseconomie gezogen. © Peter Droeshout

De overschotten van onze inspanningen worden uit de economie naar de cirruseconomie gezogen met de intentie om daar extra vermogen mee op te bouwen. In een permanente stroom offeren wij onze overschotten aan de ‘welvaartsmoloch’ ten bate van een onverzadigbare elite. En zo vergaren de superrijken het overgrote deel van de winsten van de hele wereld en vormen de atmosfeer om tot een sfeer van geld, de chremastosfeer. Dit woord vindt zijn oorsprong bij Aristoteles die ‘chremastiek’ zag als de accumulatie van geld omwille van het geld zelf. Geld dus als doel, niet als middel. [6]
Een dergelijk economisch systeem dat degenen met toegang tot kapitaal beloont en immense verschillen veroorzaakt, is gewoon niet houdbaar.

Chremastosfeer
De superrijken vormen de atmosfeer om tot een sfeer van geld, de chremastosfeer. © Peter Droeshout

FL: Eigenlijk stel je dat ondernemers, arbeiders, werknemers en consumenten aller landen verdwaasd en misbruikt zijn.
Ja, en we doen het onszelf aan. We zijn terecht gekomen in een bizarre situatie. Economie is in wezen een sfeer waar de ‘broederschap der mensen’ tot zijn volle ontplooiing moet komen. In het economisch handelen zou ‘wij’ centraal moeten staan. Want voor economisch handelen moet je minstens met twee zijn. En daarenboven: wat ik neem ter consumptie, staat niet meer ter beschikking voor een ander. (nvpv: zie Over mensenrechten – 1: de initia over het anti-sociaal karakter van het economisch handelen).
Dus, we kunnen niet anders dan onderling afspraken maken. Het economisch handelen is echter verworden tot een zelfgerichte activiteit. ‘Wij’ is quasi verdwenen uit de economie.

  • Ondernemer: winst, geld en kapitaalaccumulatie via hun bedrijfsactiviteiten of via investeringen;
  • Werknemer: inkomen via hun werk;
  • Werklozen: zoeken naar een inkomen via een werk.

Ondertussen is de situatie zeer precair geworden voor ondernemer en werknemer. Voor werklozen was ze altijd al precair.
Tot zover dus de zekerheid die ons was beloofd door de behoeders van de welvaartstaat.
Daarom zie ik de sociale strijd niet als een gevecht van werknemers tegen werkgevers, burgers tegen overheid, consumenten tegen producenten, Vlamingen tegen Walen, Noord tegen Zuid … We zouden allemaal aan dezelfde kant moeten staan om onze samenleving meer solidair want rechtvaardiger te maken.

FL: Tijdens de voorbereiding las ik in het zakentijdschrift Forbes: “Dat ons huidige mondiale economische systeem kapot is, is geen verrassing. De vraag is tot wie we ons moeten wenden voor hoop.” Dat klinkt niet goed.
De economist Skidelski drukt het nog straffer uit: “De kern van ons systeem is door en door verrot en mag alleen blijven bestaan omdat het zuiveren van deze augiasstal zo’n traumatische gebeurtenis zou zijn dat niemand erover na durft te denken.” Je vraagt je af waarom we nog werken en waarom we niet massaal de straat opkomen.


De welvaartsferomonen zijn gekend


FL: Waarom werken we dan nog? Waarom komen we niet massaal op straat?
We worden allemaal verleid — overigens met haast onopvallende dwang — door de bedrijven, de kapitaalhouders, de economisten, de politici … om in te stappen in de concurrentieslag.
De welvaartsferomonen zijn gekend: ze beloven ons steeds grotere materiële welstand, financiële onafhankelijkheid, emancipatie … met als eindresultaat: oneindig geluk voor ieder van ons. W=G weet je wel. De grote mythe, kortom.

