Voor Joep Paemen, peter van Het Verzet.
WE HEBBEN HET al geschreven: “In welke tijd en plaats we ook leven, er zullen altijd problemen zijn die ons (bevattings)vermogen overstijgen. En toch, ondanks dat beklemmende feit, toch heb je het gevoel dat je iets moet of wilt doen.” [1]. De hamvraag is: ‘Wat kan ik doen?’.
Voor vele auteurs blijkt deze vraag over het individuele niveau moeilijk te beantwoorden. Er wordt enorm veel geschreven over wat er misloopt in de samenleving, de politiek, de bedrijven, … en wat we daar zouden moeten ondernemen. Wat we zelf in de privésfeer kunnen doen, wordt minder uitgesproken behandeld. Dat is begrijpelijk. Immers, het eigenbelang opzij schuiven ten voordele van het belang van de ander is enorm moeilijk en “wordt pas gegarandeerd als de structuren mij hierbij niet tegenwerken maar mij integendeel helpen. Uit zichzelf gaat het ‘ik’ dat moeilijk doen. ‘Ik’ is geen engel. Instituties zijn nodig om ‘ik’ te helpen. Zo kan de basis worden gelegd voor arbeid dat als economisch zinvol kan worden beschouwd: arbeiden voor het vervullen van de behoeften van de medemens. Hier heeft zowel de samenleving (overheid) als de samenwerkende groep mensen een rol.” En dus kijken we vooral naar de samenleving, de overheid, de bedrijven … kortom we zoeken naar manieren waarop we structuur aanbrengen in de ontmoeting tussen ik en wij. Maar het individu kan zelf, op het eigen niveau, ook tot actie overgaan.
Ben ik goed bezig?
De eerste vraag die ik aan mezelf kan stellen, is of ik goed bezig ben. Dat betekent het eigen gedrag evalueren en dat is supermoeilijk. Een mogelijke weg is me te plaatsen binnen het grotere geheel. En dat kan ik doen aan de hand van de donuteconomie van Kate Raworth. Dit is een economisch model dat economische welvaart meet door te kijken naar de realisatie van een sociaal fundament zonder het overschrijden van ecologische plafonds. (zie hierover Moeder, waarom werken wij? 4. De vriendelijke samenleving.). Hoe staat het met het toepassen van de donuteconomie?
LANDEN
Een studie uit 2022 wees uit dat geen enkel land momenteel ‘binnen de donut leeft’. In bijna alle landen zijn ingrijpende veranderingen nodig om de sociale basis te beschermen en om te voorkomen dat de planetaire grenzen worden overschreden.[2] Ook de Europese Commissie doet enkele schuchtere stapjes [3].
STEDEN en REGIO’S
Een beperkt aantal steden en regio’s zetten kleine stappen om de principes van de donuteconomie toe te passen op het stedelijk niveau. Zie bijvoorbeeld Brussel of Amsterdam [4].
IK
Het basisniveau ben ikzelf. Hoe zit het met mijn eigen leven? Leef ik ‘binnen de donut’? Uiteraard niet, dat weet ik. Maar hoe erg is het? Een interessante hulp om dit in kaart te brengen werd aangereikt door The Cambridge Doughnut Economics Action Group (CamDEAG). Binnen deze werkgroep werd een sjabloon ontwikkeld om een donutportret te maken op het persoonlijke niveau en het niveau van het individuele huishouden [5].
Ik heb geprobeerd mijn persoonlijke donut in te vullen. Dit verliep niet van een leien dakje, het was niet altijd duidelijk wat er werd bedoeld. Daardoor heb ik het onvolledig ingevuld. Maar het onvolledige resultaat zegt al voldoende: ik ben niet goed bezig. Ik heb nog veel werk aan de winkel. M. zou zeggen: Why am I not surprised?
Is het mijn plicht iets te doen?
In een eerdere bijdrage haalde ik het begrip ‘plicht’ boven. Het ging over een, meestal te veroveren, innerlijke drang om handelingen te verrichten die anderen in nood helpen en die binnen jouw mogelijkheden liggen.
