IN EUROPA hanteren Luxemburg en Griekenland een opkomstplicht voor de gemeenteraadsverkiezingen. En tot voor kort ook België. Bij ons werd de opkomstplicht dit jaar (2024) afgeschaft voor de gemeentelijke en provinciale verkiezingen. Dat is een politiek vergelijk geweest om de liberalen aan boord van de vorige regering te krijgen.

Het onmiddellijk gevolg van het afschaffen is dat er minder mensen zullen gaan stemmen. In Nederland bijvoorbeeld schommelde het opkomstpercentage bij de verkiezingen voor de Tweede Kamer rond de 94 procent. Tot 1970 de opkomstplicht werd afgeschaft. De opkomst daalde voortdurend. De opkomst bij de verkiezingen in 1998 was 73,3 procent; een historisch dieptepunt. In 2023 was dat 77,8%. Voor de gemeenteraadsverkiezingen zien we in Nederland een gelijke trend: sinds de afschaffing van de opkomstplicht in 1970 daalde de opkomst bij de gemeenteraadsverkiezingen: van rond de 70% in de jaren tachtig, naar ongeveer 60% in de jaren negentig en nul, naar 55% in de afgelopen tien jaar. Nu is de opkomst met 50,9% lager dan ooit. [1]

Bovenstaande grafiek toont de opkomst voor de in Nederland gehouden verkiezingen in de periode van 1970 tot en met 2024 © AlleCijfers.nl

De meeste politici en experts (politicologen, sociologen, psychologen en vele andere -logen) zijn tegen de afschaffing van de opkomstplicht. Ik bespreek hier enkele argumenten. En voor alle duidelijkheid: ik spreek in deze bijdrage over de opkomstplicht in het algemeen en niet enkel voor de gemeenteraadsverkiezingen.


Representativiteit

    De klaagzang gaat als volgt: door de opkomstplicht af te schaffen, gaat een groot aantal mensen uit de boot vallen. De maatschappelijke vertegenwoordiging wordt daardoor scheefgetrokken en bepaalde belangen worden mogelijk gemarginaliseerd.

Uit onderzoek van de Vlaamse vereniging van Steden en Gemeenten (vvsg) is gebleken dat mensen met een migratieachtergrond, met een fysieke beperking, een laag opleidings-of inkomensniveau als eerste afhaken om te gaan stemmen. Ook leeftijd speelt een rol: jongere haken rapper af dan oudere mensen. Resultaat: het verkiezingsresultaat wordt minder representatief omdat er minder mensen meedoen en minder sociografische groepen vertegenwoordigd zijn. Dit betekent een democratisch deficit. [2]
Daarom vergelijkt professor bestuurskunde Johan Ackaert de situatie die ontstaat door de afschaffing van de opkomstplicht met het cijnskiesrecht van 1893. Professor Ackaert gaat hier wat te ver in zijn vergelijking. Het cijnskiesstelsel maakte het onmogelijk voor de meeste mensen om te gaan stemmen. Ze werden ervan uitgesloten. Dat is niet zo met afschaffing van de opkomstplicht. Niemand wordt uitgesloten.

Het klopt wel dat er minder mensen zullen gaan stemmen, wat zich vertaalt in een lagere deelname van bepaalde groepen uit de samenleving. En dat is jammer. In een representatieve democratie vormen verkiezingen het moment bij uitstek waarop burgers hun invloed kunnen laten gelden op het proces van politieke besluitvorming: men kiest voor een periode van vijf of zes jaar ‘vertegenwoordigers’, die wetten en decreten goedkeuren. Voor de meeste voorstanders van de opkomstplicht is gaan stemmen dan de ultieme vorm van politieke participatie. En de opkomst bij verkiezingen vormt een graadmeter voor de kwaliteit van uw democratie. “Hoe hoger het aandeel ‘afgehaakten’, hoe lager de legitimiteit van de partijpolitiek en de representativiteit van de verkiezingsresultaten, aangezien niet alle burgers écht gehoord worden. Bijgevolg dreigen we te vervallen in een democratie waar niet alle stemmen gehoord worden en waarin enkel een niet-representatief staal van de bevolking actief deelneemt aan het politieke proces.” [SamPol]