FL: Om in jouw terminologie te blijven. Je verlangens worden aangewakkerd en vervolgens voorgesteld als behoeftes.
Inderdaad. Onze samenleving is opgebouwd op de mythe. Concurrentie wordt gezien als een natuurwet (survival of the fittest [7]) en vormt de reden waarom nut en winst systematisch boven samenwerking wordt gesteld; agressie wordt boven pacifisme geplaatst; productie en consumptie gebeurt ten behoeve van eigen onverzadigbare verlangens; verloning wordt in de economische keten als kost gezien … Deze manier van denken zit diep verankerd in onze wetgeving, onze instituten, onze bedrijven … kortom in onze samenleving. Dus ook in onszelf.
Erik Bruylandt bijvoorbeeld schrijft in zijn onthutsende boek Kobalt Blues van over hoe wij kobalt nodig hebben voor onze zo beminde smartphones en accu’s van elektrische wagens. Kobalt wordt vooral in Congo gewonnen door arbeid (ook kinderarbeid) in de meest erbarmelijke omstandigheden ten bate van duistere offshorebedrijven. [8]
In een toespraak aan de Grootouders voor het Klimaat verweet Geert van Istendael ons het wegkijkgedrag: “Hebben wij de blik niet afgewend? Dat is toch zo comfortabel. […] Of wisten we niet wat we met de aarde aan het uitspoken waren? Kom nou.” Hij heeft gelijk. Zie hierover ook het deel over mijn persoonlijk leven.
Om het te zeggen met een variant op de metafoor van Jean-Jacques Rousseau: “We zien de ketenen om onze voeten niet, omdat ze versierd zijn met bloemenslingers”. En zelfs moesten we de ketenen zien, het vraagt enorm veel moed om ze af te gooien; moed die je als enkeling moeilijk kan opbrengen.

FL: Kan je een voorbeeld geven van de eerder vermelde ‘onopvallende dwang’?
Een klein voorbeeld: als je zelf ontslag neemt, dan verlies je in de meeste gevallen je recht op een werkloosheidsuitkering en op een ontslagvergoeding. Zelf ontslag nemen heeft dus enorme financiële gevolgen. Dan blijf je dus maar verder werken. Zelfs als je werk doet dat je tegen de borst stuit. Dat is een dwang die door haast iedereen wordt aanvaard.Dat is jammer: de inzet van jouw arbeid is een economisch vraagstuk: hoe kan je jouw talenten en capaciteiten inzetten in het arbeidsproces? En het is ook een moreel vraagstuk: voor welke doelstelling wil jij jouw talenten en capaciteiten inzetten? Je moet je eigen leven – dus ook jouw arbeid – kunnen inrichten naar je eigen ‘purpose’, om een hippe woord te gebruiken. Een eerste stap is het loskoppelen van arbeid en inkomen. Het inkomen is een sociaal vraagstuk dat thuishoort in het rechtsleven, niet in het economische leven. Welk inkomen een specifieke persoon nodig heeft om de belangrijkste, basale behoeften te kunnen bevredigen is een andere vraag dan de vraag hoe we de wereld organiseren rond de schaarste.

FL: Wat zijn de gevolgen voor het reilen en zeilen van onze politieke instellingen. Wat doet dat met onze democratie? Ik las dat de laatste acht jaren Google, Facebook en Microsoft samen meer dan 15 miljoen euro hebben uitgegeven aan lobbywerk bij de Europese Commissie en het Europees Parlement.
Uiteraard. De megabedrijven, meestal monolitisch met een quasi monopolistisch positie, en hun superrijke aandeelhouders spelen een buitensporige rol bij het vormgeven van de wereldeconomie, de politiek en de liefdadigheid. In vergelijking met de andere deelgebieden van de samenleving, nemen de financiële markten en het financiële deelgebied een allesbepalende plaats in. De elite zet de wereld naar haar hand. Dat is zo op lokaal vlak (de Belgische elite) en op globaal vlak (de superelite).
En ze zorgt goed voor zichzelf. Bijvoorbeeld de economische winst die gerealiseerd wordt door technologische vernieuwing, rijft ze binnen. Denk je echt dat de opbrengst van de robotisering naar de samenleving zal vloeien? Die superrijken opereren wereldwijd, betalen amper belastingen, schrijven mee aan de wetgeving die hen moet reguleren … Denk maar aan de Panama Papers, de enorme winsten van de energiebedrijven in deze tijden, de verstrengeling van ondernemers en politici … Zie bijvoorbeeld Joris Luyendijk zijn banking blog in The Guardian en het daarbij passende boek Dit kan niet waar zijn: Onder bankiers. [9]
Dat alles oogt als een groot mysterieus complot waarbij wij als verdwaasde blinden aan het werk worden gezet ten behoeve van een superrijke elite.

