Voor Kimley Briesen
IN DIT EERSTE DEEL van deze aflevering lichten we toe hoe de drie productiefactoren — natuur, arbeid en kapitaal — en de opbrengsten daarvan als verhandelbare waren worden neergezet.
Voor je begint te lezen bied ik je mijn excuses aan: ik bewonder schrijvers die moeilijke thema's op een sierlijke, lichte wijze kunnen aankaarten. Maar net zoals de vorige bijdragen over economie is deze bijdrage compacte, trage lectuur. Ik bewonder en bedank de lezers die volhouden.
De economie, ge kunt er niet aan uit.
Onze huidige economie zit in de rats. Aan de ene kant heb je de reële economie, daar waar goederen en diensten worden geproduceerd, gedistribueerd en geconsumeerd. In het ideale geval wordt hier het initiële doel van economie nagestreefd: “…het bevredigen van de basisbehoeftes en zo een goed leven mogelijk maken voor ieder van ons.” De basis voor het economisch handelen in de reële economie wordt gevormd door de drie productiefactoren: natuur/land, arbeid en kapitaal. [1]
Maar er is nog een andere kant in de huidige economie. Het vermogen van het drieluik natuur, arbeid en kapitaal wordt onderuit gehaald. Een in wolken gehulde cirruseconomie zuigt de overschotten van de reële economie weg naar een sfeer van voornamelijk financiën en vastgoed. Ik noem dit de chremastosfeer, waar geld als doel wordt gezien, niet als middel. Dit is nefast voor onze samenleving. Het overgrote deel van dat weggezogen geld komt immers niet meer terug naar onze economie. Deze overschotten worden niet gebruikt om de samenleving toekomstgericht uit te bouwen maar om geld mee te verdienen. Geld adelt.
De drie productiefactoren
We zijn terechtgekomen in een economie die zeer Ayn Rand-ish is. Alles is koopwaar. Het eerste dat hiervoor moest gebeuren is het kwantificeren van goederen: wat is het waard? Hoeveel kost dat? Een geldbedrag dus. Hierdoor wordt het goed vergelijkbaar met andere goederen. Organisatiedeskundige Lex Bos maakt een interessante parallel tussen het kwantificeren van economische goederen (econometrie) en het reduceren van resultaten van wetenschappelijk onderzoek tot kwantiteiten. “Zo staan we voor twee merkwaardig verwante fenomenen:
- Een maatschappelijk leven waarin alles tot koopwaar wordt, waarin aan alles een kwantitatief prijskaartje komt te hangen en dat daarmee object kan worden van wereldwijd mechanistisch handelen;
- Een wetenschap die alle verschijnselen kwantificeert om ze daarmee te kunnen onderwerpen aan causaal-mechanistisch denken.” [2]
Sir Mervyn King, gouverneur van de Bank of England tijdens de grote financiële crisis vanaf 2008, zal hem zeker niet tegenspreken. In een interview uit 2020 bekende hij dat die crisis een keerpunt in zijn denken betekende: ‘Ik was altijd al sceptisch geweest, maar in volle crisis hadden we niets aan de econometrische modellen die voorhanden waren. Ik had veel meer aan boeken over economische geschiedenis. Soms verschaffen modellen inzicht en helpen ze om een kwestie beter te begrijpen, maar je neemt er geen goede beslissingen mee. Het enige wat je kan doen, is de vraag stellen: wat is hier aan de hand? [Dit is] een vraag die economen graag proberen te vermijden. Ze houden zich liever aan hun modellen. Maar context is alles en dat wordt vaak vergeten. Je hebt nooit genoeg informatie om te beslissen.” [3]
Wat voor gevolgen heeft het als je natuur, arbeid en kapitaal kwantificeerbaar en verkoopbaar maakt? We gaan ze een voor een af.
1. NATUUR als koopwaar
In onze economie wordt natuur beschouwd als een intrinsiek economisch goed dat ten gelde kan worden gemaakt. In zijn recente boek De onderwerping (2023) vertelt Phillip Blom over de Nederlandse kunstenares Noa Jansma die de absurditeit hiervan ten top drijft. [4] Ze fotografeert, registreert en verkoopt wolken op haar site www.buycloud.space. “De wolken als laatste nog niet gekoloniseerd fenomeen wachten erop eindelijk op de mondiale markt gebracht te worden.” Prijzen fluctueren van een povere 0,19€ tot bijna 300€. Studies voorspellen volgens haar een enorme schaarste aan cumuluswolken ten gevolge van de klimaatopwarming. In overeenstemming met onze traditionele schaarste-economie ziet ze dit als een enorme economische opportuniteit. “De aanschaf van een wolk wordt een poëtische maar stabiele investering.”