Onderzoeker Bart Engelen stelt nogal dramatisch dat de opkomstplicht een dam opwerpt tegen het leeglopen van de democratie. In een democratie is iedere stem in principe belangrijk. “De opkomstplicht heeft in dit opzicht een belangrijke symboolfunctie, aangezien het een krachtig signaal stuurt naar iedere burger dat zijn stem telt. Door hem aan te sporen zijn kostbare stem te uiten, is het in staat hem te betrekken in het politieke gebeuren. Op die manier heeft de opkomstplicht er mede voor gezorgd dat de Belgische democratie één van de meest inclusieve is van de hele wereld.” [3]

Als je zo denkt, kom je ter verbetering van de politieke representatie al snel bij (het behoud van) de opkomstplicht. Zo schrijft bijvoorbeeld Freija Vandevenne in haar uitgebreide masterstudie (Universiteit Gent - 2020 - promotor prof. dr. Anna Kern): “Wanneer deze groepen van mensen er werkelijk voor zouden kiezen om niet te gaan stemmen, kan dit ervoor zorgen dat hun noden en zorgen niet vertegenwoordigd worden in de verkiezingen. Daarom is het van belang dat alle groepen in de samenleving aanwezig zijn op de stemming zodat vertegenwoordigers kunnen gekozen worden die opkomen voor hun belangen.” [4]

Deze lage representativiteit gaan we dus te lijf door… de opkomstplicht. Het is alsof we een thermometer verplichten om tussen 36.5°C en 37.5°C te afficheren en besluiten dat de zieke niet meer ziek is.


De opkomstplicht doet niets of weinig aan de representativiteit van onze politiek bestel.


Maar - er is altijd een maar: de opkomstcijfers zeggen weinig of niets over het democratisch karakter of representativiteit van een politieke bestel. Denk aan de verkiezingen in dictatoriale regimes waarbij je hoge opkomstcijfers hebt. 99,7% bij de laatste verkiezingen in Noord-Korea. Opkomstcijfers verontrusten of enthousiasmeren mij dus niet.

Wat me wel verontrust is het volgende: de opkomstplicht verhoogt dan wel de representativiteit van het kiezersbestand, maar de opkomstplicht doet niets of weinig aan de representativiteit van onze politiek bestel. We hebben tot vandaag opkomstplicht gehad en de situatie is bedroevend: we zien bij de samenstelling van zowel nationale (parlementen) als lokale (gemeenteraden en provincies) raden dezelfde weinig representatieve trends, zoals de oververtegenwoordiging van hoger opgeleiden, oudere generaties, en bepaalde beroepen, evenals de ondervertegenwoordiging van jongeren, vrouwen in leidinggevende rollen, en etnische minderheden. In de Europese instellingen zijn er gelijkaardige trends te zien.

Dit hoeft theoretisch niet erg te zijn, maar dat is het in de praktijk wel omdat er weinig momenten of structuren zijn die de burger een kans geven om voortdurend mee te wegen op beslissingen. Representatie van de eigen groep in deze instellingen wordt daardoor cruciaal. Daarom hebben vrouwen zo lang gevochten voor quota. Ondanks het feit dat vrouwen stemrecht hebben, vechten ze al jaren om aanwezig te zijn in de machtsorganen. Ze voelen zich niet of amper vertegenwoordigd door mannen. [5]

Stemmen is niet voldoende. Kunnen wegen op het beleid is cruciaal. En dat doe je niet of amper door om de vijf of zes jaren te stemmen. Geef toe: je hebt door te stemmen amper invloed op het beleid. Onze democratie wordt niet democratischer door een opkomstplicht. Er zullen andere maatregelen moeten getroffen worden om onze democratie meer democratischer te maken. Dat concludeert ook een Nederlands rapport naar aanleiding van de lage opkomst bij de gemeenteraadsverkiezingen. Wie de opkomst wil bevorderen, moet de democratie versterken. Een hogere opkomst zou daarbij niet het doel moeten zijn. ‘Fixeer je niet op een getal, maar op de achterliggende problemen, zoals een gebrek aan vertrouwen in de politiek.’ [6]


Opkomstplicht verhoogt de betrokkenheid

    Volgens vele commentatoren en onderzoekers zouden burgers meer betrokken geraken bij de politiek door te gaan stemmen bij verkiezingen. Professor Sinardet bijvoorbeeld stelt in Knack dat de opkomstplicht mensen stimuleert om zich met politiek bezig te houden, al van jongs af aan. Dit heet het spill-over-effect van de opkomstplicht. Als het waar is dat verkiezingen de betrokkenheid verhogen, is dit een argument voor de opkomstplicht.