Terug naar het doel van de economie

FL: Hoe moeten we dan verder? Als Staat en kapitaal zo verweven zijn, dan lijken me drastische maatregelen noodzakelijk om de dwang en machtsstructuur waarop zij steunen, af te schaffen.
Dergelijke anarchistische benadering is belangrijk maar niet genoeg om het economische rampgebied op te kuisen. We hebben maar kans op slagen als we eerst terugkeren naar de essentie van economie en daarvan vertrekken. Waartoe dient de economie?

FL: Je omschreef economie in de eerste bijdrage als “het produceren, distribueren en consumeren van goederen en diensten”.
Dat is wat economie doet, niet waartoe dat ze dient. Het hoofddoel van de economie is het bevredigen van de basisbehoeftes, onze basale behoeftes, en zo een goed leven mogelijk maken voor ieder van ons. Maar, zoals eerder gezegd, daar slaagt de economie voor veel mensen niet in. Dat komt omdat ze de verkeerde uitgangspunten hanteert. Het eigen geluk wordt vooropgesteld als het hoogste ethische doel van ons handelen, het begin- en het eindpunt.
We zijn gewend geraakt om te denken vanuit het zelf. Straffer nog: we worden geconditioneerd om zeker niet aan het algemene, publieke belang te denken.

We worden geconditioneerd om zeker niet aan het algemene, publieke belang te denken.


FL: Het stoort me inderdaad dat er steeds meer wordt gedacht vanuit de tegenstelling Staat en individu, waarbij we, als individu, de Staat gaan gebruiken voor ons eigen gewin. We zijn vergeten dat 'wij' de Staat zijn. De reden waarom we aan politiek zijn gaan doen, de Staat hebben uitgevonden, is toch om samen onze toekomst en leefwereld beter te maken. We lijken nu op een punt gekomen dat de samenleving volledig is geatomiseerd, uiteengevallen. Het ‘wij’ is quasi verdwenen, waardoor ook het bestaansrecht en de opdracht van de Staat zijn weggeëbd.
Akkoord. En die atomisering is mede een gevolg van de manier waarop we economisch handelen. Te veel nadruk op het ‘ik’ en het eigen geluk.

FL: Studenten zijn na het volgen van een economievak meer geneigd om hun eigen handelen in termen van nut en gewin te bezien dan een controlegroep die een sterrenkundevak volgde.

Dat is een voorbeeld. En dat is niet om dat economie een duivels vak is, wel door de uitgangspunten van onze economie.
Ik zal ook een klein voorbeeld geven uit mijn eigen leven. Toen ik rond mijn veertigste aan pensioenopbouw begon — ik was een zelfstandige — vroeg ik aan onze verzekeringsfirma wat ik moest sparen voor mijn pensioen. Ze hebben daar vast en zeker statistieken rond, dacht ik. Hun antwoord verraste mij: “We kunnen dat niet zeggen in uw plaats. Dat verschilt immers van persoon tot persoon omdat het uitgavenpatroon zo verschilt van persoon tot persoon.” Zelfs na herhaaldelijk aandringen gaven ze geen antwoord. Ze gingen er volgens mij vanuit dat ik (preference drift) voor een hoger pensioenbedrag zou kiezen dan het het maatschappelijk gemiddelde of de mediaan. Die keuze zou dan meer opbrengst betekenen voor hen.
Nog een tweede eenvoudig voorbeeld: Ik heb nogal wat vrienden en vriendinnen die in de zachte sector werken, dikwijls als vrijwilliger en zonder jobcontract. Dergelijke situatie vind je vooral in de zachte sector, die toch amper iets opbrengt voor de rijken. Op het einde van hun carrière ontdekken ze wat het betekent dat ze geen pensioen hebben opgebouwd. Niemand heeft daar aan gedacht. Dom van hen, akkoord, maar ook fout van de context die maar al te goed wist, of had moeten weten, wat er gebeurde. De context had voor hun vrijwilligers ook de langere termijn mee moeten opnemen. Maar ja, dat kost tijd, geld en moeite. Dus kijken ze weg.