De mens wordt geboren, leeft en sterft 'in de natuur’. Natuur blijft bestaan, zelfs als de mens er niet was, is of niet meer zal zijn. Tegelijkertijd is de mens natuur. Ons lichaam behoort onlosmakelijk tot de natuur. Elk van ons is onderworpen aan de wetten van het lichamelijke, de natuur. Natuur is ook de meest primaire productiefactor. Het omvat alle natuurlijke rijkdommen en natuurkrachten die kunnen gebruikt worden bij het maken van economische waren (goederen en diensten). Kortom: alle natuurlijke hulpbronnen. Wie herinnert zich nog van de school de onderverdeling in:
- niet-hernieuwbare hulpbronnen, zoals aardgas, ertsen, graniet, marmer, … Deze bronnen worden niet of zeer traag aangemaakt;
- hernieuwbare hulpbronnen: de voorraden van deze bronnen kunnen zichzelf aanvullen, op voorwaarde dat ze duurzaam worden ontgonnen. Denk hier aan de koeien, vissen, hout, rubber, water…;
- onuitputtelijke hulpbronnen: de zon, de wind …
Stel je eens de Ultieme Natuureigenaar voor: iemand is eigenaar van alle natuur in heel de wereld. De Ultieme Natuureigenaar heeft het recht om anderen een stukje ‘natuur’ in bezit of bruikleen te geven om een fabriek op te zetten, tarwe te verbouwen, een school te bouwen, koeien te laten grazen, een parlement te laten plaatsvinden, een gemeenschapsfeest op te zetten … Hij zal als tegenprestatie pacht of huur krijgen. Hij kan zelfs iemand die over bepaalde delen van ‘zijn natuur’ wandelt, bijvoorbeeld op doortocht, verplichten tot het betalen van tol.
Uiteraard is de natuur geen eigendom van één Ultieme Eigenaar, maar van vele eigenaars. De problematiek blijft echter dezelfde: de eigenaar van een verhandelbaar stuk natuur zit in een machtspositie tegenover zij die de directe of indirecte vruchten ervan nodig hebben om te kunnen leven. Een natuureigenaar kan zich laten betalen voor het gebruik van de natuur. Het rare is dat we dit normaal vinden. Maar betalen voor natuur is niet altijd zo normaal geweest. Natuur was niet altijd eigendom van iemand. Denk maar aan de nomadische stammen of aan de amish-genootschap voor wie de natuur eigendom is van de Heer. “Door alle zorg die zij bieden aan land, kan je hen ook wel beschrijven als de stewards van het land.”, zegt Karen Johnson-Weiner, experte van de amish-gemeenschap, in MO* [5]
Door het ontstaan van de landbouw vestigden mensen zich in sedentaire gemeenschappen, die zich ontwikkelde tot religieuze centra, dorpen of steden. [6] Hierdoor ontstonden ook de eerste bewegingen van toe-eigening van gronden. Deze gronden waren vooral gemeenschapsbezit die niet verhandeld konden worden. [7] Op een gegeven moment werden gemeenschappelijk gebruikte gronden geprivatiseerd, soms manu militari. In het 16de-eeuwse Engeland leidde dit tot de beruchte enclosure-beweging en de proletarisering van de landbouwers. De Verenigde Staten hebben het grootste deel van hun land veroverd op de indianen waarvan de meesten land zagen als gemeenschappelijk bezit van de stam. Ze kenden de notie van eigendom niet, tenzij voor persoonlijke spullen zoals juwelen [8]. Ook in België zijn er een aantal restanten van middeleeuwse gemene gronden [9]. De natuureigenaar kan “die machtspositie gebruiken om inkomen te verkrijgen zonder tegenprestatie te hoeven leveren.” [10]. In extremis kan de natuureigenaar het fundamentele recht van anderen om zich te voorzien van voldoende voedsel, onderdak, veiligheid … (het recht op zelfbehoud, (zie Mwww - 3. Tien vragen) ontzeggen tenzij ze hiervoor wilt betalen. Slavernij, horigheid, lijfeigenschap, schuldslavernij … loeren hier om de hoek.