De betrokkenheid van de burger is sowieso klein, opkomstplicht of niet. Uit een onderzoek van de Vlaamse overheid blijkt dat ruim een derde van de inwoners van het Vlaamse Gewest van 18 jaar en ouder te kennen gaf in het najaar van 2023 aan politiek te participeren (36%). Het gaat om personen die in het jaar voorafgaand aan de bevraging minstens 1 politieke activiteit hebben gedaan uit een lijst van 10 mogelijke politieke activiteiten. (gepubliceerd op 15 maart 2024). Een petitie tekenen was in 2023 de politieke activiteit die het vaakst werd gedaan (18%). Uiteraard, zo kan je -misschien- wegen op het beleid. Daarna volgen het verzamelen van informatie over plannen of beslissingen van de overheid (16%) en een politieke mening posten of delen op sociale media (8%). Hooggeschoolden (42%) zijn duidelijk vaker politiek actief dan midden- en laaggeschoolden (32% en 27%).

Er is echter weinig empirisch onderzoek naar de vermeende spill-over-effecten van opkomstplicht op andere vormen van politieke participatie. Volgens een beperkt Belgisch onderzoek [7] neemt het vertrouwen in de politiek toe door te gaan stemmen, onafhankelijk van het resultaat van de partij waarop men gestemd heeft. Dit is een voorbeeld van de procedural fairness theory. Democratie gaat voor een deel over processen en procedures. Mensen zijn eerder bereid om de uitkomsten van beslissingen te accepteren, zelfs als die voor hen nadelig zijn. De ultieme voorwaarde hiertoe is dat ze vinden dat de procedure die werd gevolgd eerlijk en transparant was.
Voor de volledigheid: dit effect is vooral aanwezig bij de zelfzekere kiezers en, ten tweede, verkiezingen lijken te zorgen voor een korte ‘piek’ in vertrouwen eerder dan een structureel langdurig effect: “Deze paneldata laten echter zien dat deze stabiliteit wordt bereikt door een cyclische beweging: een duidelijke groei onmiddellijk na de verkiezingen, gevolgd door een langzame erosie gedurende de beleidscyclus.” Het spill-over-effect blijkt beperkt in omvang en in tijd.


Blijkbaar zijn de gevolgen van de opkomstplicht beperkt tot opkomst.


Een Nederlands onderzoek met participatie in twintig gevestigde democratieën bevestigt dat stemplicht inderdaad de opkomst verhoogt (sic). Volgens dit onderzoek kunnen echter geen positieve of negatieve spill-over-effecten voor andere vormen van politieke participatie worden vastgesteld. Blijkbaar zijn de gevolgen van de opkomstplicht beperkt tot opkomst. En als er wel al effecten te zien zijn, wijzen ze eerder – hoe beperkt ook – in de tegenovergestelde richting: opkomstplicht leidt tot een verlaagde betrokkenheid. “Enerzijds zouden door een opkomstplicht meer burgers in aanraking komen met de politiek en aldus verleid worden er (meer) over na te denken, te discussiëren en te participeren. Anderzijds zouden politieke partijen door de opkomstplicht meer hun best doen om mogelijk onwillige burgers te voeden met kennis. Tegenover dit rooskleurige beeld formuleerden wij een heel andere verwachting, namelijk dat een opkomstplicht burgers eerder frustreert dan stimuleert. Omdat dwang en sancties slechte prikkels en motiverende factoren zijn, zullen burgers - wellicht zelfs ook burgers die vrijwillig aan verkiezingen deelnemen - juist afstand nemen van de politiek die hen dwingt zich op de dag der verkiezingen in het stemlokaal te melden.” [8]

De stelling dat opkomstplicht de betrokkenheid verhoogt heeft nog een tweede probleem: wat betekent betrokkenheid en hoe verhoudt deze zich tot de opkomst? Een lage opkomst betekent nog niet een lage betrokkenheid. Mensen kunnen verplicht worden om aanwezig te zijn zonder daadwerkelijk betrokken te zijn bij de inhoud of het proces. Of mensen kunnen afwezig blijven als politieke daad, de zogenaamde ‘foertstem’.
In een eerdere bijdrage, Het handelend dier, schreef ik dat de lakmoesproef voor democratie de vraag is of onze structuren, instellingen, processen… plaats geven aan het moreel vermogen van elke burger. Kortom, of de burgers betrokken (kunnen) raken bij het politieke proces. Ik volgde de Franse politieke filosoof Claude Lefort (1924-2010) wanneer hij stelt dat deelname aan de politieke actie niet cruciaal is voor participatie.