Goethe bijvoorbeeld riep ons op om te handelen vanuit inzicht: “Het is niet genoeg te weten, men moet ook toepassen. Het is niet genoeg te willen, men moet ook doen. — Es ist nicht genug zu wissen - man muss auch anwenden. Es ist nicht genug zu wollen - man muss auch tun.” Goethe gebruikt hier het werkwoord ‘muss’ en niet ‘soll’. 'Sollen' is een verplichting die iemand anders oplegt. Het gaat om de wil van iemand anders. De leerkracht die zegt: “Du sollst sofort herkommen!” ‘Mussen’ daarentegen staat voor ‘horen te doen’. Het willen doen gaat uit van jezelf. Simone Weil sprak over ‘devoirs’ en niet ‘obligations’. Peter Singer sprak over ‘duty’ en niet ‘obligation’. Niemand kan ons deze plicht opleggen. Alleen de intrinsieke motivatie werkt heilzaam. Het is onze morele plicht om anderen effectief te helpen. Zoals het onze morele plicht (devoirs, duty) is om voor onze kinderen te zorgen.
De laatste jaren werd een hele beweging opgebouwd die de meest dringende problemen in de wereld definieert, vervolgens op zoek gaat naar oplossingen die ‘het meest waar voor hun geld geven’, om dan de verworven inzichten in de praktijk om te zetten. Peter Singer gebruikt hiervoor de term ‘Effectief altruïsme’ [6]. Effectieve altruïsten bekommeren zich genoeg om het welzijn van anderen om het eigen leven op zinvolle wijze te veranderen. Ze doneren bijvoorbeeld aan hulporganisaties of geven bloed, stamcellen, beenmerg of een nier aan een onbekende [7]. En ze doen dit omdat het een plicht is. Dat is het altruïstische aspect. Aan deze giften en acties verbinden de effectieve altruïsten voorwaarden . Ze willen niet zomaar iets goed doen. Hun altruïsme moet zo effectief mogelijk zijn: het maximale nut (impact) behalen met de beschikbare middelen.
Hun acties zijn altijd gebaseerd op bewijsmateriaal en logica, in plaats van op wat goed voelt of intuïtief aantrekkelijk lijkt. Het gaat dus over de kosten en baten van het altruïsme. Utilitarisme dus. Daarom is het voor Peter Singer veel nuttiger (in de utilitaristische zin) als onze altruïstische inspanningen worden gebruikt om de armste mensen ter wereld te helpen, en dat betekent mensen buiten de welvarende landen [8].
Ik heb heel wat bedenkingen bij de effectieve altruïsten [9], maar het advies van Peter Singer aan hen die anderen willen helpen, kan ik alleen maar onderschrijven:
- Ontdek hoe je het meeste goed kunt doen in de wereld (impact).
- Doe het!
Het is dus een soort drieluik: inzicht verwerven, kiezen en handelen. [10]
Terreinen voor actie
Als je altruïstisch bent, zet je je in voor anderen, zonder het doel er zelf baat bij te hebben. Matthieu Ricard, de biochemicus die Boeddhistisch monnik werd, ziet in zijn magistraal boek Altruïsme compassie als basis voor de bekommernis om levens van anderen te redden of te verbeteren [11]. Je schiet in actie omdat je vindt dat aan de andere recht moet worden gedaan. Je voelt dat aan als je plicht, je devoir, je duty.
Omdat het over de basisvoorwaarden gaat voor het menselijk bestaan, heeft altruïsme betrekking op rechtvaardigheid en dus op de drie integriteiten die bij ieder mens moeten worden gerespecteerd om mens te kunnen zijn: [12]
- de lichamelijke integriteit: recht op voeding, drank, woonst, gezondheidszorg … Geen doodstraf, geen lijfstraffen of folteringen, geen armoede, geen sweatshops, geen milieuvervuiling …
- de geestelijke integriteit: vrijheid van denken, vrijheid van meningsvorming, vrijheid van godsdienst, recht op onderwijs, recht op cultuur, persvrijheid …
- de integriteit van de ontmoeting: recht op beweging, vrijheid van meningsuiting, recht op vereniging en vergadering, recht op politieke partijen of bewegingen, recht om als vrije en soeverein denkende individuen tegenover elkaar te kunnen staan …
Acties in het economische veld richten zich in de eerste plaats op de lichamelijke integriteit van anderen, maar zijn uiteraard ‘als door een spinnenweb' verbonden met de andere integriteiten.