Dit alles is in tegenspraak tot onze vierde richtlijn (Mwww - 3. Tien vragen): “Sluit uitbuiting uit. Dit houdt in dat het onze plicht is om het samenzijn van mensen structureel zo in te richten dat ‘de andere tot slaaf maken’, in welke vorm dan ook, onmogelijk wordt.” [11]
De gedachte ‘Niemand kan eigenaar worden van de natuur’ is overigens niet nieuw. Uit het recente verleden: het programma van de Belgische Werkliedenpartij uit 1894, beter bekend als De Verklaring van Quaregnon, gebruikt terecht het werkwoord ‘beschikken’, niet ‘eigenaar worden’:
- De rijkdommen, in het algemeen, en de voortbrengstmiddelen in ’t bijzonder, zijn òf natuurlijke bestanddeelen òf de vrucht van den handen- of den hoofdarbeid der vorige geslachten, zoowel als van het huidige geslacht; bijgevolg moeten zij aanschouwd worden als het gemeenschappelijk erfgoed van het menschdom.
- Slechts om reden van maatschappelijk nut en met het doel aan elk menschelijk wezen zooveel mogelijk vrijheid en welzijn te verschaffen, kunnen afzonderlijke menschen of groepen het recht hebben over dat erfgoed te beschikken. [12]
Ik zie de aarde met al zijn hulpbronnen als één grote commons (zie Mwww - Een vriendelijk bedrijf Deel 2). Iedereen die geboren wordt krijgt, van mensenrechtswege, een stukje natuur ter beschikking om ervoor te zorgen [13]. Dit terugvallen op het recht klinkt misschien absurd, maar er zijn talrijke voorbeelden die dit als uitgangspunt nemen. De Economie van het Gemene Goed van Christian Felber bijvoorbeeld eist dat de grondwaarden die in onze grondwetten staan (het algemeen belang, samenwerking, …) systematisch en van rechtswege in de economische praktijk zouden worden gebracht [14]. Vele klimaatbewegingen baseren hun actie op het concept van een gemeenschappelijke planeet gekoppeld aan de mensenrechten [15]. Ook heel het idee van rentmeesterschap in de economie (stewardship) baseert zich hierop. Geen wonder dat dit veel weerklank vindt in religieuze kringen. “God, de heer, bracht de mens dus in de tuin van Eden om die te bewerken en erover te waken.” (Genesis 2:15). Werken en zorg dragen voor wat we hebben, behoort van het begin af aan tot de bestemming van de mensheid.
Natuur kan geen handelswaar zijn. De huidige en toekomstige mensen delen dezelfde planeet, we worden geboren op aarde, ‘in de natuur’. Met de geboorte komt ook het recht op zelfbehoud, en dus het recht op het gebruik van een stukje aarde (in welke vorm dan ook). Natuur is het belangrijke basismateriaal voor de productie van goederen. We kunnen deze natuur niet in eigendom hebben, enkel bezitten ter productie of consumptie om het dan weer terug te geven. Verhulst maakt hierover een belangrijke bemerking, weliswaar verscholen in een voetnoot: “Producten of waren zijn altijd vormen of gestaltes die gedragen worden door het natuurlijk substraat (de materie of de stof). Dit laatste is niet in directe zin het voorwerp van eigendom. Wanneer ik bijvoorbeeld een jas koop, word ik eigenaar van de 'vorm' van die jas. Deze 'vorm' omvat niet enkel de ruimtelijke afmetingen maar ook kenmerken als kleur, textuur van de stof, de doorlaatbaarheid voor warmte en vocht enz. Door het gebruik vervalt gaandeweg deze vorm tot de jas is 'opgebruikt'. De vorm is gedegradeerd doch de materie of stof waaraan de vorm verscheen is nog altijd voorhanden. Deze materie is als zodanig niet mijn eigendom. De afval die na gebruik ontstaat dient in goede orde te worden teruggegeven aan de natuur en ik heb geen enkele verdere claim op de atomen of moleculen die verder hun weg vervolgen doorheen de natuur. De eigendom van een waar of product heeft betrekking op de uit arbeid resulterende vorm; deze vorm 'bezet' noodzakelijkerwijs een deel van de stof dat ik als zodanig niet in eigendom heb maar via mijn eigenaarschap van het product wel 'bezit'. Nadat de waar door gebruik is vernietigd eindigt mijn bezetting van het onderliggend natuurlijk substraat en heb ik niet langer enige claim op dat substraat, net zoals ik na het einde van het gebruik van een stuk grond geen claim meer heb op die grond.” [16]
Dit is volgens mij een antwoord op Proudhon waar die zegt: “Alle eigendom is diefstal.” Alle eigendom van het substraat is dus diefstal. Eigendom van de vorm, die altijd in tijd beperkt is, is natuurlijk.