Mensen verplichten om aanwezig te zijn in het stemlokaal is een non-event voor de betrokkenheid van de burgers.


Lefort ziet participatie veel ruimer dan meedoen aan verkiezingen, aan referenda, aan politieke debatten, meestappen in een betoging of posten op sociale media. “Participatie in de letterlijke betekenis wil volgens mij zeggen dat burgers het gevoel hebben dat het politieke spel hen aangaat; dat zij dus niet het gevoel hebben passief op maatregelen te moeten wachten die hun welgezind zijn, maar dat er in het politieke debat rekening met hen wordt gehouden.” Voor Lefort vooronderstelt dit “in de eerste plaats dat de meeste mensen het vermogen bezitten de motieven of drijfveren van de handelswijze van de politieke actoren voor te stellen.” Het morele vermogen van elke burger vormt het uitgangspunt. Dit vermogen kan je niet opzijschuiven. Niemand ontkomt aan de morele vraag ‘Wat is goed? Wat is kwaad? Wat te doen?’. Dit impliceert een permanente uitnodiging aan iedereen om samen met de anderen de gemeenschap op te bouwen. Voor politici betekent dit de plicht om nadrukkelijk te zorgen dat iedereen kan participeren. Participeren in de hier geschetste betekenis. Mensen verplichten om aanwezig te zijn in het stemlokaal is een non-event voor de betrokkenheid van de burgers.

Voor alle duidelijkheid: het is inderdaad van belang om te onderzoeken waarom mensen niet gaan stemmen. De burger kan afstand nemen van zijn stem om verschillende redenen (afkeer, geen goesting, niet weten op wie te stemmen, het regent …). Maar niet gaan stemmen is niet automatisch een bewijs van het verzuim van de politieke plicht.
Door niet te gaan stemmen neemt de burger mijns inziens nog deel aan de verkiezingen. Namelijk: de burger mandateert de eigen kiesstem aan hen die wel gaan stemmen: “Ik leg me neer bij wat de kiezers, de stemmers beslissen.” Hij geeft als het ware een volmacht aan zij die wel gaan stemmen. Dat is wat de niet-kiezende burger doet. Dit mandateringsprincipe is een belangrijk fundament van open en vrije verkiezingen en referenda, en tegen het opleggen van wettelijke drempels bij verkiezingen en referenda.

Opkomstplicht is dus niet cruciaal voor onze democratie. Er zijn echter andere systeemfactoren waar we volledig fout gaan en waarmee we kiezers/burgers frustreren: niet kunnen stemmen op twee lijsten, geen bindende referenda, de 5%-kiesdrempel, geen nationale kieskring, … Allemaal punten die de zelfrepresentatie van de burger in de weg staan. Allemaal punten die meer dan de opkomstplicht invloed hebben op de betrokkenheid van de burgers. Ik heb over dit al toegelicht in een eerdere bijdrage: Democratie voor onze tijd: zelfrepresentatie. En we komen in volgende bijdragen op deze punten terug.
Ik wil nog een voorbeeld geven van een systeemfactor dat nader onderzoek vergt: de fusies van gemeenten. Spijtig genoeg gaat het de verkeerde kant op. In Vlaanderen is het streven om op termijn het aantal gemeenten te verminderen tot ongeveer 150 à 200. Dit aantal is gebaseerd op de idee dat gemeenten met een bevolking van minimaal 15.000 à 20.000 inwoners efficiënter en bestuurlijk sterker kunnen opereren.


Meer ‘bestuurskracht’ en ‘efficiëntie’ (fusies) leidt tot minder ‘burgerkracht’ en minder burgerbetrokkenheid.