Het cynisme gepareerd
Voor we verder gaan even een kleine parenthesis over het altruïsme en egoïsme. Geen van beiden is goed of slecht. Altruïstische daden afdoen als ‘uiteindelijk egoïstisch’ is een ondermijning van de begrippen goed en kwaad. Alles hangt af van de context en het motief. “Het omslagpunt tussen altruïsme en egoïsme staat (…) in verband met de aard van onze motivatie. Onze motivatie, het uiteindelijke doel dat we nastreven, kleurt onze daden en bepaalt of ze altruïstisch of egoïstisch zijn.”[13]. In een economische context is werken voor de nood van de andere de basis om een gezonde economie te realiseren. Economie heeft een sociale, dienende doel “…het bevredigen van de basisbehoeftes en zo een goed leven mogelijk maken voor ieder van ons.” Dit uitgangspunt neemt dus radicaal oppositie in tegen het egoïsme, het eigenbelang als drijfveer voor ons economisch handelen.
Twee actielijnen
Alvorens te doneren is er dus werk aan de winkel. Het emotionele aspect vormt een belangrijk element in de keuze, maar wil je dat jouw giften echt impact hebben, dan spendeer je best wat tijd voor onderzoek. En weet: door op voorhand inzicht te verwerven zal de impact van een gift sterk vergroten.
Ik zie twee lijnen waarop ik kan werken. Indirect en direct voor de andere. De sterretjes (*) waarderen mijn schuchtere inspanningen op een schaal van vijf.
1. DE INDIRECTE LIJN
De eerste lijn bestaat uit acties die beperkt zijn tot de individuele sfeer en waarvan de resultaten de andere indirect bereiken. Voorbeelden:
- Beperk de eigen consumptie zodat wat je niet neemt ter beschikking komt van de andere. Enkele lukrake, kleine mogelijkheden die je zo kan toepassen:
- Koop minder spullen **
- Koop per stuk wat je nodig hebt en niet in verpakkingen die toch altijd te veel producten bevatten*
- Geef spullen weg die je niet gebruikt ***
- Eet zoveel mogelijk plantaardig****
- Verminder het gebruik van verpakkingen**
- Recycleer en herstel*
- …
In actie schieten is niet altijd makkelijk. Het zal meestal schuren. Een welbepaald doel voor ogen hebben, helpt. Een triviaal voorbeeld: Ik had in een van mijn eerste bijdragen aangekondigd dat ik mijn Fusion5-scheermesjes van Gillette ging wisselen voor het oude veiligheidsscheermes (safety rasor) omdat dit mesje veel milieuvriendelijker is (geen plastic). Een nieuwe gewoonte opbouwen is echter moeilijk. Scheren met een veiligheidsmesje moet je leren. Dat vraagt een tijdje volharding. Zeker als ik vind dat mijn oud Fusion5-mesje beter scheert. De verleiding was groot om terug te keren naar mijn vertrouwde Gillette. Na ettelijke kleine wondjes en wat YouTube-lessen is het me gelukt om het nieuwe scheren te bemeesteren. Dat ik heb volgehouden, heeft alles van doen met het feit dat ik wilde bijdragen aan minder plastic. Ik heb dat ettelijke keren tegen mezelf gezegd.
En dit gaat gewoon over zoiets doms als scheren. Hoe moeilijk is het dan niet als het over meer complexe of fundamentelere acties zou gaan.
2. DE DIRECTE LIJN
Ik kan ook daden doen waarmee ik de andere rechtstreeks bereik, waarmee je rechtstreeks aan de andere schenkt. Enkel lukrake voorbeelden.