2. ARBEID als koopwaar
Arbeid vormt, naast Natuur, de tweede factor die onlosmakelijk is verbonden met menselijke productie. Alle economische waardecreatie vloeit uiteindelijk voort uit arbeid die de mens direct of indirect uitoefent op de natuur. De ingreep van de menselijke arbeid op de natuur is voorwaarde voor economische goederen. Dat is wat boeren doen, en ook bouwvakkers, managers, websitebouwers, muzikanten, verpleegkundigen, vissers, programmeurs, bankiers, autoconstructeurs, winkeliers, postbodes, ambtenaren, schrijvers …. Je kan deze lijst aanvullen met je eigen werk.
De meeste mensen gaan werken om een inkomen te verwerven. Dat inkomen is nodig om te kunnen leven. Of omgekeerd: het inkomen wordt ‘afgekocht’ door het leveren van arbeid en dit feit wordt via een arbeidsovereenkomst geregeld. De nog altijd relevante Marx was daar zeer scherp over: “De kapitalist, zo schijnt het, koopt dus hun arbeid met geld. Voor geld verkopen zij hem hun arbeid. Dat is echter slechts schijn. Wat zij in werkelijkheid aan de kapitalist voor geld verkopen is hun arbeidskracht. […] De arbeidskracht is dus een waar, niet meer en niet minder dan de suiker. De eerste meet men met de klok, de andere met de weegschaal.” […] Het arbeidsloon is dus niet een aandeel van de arbeider in de door hem geproduceerde waar. Het arbeidsloon is het gedeelte van de reeds voorhanden waar, waarmee de kapitalist een bepaalde som van productieve arbeidskracht koopt. De arbeidskracht is dus een waar die haar bezitter, de loonarbeider, aan het kapitaal verkoopt. Waarom verkoopt hij ze? Om te leven.” [17]. De kapitalist zag het loon dus als een deel van de kosten, en daarom ook van de prijsvorming. Alleen al hierdoor vond Marx de koppeling loon-arbeid verwerpelijk. De vroege Marx sprak hier over ‘vervreemding’. Later sprak hij over ‘uitbuiting’.
Overigens, volgens liberale economen had Marx het niet bij het rechte einde. Het loon wordt volgens de liberale econoom in grote mate bepaald door de schaarste. Zo bijvoorbeeld welvaartseconoom Hartog: “Dat de economie het loon beschouwt als de prijs van de arbeid berust op een volkomen onschuldige analogieredenering. Het betekent niets meer dan dat op de arbeid, evenals op materiële goederen. het schaarste-denken van toepassing is. […] Op deze wijze wordt een belangrijke bijdrage geleverd tot de verklaring van het loonpeil en van de loonverhoudingen. Zo kan de arbeid zich uit de markt prijzen ten opzichte van andere productiemiddelen als onvoldoende gelet wordt op de schaarsteverhoudingen met betrekking tot die andere productiemiddelen.” [18].
Hoe dan ook, feit is dat arbeid of arbeidskracht als productiemiddel wordt gezien en dat op die arbeid een prijs wordt geplakt, bijvoorbeeld bij de loononderhandelingen of via sectoriële loonbarema’s vastgelegd in collectieve arbeidsovereenkomsten. Aan het feit dat je arbeid kan kopen, hangt echter een prijskaartje. “Een belangrijk aspect van het kopen van arbeid is immers dat de ondernemer op die manier de ‘baas’ wordt over een andere mens, in de zin dat die baas allerlei zaken kan dicteren aan de medewerker, hoe laat hij waar moet zijn, hoe laat hij een kwartier mag luchten, enz.” [19]. We spreken inderdaad niet meer over een slavenmarkt waar de mens in zijn totaliteit werd verkocht, maar “op de huidige ‘arbeidsmarkt‘ koopt men parttime horigen.”[20]
In de prachtige film UNRUEH (2022) van Cyril Schäublin zie je hoe nieuwe technologieën en ideeën een 19de-eeuwse, Zwitserse horlogestad en -fabriek veranderen. Via een doorgedreven arbeidsverdeling is elke arbeidster verantwoordelijk voor een onderdeeltje van de assemblage van mechanische horloges. De fabriek als raderwerk. Controleurs staan, met de chronometer in de hand, achter de arbeidsters om hen onder druk zetten om efficiënter om te gaan met de arbeidstijd: sneller werken, kortere afstanden afleggen in en naar de fabriek, … Arbeid wordt tijd; tijd wordt geld. De tijd is ook rijp voor nieuwe sociale ideeën. De opkomende industrialisatie zal het echter halen van het opkomend anarchisme.