De Vlaamse Vereniging van Steden en Gemeenten(vvsg) heeft het bij het rechte eind als het zijn twijfels uit bij vele fusies en stelt: “Kleine gemeenten, groot in nabijheid en aanspreekbaarheid”. Studies wijzen inderdaad uit dat naarmate de omvang van het lokaal bestuur (de gemeente) groter wordt de (lokale) politieke participatie afneemt. Een omvang van ongeveer tienduizend inwoners lijkt voor veel vormen van politieke participatie een optimale omvang van het lokaal bestuur te zijn. [9]
Uit datzelfde onderzoek blijkt ook dat “dat de vermeende kostenbesparingen door gemeentelijke opschaling niet gehaald worden” en het concludeert terecht dat “men vraagtekens (kan) plaatsen bij de wenselijkheid van het (verder) opschalen van gemeenten.”
We zijn in Vlaanderen net het tegenovergestelde aan het doen. Onze politici kiezen voor meer ‘bestuurskracht’ en ‘efficiëntie’, maar dat heeft minder ‘burgerkracht’ en minder burgerbetrokkenheid tot gevolg. En het kan er cynisch aan toe gaan. Zo spraken de Borsbekenaren zich in een volksraadpleging (september 2023) uit tegen een fusie met Antwerpen: 77% stemden ‘neen’. Ondanks deze overtuigende meerderheid namen op 18 december de gemeenteraden van gemeente Borsbeek en stad Antwerpen de uiteindelijke beslissing om te fuseren [10].
En dan maar klagen over het dalend vertrouwen en de lage opkomst bij de verkiezingen.


Geheimhouding

    Een van de meest dwaze argumenten voor het behoud van de opkomstplicht is de geheimhouding: als we de opkomstplicht niet behouden, dan is de stemming niet langer geheim. Als je niet gaat stemmen, weet de andere immers voor wie je niet hebt gestemd.

Wijlen prof. Etienne Vermeersch hield op zijn blog een pleidooi voor de opkomstplicht door te wijzen op het feit dat de stemming geheim moet zijn: “[…] Immers, zodra men weet dat iemand niet is gaan stemmen, weet men automatisch ook voor wie hij niet gestemd heeft, en dat doet afbreuk aan het geheim.” […] “Alleen een algemene opkomstplicht garandeert volledig geheime verkiezingen; en alleen dit geheim garandeert een volledig vrije keuze.” Ik heb toch echt de indruk dat Vermeersch dit vlug bij een glaasje wijn heeft geschreven.

Het geheim van de stemming is het recht van elke burger om zijn of haar stem uit te brengen, met volle behoud van de privacy, dus zonder dat anderen te weten kunnen komen op wie hij of zij heeft gestemd. Het uitvoeren van dit recht op geheimhouding is een opdracht voor de overheid die de verkiezingen organiseert. Een individuele stem blijft geheim, zolang de kiezer dat wil. Maar de kiezer zelf heeft geen geheimhoudingsplicht. Niemand kan mij verbieden om te vertellen voor wie ik niet of wel heb gestemd. Als een kiezer niet gaat stemmen, dan weet deze kiezer zelf wel dat het niet-stemmen geen geheim is.

Niemand kan mij verbieden om te vertellen voor wie ik niet of wel heb gestemd.

Er zijn vele kennissen van mij die zich luidop afvragen of ze wel zullen gaan stemmen of ronduit verklaren: “ik ga niet stemmen”, meestal zetten ze daar kracht bij door iets te zeggen in de trend van: “met al hun gezever”. Een kiezer mag zijn of haar keuze verklappen als hij of zij dat wil. Exitpolls en volmachten zijn gebaseerd op deze vrijheid.

En de kiezer kan altijd opteren om zijn niet-stemmen geheim te houden door toch naar het stemhokje te gaan en blanco of ongeldig te stemmen. [11]

Kortom, het afschaffen van de opkomstplicht is op zich geen schending van het geheim van de stemming. Er zijn echter andere ontwikkelingen die wel een stap zetten in de richting van schending van het stemgeheim en die we nauwgezet in de gaten dienen te houden. Twee voorbeelden:

  1. Bij binnenlandse zaken loopt een onderzoek om thuis online te kunnen stemmen. Thuis on-line stemmen verhoogt de kans op sociale druk omdat het anonimiserende stemhokje niet meer bestaat. De studie geeft alleszins al een aantal interessante pistes. Ik kom hier nog op terug.
  2. Het tweede voorbeeld is al realiteit. De indeling van kiezers gebeurt in Vlaanderen voortaan op basis van herkenbare geografische deelgebieden, stemafdelingen. Met andere woorden, kiezers die bij elkaar in de buurt wonen, stemmen in hetzelfde stembureau (vroeger was dat gebaseerd op de alfabetische volgorde van de familienamen). Het college van burgemeester en schepenen beslist autonoom over het aantal kiezers per stemafdeling. Er zijn geen wettelijke minima en maxima van toepassing. Je zult maar wonen in een geografisch gebied dat 100% voor dezelfde partij heeft gestemd.


Bij wijze van afsluiting

Een democratie is ondenkbaar zonder de participatie van de burgers. Participatie wordt dan klassiek gezien als: gaan stemmen om de vijf en zes jaar. Dit wordt blijkbaar zo belangrijk gevonden dat tot nu toe alle burger-kiezers verplicht worden om naar het stemlokaal te begeven. Bij de volgende gemeenteverkiezingen wordt de opkomstplicht afgeschaft. Dit zal een gestage daling van het aantal stemmers tot gevolg hebben. Dit heeft volgens de pleitbezorgers van de opkomstplicht nefaste gevolgen op de representativiteit van de verkiezingen, het activeren van de politieke betrokkenheid, de geheimhouding van de stemming …

Dat het aantal stemmers daalt is logisch, maar daardoor is onze democratie niet in gevaar. Opkomstpercentages zijn geen juiste barometer voor de politieke of maatschappelijke betrokkenheid van mensen of als graadmeter van de democratie. De opkomstplicht verbetert niet het democratisch karakter van ons politiek bestel. Het enige gevolg van de opkomstplicht is een hogere opkomst.

De kwaliteit van een democratie is af te meten aan de mate waarin burgers zichzelf kunnen representeren. Burgers willen niet zozeer gehoord worden maar vooral (politieke) invloed kunnen uitoefenen. En zoals we stelden zijn er weinig momenten of structuren die de burger de kans geven om mee te wegen op beslissingen. Eens om de zoveel jaren onze vertegenwoordigers kunnen kiezen die voor de volgende jaren in onze plaats zullen beslissen, is een aanfluiting van deze zelfrepresentatie. De lokale en federale verkiezingen zijn daarenboven dikwijls thematisch getint. Welke thema’s komen nog op onze weg de volgende vijf of zes jaren? Niemand die het weet. Het wordt tijd om een echte democratische cultuur te installeren, die burgers de kans geeft (institutioneel en principieel) op voortdurende basis mee de agenda te bepalen en te wegen op beleidsbeslissingen. De discussie voor of tegen de opkomstplicht is eigenlijk naast de kwestie.

Om het als een boutade te stellen: Ik kan me vinden voor het behoud van de opkomstplicht op voorwaarde dat België ook een direct-democratische cultuur installeert (onder meer bindende referenda op burgerinitiatief).


Nog even dit

[1] Zie: X., “Opkomst bij de verkiezingen in Nederland”, in AlleCijfers.nl

[2] Zie hierover ook het onderzoek “Stemplicht en absenteïsme in een multi-level perspectief”, in: De kiezer ontcijferd: Over stemgedrag en stemmotivaties, 2015, LannooCampus, p 168-184

“Onze analyses tonen dat bij afschaffing van de opkomstplicht de politiek minder actieven en politiek minder geïnteresseerden minder zouden gaan stemmen. […] De maatschappelijke zwaksten, die al weinig deelnemen aan de politiek, zouden hierdoor niet meer deelnemen aan aanduiding van hun bestuurders. De stemplicht heeft dus een belangrijk positief effect op het inclusieve karakter van de vertegenwoordigende democratie in België.”

[3] Bart Engelen, “Een dam tegen het leeglopen van de democratie: Pleidooi voor het behoud van de opkomstplicht.”, in: Ethiek en Maatschappij, 8(2), 49-63.

[4] Freija Vandevenne, Gevolgen voor de Belgische bevolking bij het afschaffen van de opkomstplicht: verkiezingsonderzoek Partirep Election Study van 2009 & 2014, Universiteit Gent. Faculteit Economie en Bedrijfskunde, Master of Science in de bestuurskunde en het publiek management, 2020. Full text.