FL: Dan moeten we niet verrast zijn als onze samenleving wordt geatomiseerd. De nadruk komt immers te liggen op ‘eigen’. Dus in plaats van het eigenbelang zou het belang van de ander voorop moeten staan. In die zin dat we niet werken voor ‘ik’ maar voor ‘wij’. Binnen die ‘wij’ zit trouwens ook ‘het ik’.
Inderdaad, zolang we dat basisbeginsel niet in orde krijgen, rijden we op een verkeerd spoor. Ik ben meer een pleitbezorger voor de stellingen van mensen zoals Rudolf Steiner, Polyani, Martin Buber, of, recenter, Sidelsky, Kate Raworth, Amartya Sen, Matthieu Ricard, … Wat ze zeggen komt min of meer altijd neer op hetzelfde: “De waarde die ik creëer is niet voor mij, maar voor de anderen”.

FL: Is de andere dan mijn verantwoordelijkheid? Ik ben toch niet ‘my brother’s keeper’?

Neen, uiteraard niet, maar wel je bent wel mee de ‘society’s keeper’. En dat doe je, net omdat het de samenleving betreft, samen met de anderen. Die verantwoordelijkheid heb je toch als niet-narcistisch mens. Het woord verantwoordelijkheid heeft overigens een mooie oorsprong. In de 17de eeuw betekende dat nog: gerechtvaardigd, in de zin van billijk, eerlijk … We zijn die notie verloren. Hannah Arendt heeft daar zinnige dingen over geschreven.
In zo een uitgangspunt krijgen bijvoorbeeld thuiswerkers of vrijwilligers in de zorgsector ineens een andere, volle waarde. Ze maken dan misschien geen deel uit van de productie-economie, maar ze creëren immense waarde voor de samenleving.

De vraag naar waardecreatie is cruciaal en fundamenteel


De vraag naar waardecreatie is zo cruciaal en fundamenteel dat daarvoor veel meer ruimte moet worden voorzien. Die vraag heeft een persoonlijke dimensie (wat wil ik?) en een maatschappelijke dimensie (wat willen wij?)
Ik ben bijvoorbeeld een voorstander van een radicaal basisinkomen, maar dat kan enkel echt goed werken als we het doel en de methodiek van de economie juist hebben. Daarom is de kreet ‘groene groei’ verkeerd omdat ze groei als doel blijven houden. Ook ‘consuminderen’ is een loze kreet als het niet ingebed zit in een meer radicaal verhaal. Het doel is niet groei of ontgroeien maar rechtvaardige verdeling van de schaarse middelen.

FL: Pleit je dan voor een socialisme?
Over welk socialisme hebben we het? Dat van Conner Rousseau of het 19de eeuwse socialisme van Saint-Simon. Neen, bij het socialisme, net als het communisme, zijn de productiemiddelen eigendom zijn van de gemeenschap; de economische beslissingen worden genomen door een centraal gezag. Ik kan het historisch belang van deze bewegingen plaatsen en verdedigen, maar ik kan daar niet in meegaan. Wel natuurlijk in hun streven naar een meer solidaire samenleving, maar ik zie de overheid niet als een economische producent.