Wat de arbeidsmarkt betreft is er weinig verschil tussen de 19de en de 21ste eeuw. Gelijkaardige processen spelen zich ook nu af. Een voorbeeld is de opkomst van de artificiële intelligentie en de algoritmes op de werkvloer: “Tools meten je toetsaanslagen of kunnen je browseractiviteit bijhouden. Bepaalde software kan om de zoveel tijd een screenshot nemen om te weten waarmee je bezig bent. […] Ik vond dat ik opslag verdiende. Het systeem vond van niet.” [21]
Nog iets over de arbeidsdeling. “Industriële processen zijn uiteengelegd in de kleinst mogelijke deelhandelingen, opdat iedere handeling op de meest efficiënte manier kan worden verricht. In samenhang met de oorsprong van grondstoffen, kosten van distributie, de aanwezigheid van voldoende geschoold personeel en/of toeleveranciers e.d. worden productieprocessen tegenwoordig zo ingericht dat deelhandelingen aan grondstoffen, halffabrikaten, onderdelen ontwerp of afwerking verspreid over de hele wereld plaatsvinden.” [22]
Dit heeft altijd bestaan (bijvoorbeeld jagers en verzamelaars), maar sinds de 19de eeuw werd de arbeidsdeling drastisch doorgevoerd in kader van de verhoging van de arbeidsproductiviteit en -efficiëntie. Het typevoorbeeld is de invoering van de lopende band (1914). Verhulst over arbeidsdeling: “De menselijke arbeid wordt gekenmerkt door het fenomeen van de arbeidsdeling. De productieve kracht van de individuele mens kan spectaculair toenemen via doorgedreven taakverdeling en specialisatie. Het gevolg hiervan is dat de individuele mens in objectieve zin niet voor zichzelf werkt doch voor zijn medemens (ieder mens consumeert wat de anderen voortbrengen).” [23]
Dat laatste is feitelijk waar (ik werk voor de ander), daarom nog niet in de morele zin (ik wil werken voor de ander). Tegelijkertijd haal je bij arbeidsdeling zelden vreugde uit het product zelf. Hoeveel van ons hebben op het werk nog een relatie van begin tot het einde met het gemaakte product? De nabijheid van de klant of consument is quasi onbestaande. We zijn dikwijls een onderdeel van een productieketen. Vreugde halen uit het product zelf zit er dan niet echt meer in. Dit wil geen pleidooi zijn voor het ‘terug naar de ambacht’. Er zullen altijd wel ambachten blijven bestaan, maar echte maatschappelijke oplossingen zullen die niet bieden.
De 21ste-eeuwse mens verschilt sterk van die van de 19de-eeuwse mens. In tegenstelling tot vroeger kan de hedendaagse (Westerse) mens — theoretisch soeverein, losgerukt van kerk, staat, gemeenschap en familie — zelf zingeven aan het leven. Ondernemingen, en ook samenlevingen, zullen moeten rekening houden met de vraag die steeds meer mensen zich stellen: ‘Moeder, waarom werken wij?’. Dit is de vraag naar zingeving. Purpose heet dat met een duur, Engels woord. De neoliberale economie is daar – in versnelde vaart na WOII — op gesprongen met een discours over een stijgende materiële welstand als het meest zinvolle, na te streven ideaal. Inspelend op onze reference en preference drift vijzelt het huidige economisch denken onze begeertes (luxe) ten onrechte op tot behoeftes (noodzakelijk). [24] Dit raakt iedereen: werkgevers, werknemers, …
Gaandeweg groeit het inzicht dat materiële welstand niet meer volstaat. Of eerder: niet meer voldoet. Het inzicht wordt steeds groter dat het inschakelen van onze arbeid gebeurt ten nadele van de medemens (rijk vs. arm), de planeet (ecologie) en de eigen persoon (eenzaamheid, burn-outs). [25]
De essentie van het sociale vraagstuk wordt in onze welvaartstaat, met zijn materiële welstand en zijn verzorgingsstaat, grotendeels verlegd naar deze zingeving. Elk economisch initiatief zal steeds meer tegemoet moeten komen aan drie wensen:
- de wens om als arbeidend wezen de eigen werkkracht in te zetten voor de medemens. Jouw arbeid wordt dan jouw bijdrage aan de economische productiviteit van een land [26]
of een ander maatschappelijk geheel ten behoeve van de gemeenschap. Uit het voorzien in behoeften van de mensen, de essentie van economie, haal je het werkplezier.
- de wens om de eigen kennis, inzichten, vaardigheden … verder te kunnen ontwikkelen;
- de wens om erkend te worden als sociaal wezen met een rechtvaardigheidsgevoel (moreel kompas).