[5] Zie hierover mijn reeks Democratie en Quota.

Zie ook: Ulbig, Stacey, ‘Voice is not enough’, in: Public opinion quarterly, 2008/3, p. 523-539.
Mensen een stem geven in de politiek is geen universele remedie voor een kwakkelende democratie. Een stem waarvan men denkt dat die geen invloed heeft, kan schadelijker zijn dan helemaal geen stem te hebben.

[6] X., De lokale niet-stemmer. Rapport met een analyse van de lage opkomst bij de gemeenteraadsverkiezingen in maart 2022, Rijksoverheid, 2022. Het rapport vind je hier.

[7] Dieter Stiers en Marc Hooghe, “De invloed van verkiezingen op politiek vertrouwen. Een analyse van een verkiezingspanel in België, 2009-2014”, in: Res Publica, 2016-3, 293-316.

[8] Tom van der Meer en Jan van Deth, “Opkomstplicht: stimulans of frustratie? Een landenvergelijkende studie naar de gevolgen van opkomstplicht op politieke participatie”, in: Res Publica, 2010-1, 73-93.

[9] Zie hierover Pepijn van Houwelingen, “Politieke participatie en de omvang van het lokaal bestuur”, in: Bestuurswetenschappen, 2015 (69) 1, p. 47-65.

De auteur haalt ook andere studies aan waaruit blijkt dat de uitgaven per inwoner met de gemeenteomvang eerder te stijgen dan te dalen, schaalvoordelen beperkt zijn en de verwachte kostenbesparing vaak uitblijft, ook op langere termijn (p. 61-62).

In een recente studie (2023) zijn de effecten van de gemeentelijke fusies op het maatschappelijk middenveld en de burgers niet eenduidig, maar wordt toch eerder als positief ingeschat.
Steunpunt Bestuurlijke Vernieuwing Effecten van gemeentelijke fusies in internationaal perspectief. Literatuurstudie, november 2023.

[10] Van de ruim 9.000 stemgerechtigden brachten welgeteld 3.215 inwoners hun stem uit. Een opkomst van 35%, ruim boven de limiet van 20% om van een geldige volksraadpleging te spreken. De uitslag was duidelijk: 2.481 mensen (77%) stemden ‘NEE’. De ‘JA’-stemmers bleven beperkt tot 623 Borsbekenaren. 97 mensen stemden ongeldig, 5 vinkten de optie ‘blanco’ aan. Zie: X, “Borsbeek verwerpt fusie met Antwerpen massaal: “Een overduidelijk signaal”, in: Het Nieuwsblad, 24 september 2023.

[11] Overigens heeft het niet gaan stemmen of het blanco stemmen wel gevolgen. Bij de federale en regionale verkiezingen heeft dit gevolgen voor de financiering van de politieke partijen. Deze krijgen bijna 5 euro per geldige stem uitgebracht op hun lijst. Blanco of ongeldig stemmen vermindert dus de financiering van de politieke partijen. Blanco stemmen kan dus ook een uiting zijn van politieke participatie.

Bij de parlementsverkiezingen van 2024 waren er 8.368.029 stemgerechtigden. Daarvan legden er 7.401.483 een stembiljet neer. 6.984.906 daarvan waren geldig; 415.356 waren blanco en 1.221 ongeldige. Blanco-stemmen worden (net als de ongeldige stemmen) volledig genegeerd bij de verdeling van de zetels. Dit blanco-stemmen is de bestaansreden van de Lijst Blanco bij de parlementaire verkiezingen. “Hoewel [blanco-stemmers] dat niet altijd bedoelen, geven kiezers door blanco te stemmen (de facto) aan dat ze het eens zijn met de keuzes van alle anderen. Bij het stemmen voor een niet-toegewezen zetel gaat de stem niet verloren of naar een andere partij. De stem telt voor een niet-toegewezen zetel, een zetel waar niemand anders in kan gaan zetelen. Die keuze wordt op die manier een hele legislatuur zichtbaar in het parlement.”
Bij de verkiezingen van 2024 kreeg de lijst Blanco 75.683 stemmen of 1,08% van het totaal. Daarmee waren ze de grootste van de ‘nieuwe’ partijen. Ze scoorden iets minder dan Défi (1,20%).