FL: Ik ga dan de hele andere kant uit. Pleit je dan voor een liberalisme?
Ook niet. Het neoliberalisme zoals we dat nu kennen, met zijn ‘founding fathers’ in de Mont Pélérin en de Chicago School of Economics (zoek het maar eens op), vindt dat de overheid ver weg moet blijven van ons leven, en al helemaal van de economie. Het is aan de vrije markt, de ‘onzichtbare hand’ om te regelen waar waarde en geld wordt gecreëerd en geconsumeerd. Ook hier weer: Ik kan het historisch belang van deze bewegingen plaatsen en verdedigen. Ik zie de waarde van de verdediging van de vrijheid van het individu, maar ik kan niet meegaan in het neodarwinistisch wereldbeeld dat ook nog eens wordt verdedigd en uitgedragen door de overheid.
Het is de taak van de politiek om, vanuit het gelijkheidsprincipe, rechtvaardigheid in de samenleving te installeren en te bewaren. De overheid moet dus veel meer moeten ingrijpen en sturen in de rechtvaardigheid van het economische leven. Dat is haar taak. Het is toch duidelijk: het economische handelen zoals we het nu organiseren, slaagt er niet in om rechtvaardigheid in onze samenleving uit te bouwen, integendeel. Onze samenleving wordt er steeds onrechtvaardiger op.

FL: Om onze twee gesprekken heel kort samen te vatten: Het belangrijkste is dat we niet langer uit eigenbelang werken, maar uit zorg voor de andere. Onze samenleving dient dat als uitgangspunt te nemen?
Dat is het. En voor alle duidelijkheid, ik vind eigenbelang niet goed of slecht; net zoals ik altruïsme niet goed of slecht vind. Het economisch systeem baseren op het eigenbelang is gewoon nefast, zoals blijkt.

FL: Ik vind dat wel dat je economische blik een grote dosis pessimisme bevat. Ik ben benieuwd naar de mogelijke praktische ‘redding’. Geraken we hier nog uit? Hoe zie je dat?

Ik ben van nature een optimist. Maar we zitten permanent in een storm. De status-quo is onze catastrofe. “De catastrofe is oud nieuws, en dat maakt onze situatie pas echt bedenkelijk. Er steekt geen alarmsysteem op de machinerie van technologische versnelling en economische groei.”, zoals Lieven De Cauter schreef over Walter Benjamin in de Witte Raaf.
We kunnen niet anders dan de zaken radicaal anders aanpakken. Dus ook hier stelt de vraag zich (zie: 1. de discrepantie): “Welk offer willen we brengen? Of misschien: welk offer wordt er gevraagd dat we brengen? Ik stel die vraag niet uit schuldbesef, maar eerder om ieders plaats te zoeken in het groter geheel. En, uiteraard is er een zekere angst om te springen. Kunnen we de moed opbrengen om te doen wat het antwoord ons zegt? Wat gebeurt er als we niet springen?”

FL: Kan je tegen de volgende keer enkele ideeën neerpennen over hoe we verder moeten ?
OK. En ze zullen optimistisch van aard zijn. Allez, dat zal ik toch proberen.

Het vervolg van de reeks ‘Moeder, waarom werken wij?’ verschijnt in december 2022. Het bevat twee onderdelen:
Moeder, waarom werken wij? 3. Tien vragen
Moeder, waarom werken wij? 4. De vriendelijke samenleving.

Uiteraard zal ik het hebben over de nodige, radicale hervormingen, die echter op zich laten wachten. Daarom zal ik ook een pleidooi houden voor kleine stappen die het leven van velen kan verbeteren.