Levinas vroeg het zich al af: “Zijn staat, wet en macht nodig omdat mensen wolven zijn voor elkaar of omdat zij voor elkaar verantwoordelijk zijn?” De hamvraag wordt dan: zijn we in staat sociale structuren te creëren die aan deze wensen kunnen tegemoetkomen, die zorgen dat we kunnen opschuiven van de wolf in ons (homo homini lupus), naar de ander als appèl, als verantwoordelijkheid (Homo homini res sacra).
3. KAPITAAL als koopwaar
De primaire productiefactoren natuur en arbeid zijn vanaf het allereerste begin met menselijke productie verbonden. De derde productiefactor is het kapitaal. We bedoelen hiermee niet het geld, maar wel de goederen die gebruikt worden om andere goederen te produceren of diensten te verlenen: bijvoorbeeld fabrieks-, kantoor- en winkelmateriaal. Kortweg: de productiemiddelen of het 'concreet kapitaal'. Deze middelen worden vervaardigd met behulp van natuur en arbeid (en eventueel ander kapitaal). Kapitaal wordt daarom gezien als een afgeleide productiefactor. Wanneer het over de productiefactor kapitaal gaat, wordt meestal dit kapitaalbegrip bedoeld.
Tussen haakjes: Karl Marx ziet het begrip ‘kapitaal’ ruimer. Voor hem is het (actieve) kapitaal AL het geld dat gebruikt wordt om arbeidskracht (loonkost, dit heet het veranderlijk kapitaal) en productiemiddelen (constant kapitaal) te kopen, en de geproduceerde goederen te verkopen. Marx wil de productiemiddelen in gemeenschappelijk eigendom brengen. [27]
In onze Westerse economieën zijn het overgrote deel van de productiemiddelen in eigendom van particuliere personen en bedrijven. Als iemand kapitaalgoederen koopt, verwerft hij mee het eigendomsrecht. Dit geeft de eigenaar het recht om met deze goederen, zijn eigendom, te doen wat hij wil. Ook bijvoorbeeld vernietigen. Daar zijn wel rechtsregels voor gekomen, maar de basis is: eigendom is macht. Dit principe ontstond zo’n 2000 jaar geleden toen het eigenbelang en particulier eigendom opgenomen werd in het Romeinse recht. In een ‘vriendelijke markt’ is er echter enkel bezit of gebruiksrecht. Elke verspilling, elk verbruik, is altijd ten koste van iemand anders. Mensen zoals Thomas Rau en Sabine Oberhuber pleiten daarom in hun boek Material Matters voor een wereld waarin de consument niet langer 'eigenaar' maar 'gebruiker' is, materialen rechten krijgen en afval verleden tijd is. En ze zijn niet de enigen. [28]
Wat eerder werd gezegd over de natuur is ook van toepassing op de productiemiddelen zelf. Als een bedrijf, met al zijn productiemiddelen, verkoopbaar en dus koopbaar is, dan zal de koper de aankoopsom van deze middelen mee in rekening moeten brengen voor de prijsvorming van zijn producten. Arjen Nijeboer hierover: “Anderzijds leidt een bedrijfsverkoop tot prijsverhogingen voor consumenten, want de nieuwe bedrijfseigenaar moet de kosten die hij maakte om de vorige eigenaar uit te kopen, weer doorberekenen in de prijzen van producten. De mogelijkheid om een bedrijf te verkopen leidt ook vaak tot een verkeerde focus van ondernemers of managers. Het is voor hen vaak financieel aantrekkelijker om een snelle waardestijging van het bedrijfskapitaal na te streven, in plaats van zich te richten op het maken van goede producten en op een langetermijnvisie.” [29]
De uitweiding over de productiefactoren was cruciaal als we het over ‘het vriendelijke bedrijf’ willen hebben. Natuur, arbeid en kapitaal worden ingeschakeld voor het produceren van handelswaar dat behoeftes van de consument vervult. Enkel op deze handelswaar, de resultante van de verstrengeling van deze drie factoren, zou een prijs mogen plakken. Niet op natuur, arbeid of kapitaal zelf. Een bedrijf kan maar rechtvaardig handelen als het weggaat van de individuele eigendom van de economische productiefactoren. Economie is een gezamenlijke inspanning voor de behoeftes van miljarden enkelingen. In het tweede deel van deze bijdrage bekijken we wat dit betekent voor de bedrijven.
Nog even dit
Een uitgebreide bronnenlijst verschijnt samen met het naschrift in mei 2023. De hier vermelde boeken zijn te verkrijgen via Barbóék en de betere boekhandels.