- Samen met enkele buurtbewoners nagaan of er kinderen in jouw buurt zijn die zonder boterhammen naar de school gaan. Zorg voor hun boterhammen.
- Word vrijwilliger, bijvoorbeeld: buddy in de palliatieve zorg (Kom op tegen Kanker) of voor geesteszorg (buddywerking Vlaanderen)
- Doneer een nier aan een onbekende (zie Flair of UZLeuven)
- Een bepaald percentage van je inkomen wegschenken aan een ‘juist’ doel. **
- …
Wat dit laatste betreft: een goede richtlijn: doneer 10% van je netto-inkomen (na belastingen). Op de website van Giving what we can is er een boeiende calculator die jouw inkomen plaatst tegenover het inkomen van de rest van de wereld en ook welke impact jouw giften kunnen hebben.
In actie schieten
Aan welk doel schenk ik? Volgens het onderzoek van Giving what we can hanteer je het best volgende vuistregels om de impact van jouw giften te optimaliseren:
1. Eerst kies je het DOMEIN waarin je wenst te schenken?
- Armoedebestrijding
- Dieren
- Gezondheid
- Jongeren
- Kankeronderzoek
- Kinderen
- Kunst & cultuur
- Mensenrechten
- Mentale gezondheid
- Migratie & integratie
- Milieu & Natuur
- Onderwijs
- Onderzoek
- Ontwikkelingssamenwerking
- Opleiding & tewerkstelling
- Ouderen
- Ouders & kind
- Personen met beperking
- Vrouwen
- Welzijn
- …
Vul deze lijst aan volgens jouw eigen voorkeur. Peter Singer vindt overigens dat je niet moet twijfelen: armoedebestrijding is het enige domein dat echt telt, en dan nog in de derde wereld. Daarin hebben we het meeste impact. [14]
2. Kies dan een waardevol FONDS of LIEFDADIGHEIDSINSTELLING die aan ‘jouw’ goede doel werkt. Indicatoren van organisaties die de moeite waard zijn, zijn onder andere:
- ze bouwen op feiten en cijfers niet op emoties
- kosteneffectiviteit
- transparantie: ze zijn open over de organisatie en ze hebben duidelijke en praktische manieren om vooruitgang te boeken en op te volgen
- ze kunnen extra giften aan (zie GiveWell over dit thema)
- een duidelijke en sterke staat van dienst
- grootschalig: ze hebben een aanzienlijke impact op veel levens
- onderbelicht: ze hebben nog steeds meer financiering en steun nodig
Giving what we can raadt over het algemeen aan om te doneren aan fondsen die worden beheerd door experts in plaats van aan liefdadigheidsinstellingen. Fondsen kunnen makkelijker je gift toewijzen waar en wanneer die het meest nodig is. De KoningBoudewijnstichting kan hier een goede start zijn.
3. Kies een EFFICIËNTE manier om te doneren.
Geef EEN GROTE SOM. Een grote som aan één instelling geven is beter dan dezelfde som in kleinere sommen te verdelen over meerdere instellingen. Uit onderzoek blijkt immers dat je bij een grote som snel geneigd bent om beter onderzoek te doen dan bij kleinere sommen. Resultaat: je vergroot de impact van je gift.
Doe een eenmalige gift of maak een terugkerende gift.