Nog even dit

[1] De Nederlandse tekst van het fragment van Walter Benjamin vindt u op Wikipedia. De oorspronkelijke Duitse tekst vind je ook op Wikipedia.
[2] Over de jaren heen werd er een correctie aangebracht door niet alleen de kwantiteit maar ook de kwaliteit van de groei in aanmerking te nemen. Maar groei bleef centraal.
De quote van Diane Coyle staat in: Richard PARTINGTON, “Is it time to end our fixation with GDP and growth?”, in: The Guardian, 17 juni 2019.
[3] Deze visie is begonnen met de komst van de industriële revolutie in de 18de eeuw die de landbouwsamenleving zeer veranderde in een industriële samenleving. In plaats van vooral kleinschalig te maken wat er nodig was, produceerde de industrie goederen, voedsel, machines, … via massaproductie, arbeidsdeling en de productielijn. Dat is kapitaalintensief dus moest er een grote afzetmarkt voor zijn om het lonend te maken. Kortom, de economie begon goederen en diensten te produceren, om ze dan vervolgens, via het opdrijven van de vraag, aan de consument te verkopen. Deze visie kreeg een enorme boost in de 19de eeuw en een nieuwe elan na WOII met de opkomst van de informatica, de wijdverspreide communicatiemiddelen en de daarmee gepaard gaande globalisatie.
Het tijdperk waarin we leven wordt wel eens het antropoceen genoemd. Onze biosfeer ondervindt de nadelige gevolgen van onze menselijke activiteit. Dit is een foute benaming, omdat het de oorzaak ligt bij de mens. De huidige crisis heeft weinig van doen met de mens als zodanig. “Het heeft te maken met de dominantie van een bepaald economisch systeem dat nog niet zo lang bestaat en dat zich gedurende een bepaalde tijd in de geschiedenis heeft ontwikkeld, en dat niet in gelijke mate door alle culturen is aangenomen. Zoals Jason Moore (nvpv: samen met Raj Patel) al opmerkte is dit niet het antropoceen maar het ‘kapitoloceen’.” Het enige wat telt, is geld.
Zie: HICKEL, J., Minder is meer - Hoe degrowth de wereld zal redden, EPO, 2021, 97862672819, p. 45
[4]
Er bestaat enorm veel discussie over de armoedecijfers. Sommigen beweren dat ze dalende zijn; andere beweren dat ze stijgende zijn. Dit heeft vooral te maken met de manier waarop de cijfers worden berekend. Zie bijvoorbeeld dit artikel in MO* en het uitgebreide artikel in Vox.

[5] Cirruswolken komen voor op een hoogte van 6 tot 12 kilometer voorkomen en bestaan volledig uit ijskristallen. Deze hoge wolken lijken heel langzaam te bewegen of zelfs stil te staan, maar door de grote hoogte geeft dat een vertekend beeld: in werkelijkheid gaan ze snel, soms ruim 100 km/uur. Weerkundigen noemen ze sluierwolken, die het licht van de zon nog doorlaten. (Wikipedia) De cirruseconomie is dus het economisch handelen dat de sociale overschotten naar de irreële wereld van het geld brengt, de chremastosfeer.
PS. 16 dec. 2022: Ik wijzig de term cerrussfeer in het betere chremastosfeer.

[6] Michael Hardt en Antonio Negri omschrijven het huidige post-imperialistisch en post-etatistisch systeem als ‘Empire’': de soevereiniteit van natiestaten zijn verdwenen onder invloed van de globalisering. De natiestaten zijn werktuigen geworden van het grote systeem ‘Empire’ dat wereldwijd soevereiniteit heeft: het is een decentraal en deterritorialiserend netwerk, dat grenzen (landsgrenzen, handelsbarrières) afbreekt en weer opbouwt naar eigen goeddunken, met angst als het ultieme wapen: ’Er is geen alternatief.‘ Michael HARDT, Antonio NEGRI, Empire, Van Halewijck/Van Gennep, 2002, 9055153265
[7]Survival of the fittest verwijst naar de natuurlijke selectie van Darwin. Hoewel Darwin geen formele economische opleiding had genoten, bestudeerde hij zorgvuldig het werk van vroege economen. Hij vond dat de strijd die wij op de markt zien, veel weg had van de concurrentiestrijd bij de planten en dieren die hij bestudeerde. FRANK, R.H., The Darwin Economy: Liberty, Competition, and the Common Good, Princeton University Press, 2012, 9780691156682
FRANK, R.H., “Economics as survival of fittest”, in: TimesUnion, oct. 2011
[8] Erik Bruyland, Kobalt blues. De ondermijning van Congo 1960-2020, Lannoo, 2021, 9789401476775, p. 24
[9] Joris LUYENDIJK, Dit kan niet waar zijn. Onder bankiers, Atlas Contact, 2017, 9789045034041.


PS. De boekenlijst van aangehaalde en aanbevolen literatuur verschijnt samen met het zevende deel.