[1] De laatste jaren worden soms ondernemerschap en kennis toegevoegd aan deze drie productiefactoren. Ik hou het op de drie productiefactoren.
[2] Lex BOS, Schenken en danken? Verwaarloosde kwaliteiten in een wereld vol commercie., Christofoor, 1998, 9062386466, p. 12
[3] Annelien DE GREEF, ‘Ik weet echt niet waarom we economische voorspellingen ernstig nemen’, in: De Standaard, 1 augustus 2020.
Lees ook zijn recent boek: John KAY en Mervyn KING, Radical Uncertainty: Decision-making beyond the numbers, W.W. Norton & Company, 2020, 9781324004776. Ze kiezen voor een participatief model waarbij meerdere mensen samen oordelen in plaats van ons te verschuilen ‘achter de cijfers’.
[4] Philipp BLOM, De onderwerping. Een geschiedenis van de verhouding van de mens tot natuur, DeBezige Bij, 2022, 9789403110721, p. 14-16
[5] Melissa CALLAERT, “Het leven is ingewikkeld, hoe simpel je het ook leeft”, in: MO*, 23 maart 2016. Voor meer informatie: The Amish Studies. Zie ook: Peter BLOCK, Stewardship. Choosing Service over Self-Interest, Berret-Koehler, 1993, 1881052281
[6] Zie: ‘Neolithische Revolutie – De eerste landbouwrevolutie’, in Historiek. Het causaal verband tussen landbouw en sedentaire economie is niet duidelijk. Er is een boeiende these die zegt dat landbouw werd ontwikkeld om groepsbijeenkomsten op religieuze sites te ondersteunen. Zie Charles C. MANN, “The Birth of Religion”, in National Geographic Magazine, June 2011 over het tempelcomplex in Göbekli Tepe (Turkije).
[7] Strikt genomen was de grond wel in bezit van de gemeenschap en werd als dusdanig verdedigd tegenover derden. En ze kon wel zogezegd verhandeld worden, zoals vele Amerikaanse indianenstammen grond ‘verkochten’. Maar de indianen zagen dit ‘verkopen’ anders dan de Europeanen. Voor de Europeanen was land iets dat gekocht en verkocht kon worden en eigendom was van een individu. Inheemse volkeren zagen land niet op deze manier. Toen de inheemsen Manhattan met de Nederlanders ruilden, gaven zij niet hun recht op om erop te wonen. De inheemse bevolking bedoelde waarschijnlijk dat de Nederlanders het land mochten gebruiken terwijl zij erop bleven wonen. Het gaat hier over het verschil tussen ‘bezit’ en ‘eigendom’. Zie hierover “The Different Views of Land” op de website van Smithsonian’s National Museum of the American Indian.
[8] Zie: Claudio Saunt, ‘The invasion of America’, in: Aeon, 7 January 2015. Bevat onder meer een boeiende video over de ‘verovering van Amerika’. Over het concept ‘privaat en gemeenschappelijk bezit’ bij de indianen: Carl, Watner, “Libertarians and Indians: Proprietary Justice and Aboriginal Land Rights”, in: The Journal Of Libertarian Studies, Vol. VII, n.1, Spring 1983
[9] De Gemene en Loweiden, gelegen op het grondgebied van Brugge en Beernem, zijn gemene weiden die hun middeleeuws statuut tot op heden hebben weten te behouden. (zie Wikipedia)
[10] Arjen NIJEBOER, “Associatieve economie: alternatief voor kapitalisme en socialisme”, op zijn website Aardewerk, s.d.
[11] Zie “Moeder waarom werken wij. 3. Tien vragen.”
[12] Voor de volledige tekst: ‘Congres van de BWP — Verklaring van Quaregnon’ op het Marxists Internet Archive
[13] Ik spreek hier enkel over mensen. De belangrijke vraag hoe andere levende wezens zoals dieren, planten … hier inpassen is noodzakelijk maar valt buiten het bestek van dit artikel.
[14] Christian FELBER, Ware Winst. Gemene-goed-economie als wegwijzer, Jan van Arkel, 2017, 978 90 6224 029 6, p. 12. Goede inleiding is ook deze HUMAN-talk door Christian Felber zelf.
