IN 1999 RAADDE DIRK LAUWAERT ons de Bisson-tentoonstelling aan in de Bibliothèque Nationale de France (Parijs). Het werd een ware revelatie.
De fotografen-broers Louis-Auguste (1814–1876) en August-Rosalie Bisson (1826–1900) trokken in de 50er en 60er jaren van de 19de eeuw de aandacht van de Europese beau-monde met hun grote, adembenemende foto’s van de Alpen, die ze waren beginnen te maken in opdracht van een geoloog. Het werd voor hen een obsessie. Ik toon twee boeiende foto’s:
De eerste foto werd gemaakt tijdens een beklimming van de Mont Blanc. De expeditie stond onder leiding van Napoleon III, om de terugkeer van Savoye naar Frankrijk te vieren. De tweede foto is van een eerdere expeditie.
Fotografie riep toen iets op iets wat de andere kunsten niet waar konden maken.
Zo schreef de essayist Theodore Gauthier in 1869: “Geen dichterlijke beschrijving, zelfs niet de lyriek van Lord Byron […], kan een idee geven van dit wonderbaarlijke schouwspel […]. De kleuren van de schilder, als een schilder zo hoog zou gaan, zouden bevriezen op het palet. Nou, wat noch de schrijver noch de artiest kon, heeft de fotografie zojuist gedaan. […] Kunst gaat niet hoger dan de vegetatie.”.
Om verschillende redenen beklijven deze foto nog steeds, net zoals de meeste van hun alpenfoto’s.
1. Er is uiteraard de esthetische reden. Het zijn prachtige foto’s –zeker 'La crevasse‘–, met veel details, een warme toon en met oog voor de opbouw.
2. Ten tweede: ze vertellen iets over de mens in de wereld. Hun foto's– zeker die van Les séracs des Bossons met het vogelperspectief en de kleine “figures in a landscape” (Losey)— belichamen het streven van de mens om de natuur te overwinnen. Echter, ze plaats ons ook in “het hart van de werkelijkheid” (Walter Benjamin): we zijn ‘geen rijk binnen een rijk’ (Spinoza). Wij, –klimmers, fotograaf, kijkers– maken kwetsbaar en onherroepelijk deel uit van een groter geheel, van datgene wat we willen overwinnen.
3. Mijn bewondering kent –ook en vooral– nog een ander reden: telkens als ik deze foto’s bekijk, denk ik aan het heroïsche van dergelijke fotografische onderneming.
Fotograferen op grote hoogte bij temperaturen onder het vriespunt was in de 19de eeuw geen sinecure.
Bisson gebruikt het natte-collodiumprocéde. Hij sleurt glasplaten van 30 op 50 cm naar boven, die kraaknet moeten worden gehouden.
Op de plaats waar hij de foto wil nemen, zet hij dan een tent op als donkere kamer. Daarin coat hij eerst de glasplaten met collodium, waarna hij de platen lichtgevoelig maakt met een zilverzoutoplossing.
Onmiddellijk brengt hij de plaat aan in de camera. De foto moest immers genomen worden terwijl de platen nog nat zijn. Ze hebben overigens een manier uitgedokterd om de tent en de camera te verwarmen.
Om te eindigen ontwikkelt, fixeert en wast hij de foto, ook in de donkere kamer.
En dat allemaal op grote, vriezende hoogte, geplaagd door misselijkheid en duizeligheid.
Gelukkig is Bisson niet alleen. Een ervaren gids en vijfentwintig dragers brachten hem en zijn materiaal naar boven.
Het resultaat zijn negatieven die nadien in contact afgedrukt worden als albumine drukken.
Deze heroïek bepaalt mee hun aantrekkingskracht.
De Bissons gingen in 1863 failliet. De markt voor hun grote, dure foto’s was beperkt. Ze pasten niet in het ideaal van de Grand Tour. Mensen wensten vooral foto’s te bezitten van de plaatsen waar ze zijn geweest.
<< Gianni Berengo Guardin, Venezia in vaporetto << | >> Hugh Arnold, Thread
Nog even dit
De toelichting bij mijn ‘fotoboek’ vind je in Kijken naar foto’s.
Bibliothèque nationale de France / Museum Folkwang, Les frères Bisson photographes. De flêche en cime 1840-1870, Paris, Essen, 1999, 2-7177-2074-X