Je kan ook kiezen om rechtstreeks geld te sturen naar de armste huishoudens ter wereld bijvoorbeeld met behulp van organisaties zoals de Belgische Stichting INclusion of GiveDirectly. [15]
4. Vraag aan je werkgever om je gift te verdubbelen. 🙂
**********
Verzet
Verzet begint niet met grote woorden
maar met kleine daden
zoals storm met zacht geritsel in de tuin
of de kat die de kolder in zijn kop krijgt
zoals brede rivieren
met een kleine bron
verscholen in het woud
zoals een vuurzee
met dezelfde lucifer
die een sigaret aansteekt
zoals liefde met een blik
een aanraking iets dat je opvalt in een stem
jezelf een vraag stellen
daarmee begint verzet
en dan die vraag aan een ander stellen
Remco Campert, 1970 [16]
**********
Bereid je voor
In een interview stelde Matthieu Ricard: ‘Je kunt een kantelpunt bereiken, wanneer een kritische massa van gelijkgestemde individuen opeens samen zegt: ‘Zó zouden we ons moeten gedragen’. Hij zegt niet : ‘zo gedragen we ons’, maar zegt het voorwaardelijk. Dat is interessant. Dat houdt een oproep in om me ook in mijn denken nu al voor te bereiden op de ommekeer. Dit houdt onder meer in:
- Ik maak een lijst van mijn eigen consumpties, aankopen, … en duid aan welke mijn echte biologische noden zijn
- Ik stel vragen en spreek me uit. Ik doe dat binnen de organisatie waar ik werk, bij de fabrikant van de producten die ik koop, bij de politiek, thuis en in mijn directe omgeving. Ik laat me horen en oefen mijn invloed uit. *** [17]
- Ik onderzoek één van de vertrouwde huishoudproducten op zijn oorsprong, prijsvorming, arbeidsvoorwaarden, kwaliteit van het product, … Ik bevraag de producent. En pas mijn koopgedrag eventueel aan. *
- Ik probeer het inzicht te verwerven (begrijpen) dat werken ten behoeve van de ander beter is voor het geheel, dus ook voor mezelf. Het eigenbelang vloeit voort uit het algemeen belang. ****
- Ik steun initiatieven die proberen structureel de uitbuiting van de andere te voorkomen, ongedaan te maken …. ook door me hierover uit te spreken. ****
- Ik vraag aan mijn kinderen en hun generatiegenoten welke maatregelen ze gaarne zouden zien om de transitie naar een nieuwe economie voor hen te vergemakkelijken en aan te moedigen. Ik neem hiervan punten over in mijn discours. **** (zie 7. De transitie)
- …
Wie durft er het altruïsme aan?
“Altruïsme aandurven” is de uitdagende titel die Matthieu Ricard gaf aan de conclusie van zijn boek Altruïsme [18]. Hij start met een prachtig citaat van de filosoof Seneca: ‘Het is niet zo dat we niet durven omdat het allemaal zo moeilijk is. Het is allemaal moeilijk omdat we niet durven.” Ik versta dat. Ik heb ook watervrees. (zie over mijn eigen falen en gevoel van onmacht: Moeder, waarom werken wij? 1. De discrepantie). De grote fundamentele verandering ligt volgens Ricard in het opbouwen van onze samenleving rond het altruïsme.
Om dit te verwezenlijken moeten we altruïsme op het individuele niveau cultiveren, want daar begint alles. Kleine stapjes zetten, zoals overschakelen naar veiligheidsscheermesjes, een weloverwogen schenking doen, me uitspreken … helpt bij het langzaam groeien van het inzicht. Omdat een gezond economisch proces enkel kan worden voortgebracht op basis van het bewustzijn, is dergelijke mentale voorbereiding, hoe triviaal ze ook lijkt, absoluut cruciaal. Zo bereid ik mezelf en eventueel mijn omgeving voor op een aanstaande transitie naar de nieuwe economie.
Richard roept op om altruïsme te bevorderen op het niveau van de samenleving, instituties, onderwijs …. Volgens mij wordt dit een aartsmoeilijke opdracht die enorme tegenstand zal kennen. Terecht eindigt Richard met de nadruk op samenwerking. Hij roept op tot een ‘coalitie van de welwillenden’ (nvpv: mijn bewoording) om altruïsme te bevorderen en te bundelen. ‘Alleen samenwerking kan de mensheid verlossen’, citeert hij de wiskundige Bertrand Russell. En ik voeg er aan toe: het juiste kompas voor samenwerking is de nood van de andere.
In het laatste deel, een soort van naschrift, bekijken we dit ‘aandurven van het altruïsme‘: Moeder, waarom werken wij? 7. De transitie.