[15] Over de band van mensenrechten en klimaatverandering: Baina UBUSHIEVA, Atty-Roos IJSENDIJK, At the Nexus of Human Rights and Climate Change — a rights-based approach to environmental impacts and policy responses, UNDP Viet Nam, 2023. Download. Zie ook bijvoorbeeld Amnesty International, Extinction Rebellion, Greenpeace,
[16] Jos VERHULST, Basisinkomen, landrente en sociale driegeleding, 2017, p. 14, voetnoot 12. Dit auto-referaat is als PDF te verkrijgen via [email protected]
[17] Karl MARX, Loonarbeid en kapitaal, in: Neue Rheinische Zeitung, vanaf 4 april 1849, herwerkt en van een voorwoord voorzien door Friedrich Engels. Nederlandse versie: Boekenfonds Marnix pvba - Gent 1966. Zie epub Marxists Internet Archive, mei 2005. Ik maak gebruik om de lectuur van de boeken van Marx aan te bevelen. Het Kapitaal (1867) en Het Communistisch manifest (1847 — samen met Friedrich Engels) blijven beiden boeiende lectuur. Van het Communistisch Manifest verscheen overigens een nieuwe vertaling bij EPO met een voorwoord van Peter Mertens. EPO, 2023, 9789462674370
[18] F. Hartog, “Arbeid als koopwaar”, in: NRC, 24 jan. 1978
[19] Arjen NIJEBOER, “Associatieve economie: alternatief voor kapitalisme en socialisme”, op Aardewerk, s.d.
[20Arjen NIJEBOER, “Associatieve economie: alternatief voor kapitalisme en socialisme”, op Aardewerk, s.d.,
[21] Nathalie CARPENTIER, “Help, mijn baas is een algoritme!”, in De Standaard, 11 maart 2023
[22] John HOGERVORST, Sociale driegeledeing. Wat, hoe & waarom, Nearchus CV, 2018, 978 94 92326 19 5, p. 61
[23] Jos VERHULST, Basisinkomen, landrente en sociale driegeleding, 2017, p. 14
[24] Zie in de reeks ‘Moeder waarom werken wij?’: Welvaart en 1. De discrepantie.
[25] Zie over deze inzichten de Donut Economie van prof. Kate Raworth, in 4. De vriendelijke samenleving
[26] “Het land omvat een geografisch deel van het aardoppervlak waarmee een bepaalde rechtsgemeenschap is verbonden die het recht produceert dat over het betrokken gebied in voege is.” Jos VERHULST, Basisinkomen, landrente en sociale driegeleding, 2017, p. 7.
De reeds vermelde film UNRUEH begint met het volgende interessante gesprek tussen vier adellijke Russische dames, familie van de anarchist Pjotr Kropotkin:
- Anarchisten willen hetzelfde als de communisten, maar dan zonder regering. Ze willen een federatie opbouwen en de macht decentraliseren.
- Lokale vormen van zelfbestuur creëren, los van het concept natie.
- Zonder centrale heerser. In tegenstelling tot Marx en Engels, die een gecentraliseerde machtsvorm opstarten na de revolutie. Misschien is het ook een kwestie van het land.
- We stellen ons een land voor als een staat of een natie. Maar voor anarchisten is het gewoon een plek waar we samenleven. Maar ik begrijp hun ideeën ook niet. Niet echt.
- Welk concept zal winnen? Anarchisme of nationalisme?
[27] Als wij het actieve kapitaal K noemen en de meerwaarde m, kunnen wij enkele marxistische principes eenvoudig voorstellen.
• K = c + v (Het kapitaal bestaat uit een constant en een veranderlijk gedeelte.)
• c : v = de organische samenstelling van het kapitaal. Hoe groter deze verhouding is, des te moderner uitgerust is de onderneming.
Hoe meer ze uitgeeft voor machines e.d., des te minder geeft ze uit aan lonen (-> investeringen in de diepte).
• m : v = de meerwaardevoet. De meerwaarde wordt “verdeeld” tussen de patroons en de arbeiders. De kapitalisten eigenen zich de ganse meerwaarde toe, maar moeten hiervan de lonen (= v) uitbetalen.
• m : (c + v) = de winstvoet. Deze wordt bepaald door de verhouding tussen de ganse gerealiseerde meerwaarde enerzijds en het gedeelte dat de patroons moeten uitgeven voor gebouwen, machines, goederen (= c) en voor lonen (= v) anderzijds. (zie marxistisch woordenboek)
[28] Thomas RAU en Sabine OBERHUBER, Material Matters, Bertram + de Leeuw Uitgevers, 2016
Zie hierover de boeiende VPRO-uitzending “Het einde van het bezit”, in: Tegenlicht Lab, VPRO, 8 november 2015.
[29] Arjen NIJEBOER, “Associatieve economie: alternatief voor kapitalisme en socialisme”, op Aardewerk, s.d.