Nog even dit
De hier vermelde boeken zijn te verkrijgen via Barbóék en de betere boekhandels. Op het einde van de reeks vind je ook een uitgebreide bronnenlijst.
[1] Zie hierover mijn bijdrage in Het Verzet: What will save the world?
[2] Andrew L. FANNING, Daniel W. O’NEILL, Jason HICKEL & Nicolas ROUX, “The social shortfall and ecological overshoot of nations ”, in: Nature Sustainability, januari 2022, 26-36. De volledige tekst van het onderzoek kan online gratis worden aangevraagd via ResearchGate.
[3] Zie: ‘A compass towards 2030’ van ZOE. Institute for future-fit economies en deze zoom-discussie.
[4] Zie ook: Doughnut Economics Action Lab, Cities & Regions
[5] Zie: Zoe Gilbertson, ‘The Big Personal Doughnut Debate‘, in: CambridgeDoughnut, 2021. Het sjabloon kan je downloaden via de Doughnut Economics Action Lab. Ik kom later terug op de persoonlijke donut. Ik ben bezig het sjabloon te vertalen en aan te passen.
[6] Peter SINGER, Effectief altruïsme, 2015 (2017), Lemniscaat, 9789047709442. Voor de beweging zie Effective Altruism.
[7] Peter SINGER, idem, p. 85
[8] Peter SINGER, idem, p. 122 ev.
[9] Voor een journalistiek tegenwoord: Zeeshan Aleem, “How Sam Bankman-Fried's fall exposes the perils of effective altruism”, in: MSNBC, 3 dec. 2022.
Voor een filosofisch tegenwoord: Alice CRARY, Against 'Effective altruism’, in: Radical Philosophy, summer 2021, pp. 33–43
[10] Voor een korte inleiding: Maarten BOUDRY, “Bezint eer ge doneert. Liefdadigheid vraagt behalve een hart vooral koele berekening”, in: Zeno, De Morgen, 5 november 2016. Verscheen ook onder dezelfde titel op de website van Boudry zelf.
[11] Matthieu RICARD, Altruïsme. De kracht van compassie, 2015, Ten Have, 9789025903909. Zie pag. 43 e.v. en p. 74 e.v. Zie ook over het altruïstische gemeenschappen bij rampen: Rebecca SOLNIT, A Paradise Built in Hell. The Extraordinary Communities That Arise in Disaster, Penguin Books, 2010, 9780143118077.
[12] Ik gaf deze essentiële integriteiten de naam ‘initia’. Dit betekent zoiets als beginsel. Zie hierover mijn bijdrage Over mensenrechten, Het Verzet, 6-12-2019
[13] Matthieu RICARD, idem, p. 164
[14] Domeinen zijn gebaseerd op de onderverdeling van Goodgift. De cadeaubon voor élk goed doel.
Het belang van impact is ook terug te vinden bij The Copenhagen Consensus Center, opgericht door Bjorn Lomborg. Het focust op effectiviteit van de oplossingen voor de belangrijkste globale uitdagingen. Het boek dat ik boeiend vond was: Bjorn LOMBORG (ed.), Prioritizing Development. A Cost Benefit Analysis of the United Nations' Sustainable Development Goals, Cambridge UP, 2018, 9781108244176. Zeer à la Singer vindt hij dat er problemen zijn die met grotere impact kunnen bestreden worden dan klimaatopwarming en dat deze keuze vor de andere problemen uiteindelijk een positieve impact zal hebben op het klimaat.
[15] Het idee van de directe schenkingen is gebaseerd op onder meer het onderzoekswerk van Esther Duflo en Abjhijit Banerjee.
[16] Fragment (deel 2) uit: Remco CAMPERT, ‘Iemand stelt de vraag’: Betere Tijden, De Bezige Bij, 1970. De volledige tekst op Poëzie-leestafel.
[17] Dit punt is gebaseerd op: Rolf HEYNEN, Het kan dus wel , Alfabet, 2022, 9789021340234, p. 156
[18] Matthieu RICARD, idem, p. 744 e.v.